Rake sportobservaties doorspekt met (droge) humor
Dat Wilfried de Jong een grote liefde voor sport heeft en er ook niet voor terugschrikt om daar zijn mening over te geven, komt ook in Souplesse weer naar voren. In duidelijke taal neemt hij het op voor sporters, maar tegelijkertijd laat hij het zonder ook maar een onvertogen woord in zijn mond te nemen, kraakhelder weten als hij zich aan iemand of iets dood ergert. Hierdoor lukt het hem om iedereen in zijn waarde te laten maar de boodschap wel zonder dat daar een misverstand over kan bestaan over te brengen.
In Souplesse zijn zowel columns, die De Jong eerder voor NRC Handelsblad schreef als verhalen, die hij schreef voor Santos, gebundeld. Speciaal voor Souplesse schreef hij twee nieuwe verhalen. De columns geven een mooie samenvatting van sportieve hoogte- en dieptepunten in de periode augustus 2017 tot en met mei 2019. Sportieve prestaties die je al bijna weer vergeten was, maar door het lezen van de columns zorgen voor een ‘Oh ja’-moment. Daarnaast kijkt hij in verschillende columns terug op zijn eigen jeugd. Hoewel zijn sporthart het meest klopt voor wielrennen en zijn ‘cluppie’ Feyenoord, zijn ook tennis, Formule 1, zwemmen en schaatsen aan hem besteed. Hij observeert en verwerkt zijn bevindingen met soms een scherpe pen, soms met compassie en over het algemeen doorspekt met de nodige (droge) humor in bijna poëtisch geschreven teksten. En om de loftrompet nog maar even verder te steken: in de beperking van het aantal woorden van een column is hij ijzersterk. Elke zin is raak zonder dat zijn beeldende schrijfstijl daaronder te lijden heeft. In de langere, meer beschrijvende verhalen overheerst de melancholie en komt dit allemaal iets minder tot zijn recht. Voor de afwisseling prettig om te lezen, maar zijn sterkte ligt in de korte teksten.
Het is een boekje dat je niet zonder glimlach op je gezicht kunt lezen. Bijvoorbeeld zijn handleiding in ‘Wat te doen na een eigen doelpunt’. Als je een beetje bekend met voetbal bent, heb je alle acties die hij beschrijft wel op het voetbalveld voorbij zien komen. Ook de manier van doen en het taalgebruik van de shorttrack ‘meiden’ beschrijft hij in ‘Fokkin’vet, Suzanne Schulting’ zodanig dat je het helemaal voor je ziet:
‘Waar mannen, eh jongens, elkaar een klap op de schouders geven duiken deze shorttracksters na een wedstrijd in elkaars lijven en is nauwelijks nog te zien van wie het been of de arm is. Wat je ziet is een kluwen van meiden.’
Aan de andere kant slaagt hij er ook in om je te raken, bijvoorbeeld met zijn column ‘Over Paulien, Edith en de steak’ waarin hij beelden terugkijkt van Holland Sport met daarin de veel te jong overleden schaatsster Paulien van Deutekom geregisseerd door zijn eveneens kort daarvoor overleden regisseur en vriendin Edith Ruijg. Hetzelfde kan gezegd worden over ‘Roerloos naast de casseien’ over wielrenners die een valpartij niet overleven. En zo valt er over iedere column en elk verhaal wel iets te zeggen: het raakt je, het heeft humor, het slaat de spijker op zijn kop maar bovenal is het heerlijk leesvoer voor sportliefhebbers. Maar ook als volkomen nitwit op het gebied van sport, zal je van zijn schrijfstijl en taalgebruik smullen.
Reageer op deze recensie