Mooi sentiment in kille wurggreep
Volwassenen die het puberbrein bestuderen zullen zelden zo dichtbij de werkelijkheid komen als in Philip Huffs boek Dagen van gras. In zeven hoofdstukken omlijst met een pro- en een epiloog heeft Huff een geschiedenis opgetekend van een puberende jongen die opgroeit met psychische problemen. Het boek is in 2009 uitgekomen bij de Bezige Bij en is het debuut van de jonge schrijver.
Dagen van gras vertelt het ontroerende verhaal van Ben van Deventer die in een ongedefinieerde tijd – in elk geval van voor de mobiele telefoon, maar na de compact disc – opgroeit in het oosten van het land. De volwassenen om hem heen zijn allen op hun eigen manier behept met nare ervaringen en moeizame relaties, waardoor alleen zijn schakende opa er echt helemaal voor hem is. Als hij op dertienjarige leeftijd dit enige baken van ouderlijk gezag zomaar verliest, "Toen viel mijn grootvader voorover. Hij deed niet eens zijn best zichzelf op te vangen", heeft hij alleen nog maar zijn beste vriend die hem echt begrijpt. Samen leiden ze het leven het liefst in elkaars gezelschap en blowen er lustig op los. Ze vinden elkaar in de muziek en lyrics van The Beatles.
Ik knikte met mijn hoofd mee op de maat en luisterde naar de harmoniezang van McCartney en Lennon; die twee stemmen die geïsoleerd waren van de muziek en er toch een onderdeel van uitmaakten. Zo voelde ik mij ook: afgesneden van de wereld maar er toch een onderdeel van. Wat ik miste, was een tweede stem.
Het verhaal begint wanneer Ben na een psychotische aanval terugblikt op zijn jeugd. Huff heeft het taalgebruik vernuftig vereenzelvigd met de leeftijd waarover verteld wordt, zodat de lezer achtereenvolgens meeleeft met een jongen van 8, een jongen van 13 en een jongen van 17.
Man, mijn grootvader had het talent mij alles duidelijk te maken. Echt alles. Het klopte gewoon, wat hij zei, als je begrijpt wat ik bedoel. Ik snapte het in ieder geval allemaal.
De heldere en ogenschijnlijk simpele toon van Huff staat haaks op de complexiteit van de compositie van het verhaal. Met trefzekere, korte zinnen haalt hij de zekerheid van de lezer onderuit door personages op te voeren die er in meer of mindere mate niet voor hem lijken te zijn. Zo schrijft de hoofdpersoon vanuit zijn eerste opname in een psychiatrische kliniek aan zijn vader het volgende: "Een aantal weken geleden werd ik door de slang op een zaterdagmorgen op een doordeweekse tijd gewekt en in de auto van de zondeval gezet, zo het paradijs uit." En zo vergaat het de lezer ook. Waar de schrijver de lezer in het begin meeneemt in een verhaal waarin de meest cynische lezer niet anders dan sentiment en compassie voor de hoofdpersoon kan voelen, wordt de lezer gaandeweg op het verkeerde been gezet doordat het verhaal steeds vanuit een nauwer perspectief gepresenteerd wordt, totdat twijfel en onzekerheid het van elkaar overnemen. Echter, de auteur had daar iets meer uit kunnen halen: er is in het verhaal geen moment waarop alles samenkomt, het is veeleer een motregen van losse aspecten en feiten die de lezer kan deduceren uit het gegeven. Juist daar had Huff iets meer tijd en ruimte kunnen inzetten om die motregen als een slagregen neer te laten komen. Nu blijft het einde wat besluiteloos, te meer door het feit dat er er in de laatste pagina’s gauw even een verklaring van de titel gegeven wordt die weliswaar mooi, maar weinig bevredigend is.
Philip Huff heeft hoe dan ook met zijn debuut een betoverend mooie geschiedenis beschreven vanuit de ogen van een getroebleerde jongen. De lezer wordt meegezogen in een luchtig en lief verhaal dat hem later in de wurggreep houdt van menselijke onbeholpenheid en het bewustzijn daarvan.
Reageer op deze recensie