De hel van Passendale
Een maand op het land is de eerste Nederlandse vertaling van een roman van J.L. Carr (1912-1994). Het is dan ook het boek waar hij veel bekendheid mee heeft verworven, niet in de laatste plaats doordat hij er de Guardian Fiction Prize mee heeft gewonnen en in datzelfde jaar van uitgave (1980) ook nog eens genomineerd is voor de prestigieuze Booker Prize.
Het is 1920, in Engeland: we kijken door de ogen van Tom Berkin, die vanuit het front van de Eerste Wereldoorlog in het kleine dorpje Oxgodby terecht is gekomen en in dit boek terugkijkt op die tijd. Hij komt net getraumatiseerd uit de hel van Passendale, de plek waar tijdens de Eerste Wereldoorlog tienduizenden soldaten zijn gesneuveld. Zijn taak in Oxgodby is het restaureren van een Middeleeuwse muurschildering in een Anglicaanse kerk, terwijl hij zelf bezig is zijn oorlogstrauma te verwerken. In het dorp komt hij een aantal interessante mensen tegen met wie hij, zoals het de echte Engelsen betaamt, vele kopjes thee drinkt. Onder hen is de andere oorlogsveteraan Moon, die als opdracht heeft een graf te zoeken rondom de kerk. Langzaamaan krijg je als lezer steeds meer te weten over Berkin en voel je hoe de lange uren in de kerk, gecombineerd met de gesprekken met de omwonenden, ervoor zorgen dat hij vrede krijgt met zijn verleden.
Deze novelle is een pareltje. Door subtiele hints als de zenuwtrek van Berkin en de granaatscherf in het been van Moon kom je als oplettende lezer te weten dat ze oorlogsveteranen zijn en in Oxgodby bijkomen. Door het zo op te schrijven laat Carr je voelen hoe verschrikkelijk de oorlog moet zijn geweest, maar hij blijft daarin heel luchtig en op sommige momenten zelfs grappig.
Ondanks het feit dat je door de ogen van een oudere Berkin kijkt, heeft Carr niet geprobeerd om in het begin van het verhaal dingen weg te laten. Dat maakt dat de schrijfstijl niet gekunsteld aandoet en het prettig leesbaar is. Wel is het daardoor zo dat Berkin ook aan zaken denkt die je als lezer nog niet kunt weten, die verwijzingen begrijp je pas later. Een grappig voorbeeld hiervan zit helemaal in het begin van het verhaal, wanneer de stationschef tegen Berkin in zijn lange, zwarte jas zegt: ‘Ik hoop dat er iets onder zit’. Als lezer denk je dat hij een grapje maakt, maar Berkin denkt daarna: ‘Hij scheen te weten waarvoor ik kwam’. Pas later snap je dat het geen seksueel getinte grap was, maar dat het ging over de muurschildering die Berkin onder het witte pleister vandaan moet halen, waarvan nog niet zeker is of die er eigenlijk wel is.
Het boek is niet spannend, ook geen meeslepend drama, maar het is net zo rustig en plattelands als de titel al doet vermoeden. Na de hel van Passendale is een maand op het land precies wat Berkin nodig heeft. Het is een boek dat zich er bij uitstek voor leent om meerdere keren gelezen te worden en in al zijn rust een echte aanrader is.
Reageer op deze recensie