Ont-schepping
Axel Borg, hoofdpersoon in de nieuwste roman van Atte Jongstra, reist naar een dunbevolkt Deens eiland om in alle rust aan het grote Werk te beginnen waarmee hij zijn oude dag veilig kan stellen. Hij neemt zijn intrek in een voormalige gevangenis en hoopt dat er iets ontregeld raakt, zodat hij kan schrijven over hoe de dingen uit het lood vallen. Daartoe observeert hij de omgeving en maakt notities. Daarnaast zoekt hij inspiratie in een uitgebreide roman van Gontsjarov over verveling, Het ravijn.
Hij is niet de enige vreemdeling op het eiland: er is een Hollandse crimineel ondergedoken uit angst voor liquidatie en er is een Franse doktersvrouw op zoek naar avontuur, die maar al te graag zijn muze wil zijn. Ook is er een pijp rokende rechercheur des vaderlands die beroemd wil worden om de oplossing van het perfecte misdrijf, maar op non-actief is gesteld, omdat hij het niet zo nauw neemt met de bewijsvoering. Ook deze Vilhelm observeert alles en iedereen op het eiland; hij wil de misdaad onder eigen ogen zien ontstaan: “Een perfecte misdaad moet worden uitgevoerd als een kunstwerk, naadloos, zonder zicht op de dader (…) Als politieman ontschep je de schepping. Je kunt het herscheppen noemen. Maar dan zeg ik: ik leg de lat nog hoger. Ook in het recherchewerk kun je Schepper zijn.”
De wens wordt de vader van de gedachte, want er zijn nog meer ingrediënten op het eiland aanwezig voor een ouderwetse misdaadroman, zoals een ex-crimineel die gemakkelijk te verleiden is, een schipper die clandestien in barnsteen handelt en een visser die de door mosterdgas aangetaste vis verkoopt. Wanneer de laatste twee personages op een lijk in zee stuiten, gaat het balletje rollen en komt de commissaris in actie. Maar is er wel sprake van een misdaad en is dit wel een misdaadroman? We hebben hier namelijk te maken met een postmoderne roman waarin de schrijver duidelijk laat merken dat hij het is die aan de touwtjes trekt en wanneer het hem uitkomt, een personage uit het verhaal laat verdwijnen. “De wereld is een speeltoneel, dacht hij, maar de een na de andere acteur vindt de dood. Wat heb ik nog over?"
De godvrezende hellingbaas ziet de apocalyps naderen en verdwijnt op zee. De plaatselijke prediker zegt: “Nooit kunnen we de zee vertrouwen. Zij is de voortzetting van de chaos, altijd rusteloos (…) Het is de ruïne van de zondvloed (…) De zee is een raadsel. En onze wereld, het eiland waarop wij leven, is een wrakke schuit die water maakt en op zinken staat.”
Zelf zegt Axel in een lezing: “Alsof er een ontscheppend woord is uitgesproken en er een voor een lamp wordt uitgedraaid”.
De vorst breekt uit, hij vindt een lieve vrouw en vertrekt met haar naar een ander eiland, in het zuiden van Europa. Zijn roman lijkt niet meer zo belangrijk. De liefde wacht. En opnieuw wordt de lezer op een ander spoor gebracht.
Hoewel er hele korte hoofdstukjes zijn, voorzien van titels zoals in een 19e-eeuwse avonturenroman en er telkens opnieuw spanning wordt gewekt, is Aan open zee doorspekt met moeilijke woorden, citaten uit de bijbel en andere literaire werken, encyclopedische kennis, symbolische details en verwijzingen naar andere literaire werken of nieuwsfeitjes zoals de zaak Holleeder, de politieke dreiging vanuit Rusland en de ’tsunami’ aan vluchtelingen die over zee Europa binnenkomen. Hierdoor word je gedwongen om langzaam te lezen, maar ook op afstand gehouden en daardoor verlies je betrokkenheid; je wordt niet geraakt.
De schrijver in het verhaal lijkt verdacht veel op de verteller en er worden ironische knipogen gemaakt die de onbevangen lezer wellicht niet zal herkennen, maar de goede verstaander wel. Al met al zou je kunnen zeggen dat deze roman vooral de lezer ontregelt, zoals de traditie van het postmodernisme voorschrijft. Het motto luidt niet voor niets: 'De werkelijkheid is een keuze'.
Reageer op deze recensie