Lezersrecensie
Onderkoelde passie
De nieuwste roman van Coetzee is dunner dan zijn eerdere romans, eenvoudig te lezen door de korte alinea’s met veel witregels, maar voelt een beetje onwennig door de afstandelijke stijl. Pas langzamerhand geeft het zich gewonnen en precies hetzelfde geldt voor de relatie tussen de personages.
Beatriz is een representatieve vrouw, recht en statig, een beetje vervreemd van haar echtgenoot. Zij ontvangt de Poolse pianist wanneer deze Spanje bezoekt om Chopin te spelen, maar is weinig enthousiast over de man en zijn sobere spel. Hij valt haar tegen: mager en droog lelijk zelfs met zijn wallen, lubberende en vlekkerige huid. Wanneer hij tot haar verbazing toenadering zoekt, houdt ze de boot af. Wat een aansteller, wat een oude clown…
Zelf is hij zich daar ook van bewust en zegt met de nodige zelfspot: “Ik ben de oude generatie. Ik ben geschiedenis. Ik hoor in een museum, in een vitrine.”
Toch neemt een mengeling van nieuwsgierigheid en medelijden geleidelijk de overhand. Ze nodigt hem uit voor een week in haar vakantiewoning en laat hem toe in haar bed. Daarna is het wat haar betreft afgelopen.
Jaren later echter krijgt ze bericht van zijn overlijden en blijkt er een bundel met gedichten op haar te wachten. Ze gaat naar Polen om de gedichten op te halen in een troosteloos appartement, maar ze kan ze niet lezen en zoekt een vertaler. Het kost haar enorm veel geld en de vertaalster is bepaald geen dichter, maar wanneer ze eenmaal de gedichten kan lezen, raakt ze pas echt geïntrigeerd door zijn woorden.
Zij was voor hem zijn Beatrice en hij schreef haar om zich als het ware voor te bereiden op het leven na de dood, in de volgende wereld: ‘een onmetelijke wachtkamer vol zielen die ronddolen in hun eenvormige pijen, naarstig op zoek naar hun wederhelft’.
Je vraagt je af wat Coetzee voor ogen heeft gehad met het schrijven van deze roman. In zijn licht spottende beschrijvingen van de pianist lijkt hij zelf door te schemeren. Is dit zijn zwanenzang, is ook hij zich aan het voorbereiden op een postuum bestaan?
Beatriz is een representatieve vrouw, recht en statig, een beetje vervreemd van haar echtgenoot. Zij ontvangt de Poolse pianist wanneer deze Spanje bezoekt om Chopin te spelen, maar is weinig enthousiast over de man en zijn sobere spel. Hij valt haar tegen: mager en droog lelijk zelfs met zijn wallen, lubberende en vlekkerige huid. Wanneer hij tot haar verbazing toenadering zoekt, houdt ze de boot af. Wat een aansteller, wat een oude clown…
Zelf is hij zich daar ook van bewust en zegt met de nodige zelfspot: “Ik ben de oude generatie. Ik ben geschiedenis. Ik hoor in een museum, in een vitrine.”
Toch neemt een mengeling van nieuwsgierigheid en medelijden geleidelijk de overhand. Ze nodigt hem uit voor een week in haar vakantiewoning en laat hem toe in haar bed. Daarna is het wat haar betreft afgelopen.
Jaren later echter krijgt ze bericht van zijn overlijden en blijkt er een bundel met gedichten op haar te wachten. Ze gaat naar Polen om de gedichten op te halen in een troosteloos appartement, maar ze kan ze niet lezen en zoekt een vertaler. Het kost haar enorm veel geld en de vertaalster is bepaald geen dichter, maar wanneer ze eenmaal de gedichten kan lezen, raakt ze pas echt geïntrigeerd door zijn woorden.
Zij was voor hem zijn Beatrice en hij schreef haar om zich als het ware voor te bereiden op het leven na de dood, in de volgende wereld: ‘een onmetelijke wachtkamer vol zielen die ronddolen in hun eenvormige pijen, naarstig op zoek naar hun wederhelft’.
Je vraagt je af wat Coetzee voor ogen heeft gehad met het schrijven van deze roman. In zijn licht spottende beschrijvingen van de pianist lijkt hij zelf door te schemeren. Is dit zijn zwanenzang, is ook hij zich aan het voorbereiden op een postuum bestaan?
2
Reageer op deze recensie