Lezersrecensie
Opa en oma. Twee woorden die je als een religie kunnen troosten, als een reuzenpijnboom.
"Misschien is er iemand die alles in de hand heeft, het lot, de tijd, het leven, het toeval, de dood. Misschien bestaan er deuren die opengaan in een nieuwe wereld, misschien is God niets meer dan fantastische literatuur en het leven niet puur gebonden aan de hartslag: de laatste ademhaling en dan neemt de leegte het over."
In deze roman blikt Jon Kalman Stefansson terug op zijn jeugd: als tienjarig jongetje op vakantie bij zijn opa en oma in Noorwegen. Hij gebruikt daarbij het kinderlijke perspectief van een fantasievolle jongen die in wonderen gelooft en samen met de buurjongens kwajongensstreken uithaalt, maar af en toe komt de volwassen schrijver ertussendoor met bespiegelende zinnen over dood en leven, twijfels over het bestaan van God en de tegenstelling tussen fantasie en wetenschap. Dat zijn poëtische zinnen zoals we van zijn eerdere romans gewend zijn. Ook de witte plekken in het boek, de korte hoofdstukken en fragmentarische opbouw doen vertrouwd aan. Toch sprak deze roman me iets minder aan en misschien ligt dat wel juist aan dat kinderlijke perspectief. Ik mis deze keer ook een bepaalde gedrevenheid.
De kleine Jon is dol op zijn hard werkende, nuchtere oma en zachtaardige, wijze opa die eens als zeeman en vrijbuiter over zee stierf, maar nu in toom gehouden wordt door zijn ordelijke en resolute vrouw. Een halfzus van Jon woont bij hen en is blijkbaar in de puberteit, want ze zegt niets en ligt almaar in haar schaarse bikini. Wanneer ze een tijdje afwezig is, ontdekt hij dat andere jongens haar sexy vinden en wordt hij in de verleiding gebracht om haar slipjes te verkopen. Zo zijn er meer streken die hij uithaalt met leeftijdgenoten uit de buurt. Tegelijkertijd is hij als de dood voor spinnen en vraagt hij zijn opa om advies wanneer hij in een stoere bui een spin heeft opgegeten, maar daarna nachtmerries heeft. Gelukkig weet opa raad.
Er is ook ene Helge, een wandelende encyclopedie die hem voortdurend colleges geeft en op alles wat Jon hem vertelt, zegt: “Ik weet het”.
“Een korte pauze en dan gaat hij verder met het onthullen van de mysteries met het scherpe mes van de logica, precies zoals je een ui pelt, hij schilt de wonderen af tot er niets overblijft behalve zijn blanke mes.”
Al met al vond ik deze roman iets minder sterk dan de vorige, maar voor de fans valt er nog genoeg te genieten van de filosofische, poëtische stijl en milde blik.
In deze roman blikt Jon Kalman Stefansson terug op zijn jeugd: als tienjarig jongetje op vakantie bij zijn opa en oma in Noorwegen. Hij gebruikt daarbij het kinderlijke perspectief van een fantasievolle jongen die in wonderen gelooft en samen met de buurjongens kwajongensstreken uithaalt, maar af en toe komt de volwassen schrijver ertussendoor met bespiegelende zinnen over dood en leven, twijfels over het bestaan van God en de tegenstelling tussen fantasie en wetenschap. Dat zijn poëtische zinnen zoals we van zijn eerdere romans gewend zijn. Ook de witte plekken in het boek, de korte hoofdstukken en fragmentarische opbouw doen vertrouwd aan. Toch sprak deze roman me iets minder aan en misschien ligt dat wel juist aan dat kinderlijke perspectief. Ik mis deze keer ook een bepaalde gedrevenheid.
De kleine Jon is dol op zijn hard werkende, nuchtere oma en zachtaardige, wijze opa die eens als zeeman en vrijbuiter over zee stierf, maar nu in toom gehouden wordt door zijn ordelijke en resolute vrouw. Een halfzus van Jon woont bij hen en is blijkbaar in de puberteit, want ze zegt niets en ligt almaar in haar schaarse bikini. Wanneer ze een tijdje afwezig is, ontdekt hij dat andere jongens haar sexy vinden en wordt hij in de verleiding gebracht om haar slipjes te verkopen. Zo zijn er meer streken die hij uithaalt met leeftijdgenoten uit de buurt. Tegelijkertijd is hij als de dood voor spinnen en vraagt hij zijn opa om advies wanneer hij in een stoere bui een spin heeft opgegeten, maar daarna nachtmerries heeft. Gelukkig weet opa raad.
Er is ook ene Helge, een wandelende encyclopedie die hem voortdurend colleges geeft en op alles wat Jon hem vertelt, zegt: “Ik weet het”.
“Een korte pauze en dan gaat hij verder met het onthullen van de mysteries met het scherpe mes van de logica, precies zoals je een ui pelt, hij schilt de wonderen af tot er niets overblijft behalve zijn blanke mes.”
Al met al vond ik deze roman iets minder sterk dan de vorige, maar voor de fans valt er nog genoeg te genieten van de filosofische, poëtische stijl en milde blik.
1
Reageer op deze recensie