Hebban recensie
Betoverd
“Ongrijpbaar rijst het ijspaleis boven hen op, heeft macht, verdwijnt met zijn toppen in het donker en de winterwind. Het lijkt klaar om eeuwig te blijven staan - maar dat is schijn, de tijd is misleidend kort, als op een dag het water komt, stort het in."
Wie in Noorwegen komt, raakt geïmponeerd door de alomtegenwoordige natuur: de fjorden en majestueuze bergen die de mens tot zwijgen stemmen; het heldere licht in de zomer en het grimmige duister van najaar en winter. De melancholie is nooit ver weg in het werk van Noorse kunstenaars als Ibsen, Fosse, Grieg en Munch. In Het ijspaleis, dat dit jaar opnieuw in het Nederlands vertaald is, beschrijft Tarjei Vesaas (1879-1970) op prachtige wijze het gekraak van ijs, het vallen van sneeuw en het smelten in de lente.
Sis is een populair meisje van elf jaar dat geïntrigeerd is door een nieuwelinge in haar klas: de schuwe Unn, die zich afzijdig houdt van de groep. Er is sprake van een onmiskenbare aantrekkingskracht tussen beide meisjes en wanneer Unn eindelijk toenadering zoekt, gaat Sis gretig en vol gespannen verwachting op haar uitnodiging in. Het wordt een bijzondere, maar ook verwarrende ontmoeting, waarbij iets in de lucht blijft hangen wat niet wordt uitgesproken:
"Vier ogen vol flitsen en stralen onder hun wimpers. De hele spiegel gevuld. Vragen die opkomen en zich weer verbergen. Ik weet het niet: flitsen en stralen, flitsen van jou naar mij, van mij naar jou, en van mij naar jou alleen - in de spiegel en weer terug, en geen enkel antwoord op wat dit is, geen enkele verklaring."
De volgende ochtend besluit Unn niet naar school te gaan, maar naar een bevroren waterval die haar fascineert en verleidt om nader te verkennen:
"Unn keek in een sprookjeswereld van kleine torenspitsen, gewelfde daken, berijpte koepels, zachte bogen en verward kantwerk. Alles was ijs, en het water spetterde erdoorheen en bouwde gestaag verder."
Wanneer men ontdekt dat ze die dag noch op school noch thuis is geweest, wordt er een grootscheepse zoekactie op touw gezet, waarbij ook de zoekenden 's nachts betoverd raken door het ijspaleis, maar geen ingang kunnen vinden. Sis is er de hele nacht bij en wordt daarna ziek, ijlt en ziet waanbeelden. Ze wil Unn trouw blijven, maar zet zich met deze belofte zo vast, dat ze zichzelf dreigt te verliezen.
Het is een bijzondere, poëtische novelle: subtiel van stijl, zo zintuiglijk geschreven dat je het ijs hoort kraken, een vogel langs hoort scheren en de mysterieuze wereld van ijs en water voor je gaat zien of op zijn minst aanvoelt. Indrukwekkend is ook de respectvolle wijze waarop de kinderen en volwassenen met elkaar omgaan; hoe Sis ontzien wordt en telkens op het juiste moment met de juiste woorden wordt aangemoedigd om een nieuwe stap te zetten. Het perspectief wisselt af en toe van de zij- naar de ik-vorm, waarbij de gedachten van de meisjes in onvolledige zinnen, zonder onderwerp, worden weergegeven als in een innerlijke monoloog. Net als in Vesaas' eerdere novelle De vogels, waarin de hoofdpersoon zwakbegaafd is, identificeer je je als lezer met de gedachtewereld van de twee meisjes.
Al eerder werd Het ijspaleis in het Nederlands vertaald bij uitgever Agathon, maar deze uitgave is nergens meer te vinden, vreemd genoeg. Deze vertaling door Marin Mars bij uitgeverij Lebowski is in elk geval erg mooi.
Wie in Noorwegen komt, raakt geïmponeerd door de alomtegenwoordige natuur: de fjorden en majestueuze bergen die de mens tot zwijgen stemmen; het heldere licht in de zomer en het grimmige duister van najaar en winter. De melancholie is nooit ver weg in het werk van Noorse kunstenaars als Ibsen, Fosse, Grieg en Munch. In Het ijspaleis, dat dit jaar opnieuw in het Nederlands vertaald is, beschrijft Tarjei Vesaas (1879-1970) op prachtige wijze het gekraak van ijs, het vallen van sneeuw en het smelten in de lente.
Sis is een populair meisje van elf jaar dat geïntrigeerd is door een nieuwelinge in haar klas: de schuwe Unn, die zich afzijdig houdt van de groep. Er is sprake van een onmiskenbare aantrekkingskracht tussen beide meisjes en wanneer Unn eindelijk toenadering zoekt, gaat Sis gretig en vol gespannen verwachting op haar uitnodiging in. Het wordt een bijzondere, maar ook verwarrende ontmoeting, waarbij iets in de lucht blijft hangen wat niet wordt uitgesproken:
"Vier ogen vol flitsen en stralen onder hun wimpers. De hele spiegel gevuld. Vragen die opkomen en zich weer verbergen. Ik weet het niet: flitsen en stralen, flitsen van jou naar mij, van mij naar jou, en van mij naar jou alleen - in de spiegel en weer terug, en geen enkel antwoord op wat dit is, geen enkele verklaring."
De volgende ochtend besluit Unn niet naar school te gaan, maar naar een bevroren waterval die haar fascineert en verleidt om nader te verkennen:
"Unn keek in een sprookjeswereld van kleine torenspitsen, gewelfde daken, berijpte koepels, zachte bogen en verward kantwerk. Alles was ijs, en het water spetterde erdoorheen en bouwde gestaag verder."
Wanneer men ontdekt dat ze die dag noch op school noch thuis is geweest, wordt er een grootscheepse zoekactie op touw gezet, waarbij ook de zoekenden 's nachts betoverd raken door het ijspaleis, maar geen ingang kunnen vinden. Sis is er de hele nacht bij en wordt daarna ziek, ijlt en ziet waanbeelden. Ze wil Unn trouw blijven, maar zet zich met deze belofte zo vast, dat ze zichzelf dreigt te verliezen.
Het is een bijzondere, poëtische novelle: subtiel van stijl, zo zintuiglijk geschreven dat je het ijs hoort kraken, een vogel langs hoort scheren en de mysterieuze wereld van ijs en water voor je gaat zien of op zijn minst aanvoelt. Indrukwekkend is ook de respectvolle wijze waarop de kinderen en volwassenen met elkaar omgaan; hoe Sis ontzien wordt en telkens op het juiste moment met de juiste woorden wordt aangemoedigd om een nieuwe stap te zetten. Het perspectief wisselt af en toe van de zij- naar de ik-vorm, waarbij de gedachten van de meisjes in onvolledige zinnen, zonder onderwerp, worden weergegeven als in een innerlijke monoloog. Net als in Vesaas' eerdere novelle De vogels, waarin de hoofdpersoon zwakbegaafd is, identificeer je je als lezer met de gedachtewereld van de twee meisjes.
Al eerder werd Het ijspaleis in het Nederlands vertaald bij uitgever Agathon, maar deze uitgave is nergens meer te vinden, vreemd genoeg. Deze vertaling door Marin Mars bij uitgeverij Lebowski is in elk geval erg mooi.
2
Reageer op deze recensie