Jullie leren mij de verkeerde dingen
"Zolang de zon nog niet is opgekomen, stelt de wereld me gerust. Er wordt niets van me verwacht. Zo was ik ook in mijn ei. Ooit. Het viel veel te vroeg in stukken. Moeder jaagt me elke ochtend tijdig uit mijn namaakei van dekens. De onderdelen van mijn lichaam worden een voor een wakker, elke ochtend in een andere volgorde. De organen die de kraan voor het spreken openzetten en moeten regelen, weigeren op dit tijdstip samen te werken. Dat geeft ergernissen aan de ontbijttafel. Vader zegt dat ik een ochtendhumeur heb. Moeder zegt dat ik zwart zie van ontevredenheid. Ik kan ze niet volgen, maar het werkt op mijn gemoed."
Het ‘scheve’ kind in de autobiografische roman van Yvon Né wordt door haar vader Sloompie of Chagrijntje genoemd. Ze heeft scoliose en er zit ook iets niet goed in haar hoofd, denken de ouders, want ze gaat laat staan, lopen en praten. Ze wordt overspoeld door beelden en lijkt niet goed geaard. We lezen de gevoelens en gedachten van een sensitief, dromerig meisje dat opgroeit bij nuchtere ouders.
Het meisje ziet schaduwen in huis, hoort murmelingen in haar hoofd en legt haar hoofd in het gras om ernaar te luisteren, maar kan niet goed woorden vinden om zich uit te drukken: “De woorden die een verhaal zouden moeten vormen, blijven onder het oppervlak, ze stromen weg voor ze een zin kunnen vormen. Er komt niets bovendrijven waaraan we houvast hebben.”
Vader is een dominante man met een oorlogsverleden in Nederlands-Indië. Dat is waarschijnlijk de schaduw die zijn dochter waarneemt. Hij houdt van concrete doelen en stappen op de weg daarnaartoe, maar zijn dochter laat zich niet zomaar kneden. Wanneer ze een fiets heeft gekregen en voor het eerst alleen de wereld infietst, lonkt de horizon, maar verliest ze zich zo in de roes van het zweven dat ze de gele auto niet ziet van waaruit ineens een deur opengaat. Zo maakt ze meer brokken. Ze heeft er moeite mee om haar gewaarwordingen te onderscheiden van de ‘gewone’ werkelijkheid. Daarvoor mist ze de gebruiksaanwijzingen. Thuis krijgt ze alleen maar verboden. Ze koestert de kleine ruimte die haar gegeven is, zolang anderen niet haar ruimte binnendringen. Wanneer ze een broertje krijgt, wordt de harmonie verstoord.
Buiten voelt ze zich vrij. Ze geniet van de zomers in Frankrijk: "Het hele meer, de hele lucht en de hete zon. Ik vul er even gemakkelijk mijn hart mee als dat ik alles eruit laat stromen, zodat het weer leeg is. Schoon. Mijn hart voelt zo vuil." Op een leeg papier en met kleurtjes kan ze naar buiten brengen wat in haar leeft.
Op school schrikt ze eerst van de regels: "Met een woord schiet juf mijn glimlach dood. Zo schieten jagers op dieren. Juf heeft ook een jachtvergunning. Ze drijft kinderen op richting les." Wel krijgt ze daar houvast, een doorlopend aanbod van feiten en gebruiksaanwijzingen. Ze is leergierig en verzamelt knipsels in een ringband waarvan ze haar persoonlijke encyclopedie maakt. Wanneer ze echter vertelt dat ze volgens de meester een mooie stem heeft en daar iets mee moet doen, zegt vader, die de maat der dingen is : ”Niemand zingt zo mooi als jouw vader” en broertje: "Jij zingt vals". Ze wordt opstandig, zegt op een dag: "Weet je, jullie leren mij de verkeerde dingen” en gooit een schaar in de richting van haar broertje wanneer die met zijn speelgoedauto over haar knipsels rijdt. Dan weten de ouders het niet meer.
Deze sensitieve roman bevat mooie beelden en originele gedachten. Het conflict wordt geloofwaardig en voelbaar beschreven. Het is niet gemakkelijk om mystieke ervaringen in woorden te vangen. Hier is dat voor een deel gelukt. Stilistisch is de roman niet sterk; er had nog flink geschaafd mogen worden aan de zinsbouw, opeenvolgingen van zinnen en interpunctie. Voor wie daar niet zwaar aan tilt en de thematiek herkent, is het de moeite waard om deze roman te lezen.
Reageer op deze recensie