Als ik dood ben, kom ik bij je spoken
Na eerdere romans over afhankelijkheid in relaties, al dan niet autobiografisch, heeft Connie Palmen met Jij zegt het een reconstructie gemaakt van de relatie tussen Ted Hughes en Sylvia Plath. Vanuit het perspectief van Hughes laat ze zien dat de werkelijkheid complexer en genuanceerder is dan de versimpelde versie die na Plaths zelfmoord door anderen de wereld in is geslingerd. Jarenlang is hij gedemoniseerd geweest door de militante vrouwenbeweging, die in Plath een icoon zag en haar tot martelares bestempelde. Vlak voor zijn dood besloot hij zijn eigen versie van hun liefde op te eisen en zich rekenschap te geven van zijn aandeel in deze noodlotstragedie.
In het VPRO-boekenprogramma vertelde Palmen dat ze haar gevoelens van verliefdheid op haar personage heeft geprojecteerd en dat is te merken. Met bevlogen pen laat ze hem terugblikken op de zeven jaar die hij met Plath heeft gedeeld. Hoewel je al weet hoe het afloopt, voel je je direct betrokken en lees je geboeid door om het proces van bewustwording te volgen. De passie spat van de bladzijden af.
Hun eerste ontmoeting begint met een beet van haar in zijn wang. "Briesend – van genot, van vreugde – rukte ik de rode haarband van haar hoofd, trok de zilveren oorringen van haar lellen, het liefst had ik haar jurk in flarden gescheurd, haar ontbloot van al die parafernalia van fatsoen, volgzaamheid en beschaving (…) En ik – de verliefde sjamaan – aanbad het breekbare, gewonde meisje, haar ware zelf, wilde doen wat de liefde van de minnaar eist (…) haar uit het omhulsel van onechtheid scheuren, haar zover krijgen dat ze haar eigen stem liet horen."
Binnen vier maanden trouwen ze en al spoedig hangen er onheilspellende voortekenen in de lucht. Ze is afgestudeerd op het dubbelgangermotief bij Dostojevski, heeft een obsessie voor de dood en heeft al eens een zelfmoordpoging ondernomen. Ze wil ‘sterven en herrijzen’, vertelt ze met zelfspot. "Let maar eens op, als ik dood ben, kom ik bij je spoken, net als Cathy". "Dan zal ik met je dansen", zegt hij zonder te beseffen hoe profetisch haar uitspraak zal blijken..
Aanvankelijk zijn ze vervuld van hun hartstochtelijke liefde en inspireren ze elkaar tot succesvolle gedichten. Maar zij is Amerikaanse: luidruchtig, aanstellerig, opdringerig, geëxalteerd en hij vindt Amerika te nieuw, te synthetisch. Hij mist de magie van het Engelse landschap en gaat zich steeds meer gevangen voelen, "dichtgesnoerd door de weerzin tegen een roestvrij stalen wereld van overvloed en onechtheid". Eerst heeft zij het gevoel opgesloten te zijn onder een stolp, terwijl daarbuiten een geniaal boek ongeduldig tegen de glazen wanden tikt, maar zij niet weet hoe ze erbij moet komen. Wanneer zij steeds meer ten prooi valt aan zenuwaanvallen, nachtmerries, jaloezie en achterdocht, verlatingsangst, huilbuien en zwijgoorlogen, ervaart hij zelf te zijn beland onder haar glazen stolp, vervreemd van zichzelf en snakkend naar adem. Als alle pogingen om haar van haar innerlijke tragedie te verlossen vruchteloos lijken en zich een minnares aandient, gaat het mis. Ze besluiten uit elkaar te gaan en even lijkt het alsof ze allebei bevrijd zijn, nu de glazen stolp is opgelicht. Plath vindt haar ware stem en schrijft haar beste gedichten, waarin ze hem zwart maakt, maar verliest ook haar greep op de werkelijkheid. De ironie van het lot wil dat haar afscheidsbrief te vroeg bezorgd wordt en hij haar levend en wel aantreft, maar ze even later alsnog de aangekondigde zelfmoord voltrekt. Ze heeft haar lichaam geofferd voor het woord. Postuum krijgt ze de roem voor haar laatste gedichten, maar wordt hij vogelvrij verklaard. En – hoe wrang - zeven jaar later wordt haar zelfmoord gekopieerd en overtroffen door zijn minnares, die hun beider dochter mee de dood inneemt.
Dood en leven, liefde en haat, genialiteit en gekte liggen vaak dicht bij elkaar. Zelf zegt Hughes: "Zodra ze iemand niet meer kon aanbidden, moest ze die met dezelfde vurige passie haten". Voor zover hem blaam treft, is hij daar zwaar voor gestraft; misschien niet zo zeer omdat hij haar ‘verraden’ heeft, maar omdat hij zo hoogmoedig is geweest te denken dat hij haar kon redden: “En ik meende dat het de hoogste daad van liefde was haar als een ridder van de ronde tafel te bevrijden uit de kerker van haar duister innerlijk, haar naar buiten te leiden en de heilige graal van de vrije verbeelding te overreiken”. Connie Palmen is met deze roman terug van weggeweest!
Reageer op deze recensie