“Verzinnen en onderscheiden zijn twee dingen”
In een ziekenhuis bevinden zich een schrijver die op zoek is naar een verhaal, een chirurg en internist, een verpleegster, een helderziende patiënt en een man die uit een brandend vliegtuig is komen vallen “als een gloeiende meteoor, die elk ogenblik in stukken kon barsten.” De man heeft geen gezicht meer, geen papieren en geen bewustzijn. Daarom schrijven ze hem in als geval X. Iedereen is geïntrigeerd door deze naamloze patiënt, komt regelmatig een kijkje nemen en maakt zich een voorstelling van wie hij is.
De medici kunnen aan de hand van fysieke verschijnselen afleiden dat de man aan suikerziekte en gele koorts lijdt, alcoholist is, vermoedelijk afkomstig uit de betere klasse, veel over zee gereisd heeft en waarschijnlijk geleefd heeft in West-Indië.
“Er is iets gebeurd waarbij mijn geheugen is versplinterd. Er is niets anders in mij overgebleven dan wat ik nog had willen doen.”
De zuster, een katholieke non, heeft gedroomd dat de man bij haar kwam biechten. Hij zou geen moeder hebben gehad, zich hebben verzet tegen zijn autoritaire vader, een meisje hebben verlaten en geen rust meer hebben gekend.
“We moeten bij onszelf te luisteren gaan, we moeten ons eigen innerlijk aan een onderzoek onderwerpen om die zachte, meerstemmige boodschap die door een ander wordt uitgezonden te kunnen onderscheiden. Dat wat telepathie wordt genoemd is je antennes niet in de verte uitsteken maar dichtbij, zo dichtbij mogelijk, waar het het moeilijkst toegankelijk is; naar jezelf.”
De helderziende leest niet alleen gedachten, maar ervaart ook de ziektesymptomen van de andere man, die de diagnose van beide artsen bevestigen. Daarnaast resoneert het verleden van de man bij hem. Ook hij geeft aan dat de man doelloos rondzwierf, geplaagd werd door een innerlijke verlatenheid, in conflict lag met de vaderlijke autoriteit en later de maatschappij.
“U moet weten dat er ook een vicariërende werkzaamheid van lotsbestemmingen is en dat uiterlijke lotsbestemmingen soms de plaats innemen van een veel dieper proces dat in ons geschreven staat.”
Tot slot komt de schrijver met zijn verzonnen versie, het onderzoek naar geval X in zijn mogelijkheden, uitgaande van de vele soorten muntjes in zijn zakken en de littekens op zijn huid. Hij situeert de man in Cuba, reizend van eiland naar eiland en handelend in suikerriet. Er was sprake van verveling en bedwelming, apathie afgewisseld met passie en dadendrang. Hij zou haast hebben gehad om terug te keren naar zijn vader en na het ontvangen van diens erfenis een meisje te kunnen trouwen.
De inhoud van deze kleine filosofische roman is zonder meer interessant. De stijl kan weerstand oproepen. Er staan mooie zinnen in die tot nadenken stemmen, maar ook omslachtige en complexe zinnen die het lezen bemoeilijken. Hoewel de hoofdstukken kort zijn, lees je het boek niet snel uit. Het meest storend is de verteltoon. Er is in het begin een alwetende verteller die afstand houdt tot de personages en zich af en toe nadrukkelijk presenteert aan de lezer met belerende opmerkingen. Dat komt misschien ook doordat het oorspronkelijk geschreven is in 1934 en nu pas vertaald in het Nederlands door Irma Pieper.
Reageer op deze recensie