Een kathedraal van licht
‘De vier kilometer brede Ere zelf vond ik vaak op een enorme bloedrivier lijken en in de regio staan bomen waarvan het sap zo donker is dat je ze haast niet als iets plantaardigs kunt zien. Bloed stroomt overal, het vervult alles. Achter het groen van de wildernis, achter het bruin van de rivier, achter het rood van de aarde is altijd het bloed, bloed dat zich een weg baant en de dingen voltooit.’
Een naamloze ambtenaar van Sociale Zaken in een opkomend provinciestadje aan de rand van een tropisch regenwoud blikt na 22 jaar terug op een reeks gebeurtenissen die destijds het stadje hebben opgeschrikt. Er waren kinderen opgedoken die aanvankelijk bedelden, maar later begonnen te stelen en er niet voor terugschrokken om geweld te gebruiken. Waar ze vandaan kwamen en wat voor taal ze spraken, was onduidelijk. Ze maakten een ongeregelde indruk en deden nog het meest denken aan een zwerm insecten. De bewoners waren bang en verontwaardigd. Een klopjacht leverde niets op. Hoewel de kinderen door de wildernis leken te zijn opgeslokt, leken ze een onzichtbare invloed uit te oefenen op de plaatselijke kinderen, wat de ouders hevig verontrustte en allerlei geruchten op gang bracht.
‘Iets had ons een slag toegebracht en was vervolgens van de aardbodem verdwenen. Een week later twijfelden we niet alleen aan onze gevoelens, maar ook aan de werkelijkheid.’
We kennen het magisch-realisme uit Zuid-Amerikaanse romans, maar deze roman van de Spaanse Andres Barba (1975) lijkt eerder een ideeënroman, die de lezer geleidelijk aan verovert en betovert. In het begin kun je twijfelen of je wel door wilt lezen. Er wordt weliswaar spanning gewekt en de hoofdstukken zijn redelijk kort, maar het taalgebruik is vrij ambtelijk. Er zijn lange zinnen met complexe, filosofische gedachtegangen en metaforen die afstand scheppen. Er is geen hoofdpersoon die een ontwikkeling doormaakt. Het gaat hier om de uitwerking van een gedachtegang betreffende de ontregeling van de plaatselijke mores door een groepje wilde kinderen.
‘Ik voelde me als iemand die iets heel kostbaars – een ring of diamant – in een zandduin op het strand heeft laten vallen en verwoed met zijn vingers door het zand woedt, en zo graag wil vinden wat hij zoekt dat hij bij de minste glinstering denkt dat het de ring is, maar nee. Naarmate de tijd verstrijkt verwijt hij zichzelf zijn zoekpogingen, want juist door het zoeken is de ring helemaal weggeraakt.’
De ambtenaar, die destijds was aangesteld om de inheemse bevolking beter te laten integreren in de samenleving, probeert achteraf de waarheid te reconstrueren en reflecteert op deze raadselachtige, onheilspellende situatie. Daarbij geeft hij blijk van eruditie en nuance; hij paart de daadkracht van toen aan verwondering achteraf en probeert zijn oordeel terug te houden, maar het raadsel met omtrekkende bewegingen te omcirkelen tot hij bij de kern uitkomt zoals ze destijds de groep kinderen omsingelden om hen in het nauw te drijven. Naarmate de verteller dichter bij het raadsel komt, heeft hij niet meer alleen oog voor de destructieve kracht van de bende, maar bewondert hij ook de creatieve kwaliteiten die zij tentoonspreidden, juist door het gebrek aan plan en regels. Zijn plechtige taal transformeert in lyriek. Dan openbaart zich een fascinerende ‘kathedraal van licht’ en wordt de volhardende lezer beloond. Kortom: een interessante roman voor lezers die meer willen dan een spannende plot met happy end.
Reageer op deze recensie