De roep van de eekhoorn
Karel Marsman is een succesvol advocaat die zijn spitsvondige pleidooien doorspekt met psychologische en filosofische argumenten in begrijpelijke taal. De laatste tijd bekruipt hem echter een onbestemd gevoel "dat als een knaagdier door de bast van zijn faam vreet en zich in zijn binnenste nestelt". Wanneer hij een eekhoorn in de boom ziet, die hem doordringend aankijkt, speelt zijn hart op en besluit hij ertussenuit te gaan. Zonder iets aan zijn vrouw te vertellen pakt hij de trein en reist naar Finland, waar hij een fiets koopt en een trektocht gaat maken langs bossen, meren, heuvels en moerassen. Je verwacht een louteringsproces, maar het loopt anders af.
Onderweg ontmoet Karel mensen met wie hij gesprekken voert over toeval, lot en keuzevrijheid. Hij ziet misdadigers als slachtoffers van de omstandigheden: "Het zijn onzichtbare, duistere krachten die de mens het psychisch moeras inzuigen". De lezer weet dan nog niet wat hij op zijn lever heeft, maar behalve zulke gesprekken zijn er literaire citaten die vooruitwijzen naar een noodlottige afloop. Wel drie mensen vragen hem of hij van plan is om zelfmoord te plegen en een ander haalt Gerrit Achterberg aan met zijn orpheusmotief: "Altijd was er weer die hospita die in dood verholen wachtte in het ondergronds geburchte", waarna Karel het weer benauwd krijgt en droomt van een blond meisje dat in de diepte afdaalt. Het wordt inderdaad een symbolische afdaling naar de onderwereld met de bosgod Tapio als gids en de eekhoorn als beschermer.
Er zijn momenten dat hij zich gelukkig voelt en vrij waant, maar de man die niet kan voelen, kan de strijd tegen de elementen niet winnen; regen, kou en eenzaamheid helpen de tralies van zijn verstand doorbreken, tralies waarachter het diepste bewustzijn verborgen ligt. Bataljons van veelogige stammen van berken en pijnbomen in de taiga belemmeren hem het zicht; zijn bewustzijn vernauwt zich.
Net wanneer hij zijn tocht wil beëindigen om terug te keren naar de bewoonde wereld, schiet er een eekhoorn uit zijn fietstas, die hem met zijn zwarte ogen aanstaart. Ook de pijn in zijn hartstreek keert terug. Dromen en flashbacks confronteren hem met wat hem drijft: het verlies van zijn dochter tweeëneenhalf jaar geleden in datzelfde moeras.
Een laatste ontmoeting heeft hij met een fotograaf die hem waarschuwt voor de zwarte gaten in het moeras, die je de onpeilbare diepten in kunnen sleuren. Ook geeft de man hem jagerstips en geeft hij Karel een sielulintu, een houten vogeltje dat moet voorkomen dat zijn ziel verdwaalt in de spelonken van zijn herinneringen.
Dan is tot zijn ontzetting ineens zijn fiets verdwenen, zijn levensverzekering in de wildernis. Ook houdt zijn horloge op met tikken. Aanvankelijk vervalt hij in razernij, maar later denkt hij aan de wijze lessen die hij heeft gekregen, over geduld en traagheid. Hij gaat de bomen als kameraden zien en is dankbaar voor zijn lotgenoot Orava, de eekhoorn die hem in de gaten houdt en een seintje geeft wanneer het vuur dreigt te doven. Honger, kou en eenzaamheid bedreigen zijn geest. Hij krijgt koorts en gaat hallucineren. In een lyrisch- dramatisch betoog pleit hij voor zichzelf als moordenaar van zijn dochter: "Wie geen vaste grond onder zijn voeten heeft (...) U heeft hem gevormd. Hij werd een mens die tot de hemel reikte en hoger nog".
Het laatste woord is aan de sneeuw: "Wat restte waren gedaanten van sparren en van bladeren ontblote berken die als stille getuigen staan opgesteld en zo een dodenwacht vormden".
Zoals Thijs Feuth in zijn pitch op youtube zelf al aangeeft, is deze roman on-Nederlands. Dat zit hem vooral in het oproepen van emotie door natuurbeelden en het verzwijgen van wat er precies is gebeurd. Het is beeldend en meeslepend geschreven met veel symboliek en vooruitwijzingen. Er zitten wat onwaarschijnlijkheden in en je kunt de symboliek te overdadig vinden, maar de zuigkracht van het noodlot is voelbaar gemaakt in deze roman.
Reageer op deze recensie