Jouw kind, mijn kind
Hoe ga je om met ongewilde kinderloosheid en hoe ver ga je om je kinderwens te vervullen? Dit is het thema van De huisgenoot, de nieuwste roman van de Engelse schrijfster Elisabeth Day. Een onderwerp waar ze zelf al jarenlang mee worstelt, zo vertelde ze in een interview in het NRC.
Elisabeth Day (1978) is historica, schrijfster en journaliste. Haar eigen podcast (How to fail with Elisabeth Day – over faalervaringen en wat je daarvan leert) is heel populair in Engeland. De huisgenoot, vertaald uit het Engels door Tjadine Stheeman en Lidwien Biekmann, is haar vijfde roman. Drie van haar romans verschenen eveneens in Nederlandse vertaling: Steen, papier, schaar (2011) en de bestsellers Het feest (2019) en Schaduwstad (2020).
Het verhaal bestaat uit twee hoofdverhaallijnen, die elkaar aanvullen en deels overlappen. De eerste is die van Marisa, Jake en huisgenote Kate. Eerst is Marisa aan het woord. Een jonge vrouw die een ingewikkelde jeugd (met verwaarlozing en seksueel geweld) achter de rug heeft en nu in Jake haar grote liefde heeft gevonden. Alles lijkt koek en ei: ze gaan meteen samenwonen, huren een groot huis in een goede buurt in Londen, en ze besluiten dat ze samen een kind willen. Om financiële redenen verhuren ze een kamer in hun huis, en zo krijgen ze een huisgenoot: Kate. In het begin loopt dit prima, maar Kate is wel erg prominent aanwezig in hun leven, en wil van alles weten. Marisa wordt steeds achterdochtiger: Is Kate wel te vertrouwen, wat wil ze van Marisa en wat heeft ze met Jake? En wat betekent de komst van Kate voor haar droomleventje? En dan is er ook nog haar schoonmoeder, Annabelle, ook al bemoeiziek, en niet bepaald een fan van Marisa.
Dan wisselt het vertelperspectief abrupt (mooi gedaan!) en vertelt Kate haar kant van het verhaal. Zij ziet en zegt totaal andere zaken dan Marisa, en ontkracht Marisa’s verhaal deels daarmee, maar klopt haar verhaal wel? Wat heeft zij met Jake, en wat is haar verhouding met de Enge Schoonmoeder? Wat is waar, wat is niet waar? En waar leidt dit allemaal toe? Uiteindelijk komt dit allemaal tot een climax, waarbij ieders rol in het verhaal duidelijk wordt, en de waarheid min of meer boven tafel ligt.
De tweede verhaallijn is het verhaal van onvruchtbaarheid en pogingen om toch een kind te krijgen. Met zware behandelingen-die-niet-helpen, vruchtbaarheidsklinieken die steeds minder hoop bieden, miskramen en vooral met veel verdriet om wat niet is en wat niet kan komen. Deze verhaallijn speelt zowel in het verhaal van Marisa als in dat van Kate, met allerlei treurige details. Wat doet het met je als je heel graag een kind wilt, en daar keer op keer niet in slaagt, en hoe kan de wanhoop hierover je tot bijzondere daden leiden?
Het totale verhaal, de beide verhaallijnen, is vaardig in elkaar gevlochten en goed gecomponeerd. Je merkt als lezer dat de schrijfster mooie beschrijvingen kan maken, goede dialogen kan schrijven, en de kunst van verrassende plotwendingen en cliffhangers uitstekend in haar vingers heeft. Maar er zit wel een verschil in de intensiteit en in de uitwerking van de beide verhaallijnen. De verhaallijn over onvruchtbaarheid lijkt eigenlijk het meest belangrijke verhaal dat de schrijfster wil vertellen. De wijze waarop ze de wanhoop, hoop en daarna de teleurstelling beschrijft als dit niet lukt is zo treffend, en de personages komen dan ook echt tot leven. Als Kate, na het zoveelste kliniekbezoek, buiten zit en denkt: ‘(..) dat alles maar zo soepel functioneerde terwijl zij de meest natuurlijke biologische functie van de vrouw niet eens kon volbrengen’. En even verder: ‘Haar eitje was een mislukking,’ dan zie je haar ellende voor je. Je krijgt als lezer begrip voor de keuzes die de personages maken, en voor hun grenzen en over het steeds weer – tot gekwordens toe – opschuiven van die grenzen. Zo krijg je de kans om een beetje in de ziel van de personages te kruipen.
In de eerste verhaallijn lukt dat veel minder: het verhaal zelf is wel boeiend, maar de personages komen maar niet tot leven en zijn vooral uit clichés opgebouwd. Over Jake kom je bijvoorbeeld niet meer te weten dan dat hij iets financiëlerigs doet, een rossig stoppelbaardje en brede schouders heeft, en ruikt naar fris wasgoed. Marisa is een beetje een poppetje, met jurken aan, en een nauwelijks geldopleverende baan als illustratrice, terwijl Kate stoer is, in de mediawereld werkt en (dus?) een (stylish) tuinbroek draagt. De schoonmoeder, Annabelle, is helemaal bordkartonnerig: ze bitcht, zegt voortdurend nare dingen, en draagt haar zoon op handen. En haar man Chris is een sullig type, gepensioneerd huisarts (waarover Jake zegt: ‘Hij was niet bepaald een hoogvlieger’), die nauwelijks zijn mond opendoet.
Opvallend, en mooi verwerkt in het boek, is het motief van de eksters. ‘Magpie’, zoals ze de Engelsen ze noemen, en zoals de Engelse titel luidt. Eksters moeten – zo luidt de overlevering - worden weggewoven om onheil, boze geesten en ongelukken op te heffen, ze zijn de vogels die eieren uit andermans nesten roven en ze als hun eigen kinderen opvoeden. En ze geven hoop als je ze vaker ziet en naar kinderen verlangt, want zoals het ekster-kinderrijmpje luidt: ‘Eén voor verdriet/twee voor plezier/een meisje is drie/en een jongen is vier’.
Het is al met al een vakkundig geschreven roman geworden. Bij vlagen is het een intrigerend verhaal, waarbij je ook iets mee kunt voelen over de worsteling van de personages met het leven dat ze willen, maar dat maar niet voor elkaar krijgen. Het is geen vijfsterrenboek, daar is het toch iets te bedacht voor, en deels te oppervlakkig uitgewerkt, maar het levert zeker een onderhoudende leeservaring op.
Reageer op deze recensie