Indrukwekkende oorlogsverhalen van kinderen van toen
Vijfenzeventig jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog begint het aantal mensen dat nog uit eigen ervaring over deze oorlog kan vertellen, in snel tempo verder af te nemen. In de interviewbundel Oorlogskinderen – Het verhaal van een generatie geeft journalist en programmamaker Coen Verbraak (1965) het woord aan veertien mensen die als kind de oorlog hebben meegemaakt in Nederland of Indonesië. Hun ouders waren joden, verzetsstrijders, oorlogsheld, Duits militair of NSB’ers. De kinderen waren niet verantwoordelijk voor het lot dat hen overkwam of de keuzes die hun ouders maakten, maar de meesten van hen worstelen ieder op hun eigen manier nog steeds met de lichamelijke of psychische gevolgen van wat hen op jonge leeftijd is overkomen. De meesten zijn tot in hun ziel beschadigd door trauma’s, schaamte en schuldgevoel. Schuldgevoel over wat hun ouders, die aan de kant van de bezetter stonden, hebben gedaan, of schuldgevoel over het overleven van een concentratiekamp waar veel anderen gestorven of vermoord zijn.
Degenen die deze verhalen nu vertellen zijn bijna allemaal al boven de tachtig. Het zijn indrukwekkende en soms aangrijpende verhalen over geheimhouding, onderduiken bij vreemden of bij familie, gescheiden worden van de ouders en het leven in kampen. Om toen te kunnen overleven moest steeds de vraag gesteld worden in hoeverre anderen te vertrouwen waren, en bij velen is deze vraag de rest van hun leven een rol blijven spelen. Waar aanvankelijk de taak om normaal te functioneren en mee te doen aan de wederopbouw voorop stond, kwam er later meer ruimte – of minder veerkracht – voor de late gevolgen van wat ze meegemaakt hadden. Een aanzienlijk deel van deze geïnterviewden heeft in hun latere leven een beperkt vermogen om zich te binden aan anderen dan hun eigen kinderen. Hierbij moet wel gezegd worden dat bij sommigen van de geïnterviewden ook los van de oorlog al sprake was van een ongunstige uitgangssituatie, door bijvoorbeeld affectieve verwaarlozing of doordat de ouders al gescheiden waren. De indruk ontstaat dat zij nog meer te kampen hebben met de latere gevolgen van wat hen in de oorlog is overkomen.
Meer nog dan in zijn bekende interviewserie Kijken in de ziel, met onder anderen psychiaters, ongeneeslijk zieken en strafpleiters, lijkt de beminnelijke interviewer die Verbraak is, te aarzelen om dóór te vragen in zijn gesprekken met deze oudere, kwetsbare mensen. Het is hun verhaal dat hij verwoordt. Zijn mededogen klinkt door in zijn verslagen. Hij laat de gang van zaken tijdens de interviews niet echt zien in zijn weergave van de gesprekken. Afwisselend citeert en parafraseert hij de geïnterviewde; dit verlevendigt de weergave.
Dit zijn geen verhalen om achter elkaar door te lezen. En ook niet vlak voor het slapengaan.
Een belangrijke motivatie voor de mensen die in dit boek hun verhaal vertellen, is dat de oorlog niet vergeten of ontkend zal worden, en dat men de verschrikkingen van toen zal blijven herdenken. Enkele kinderen van ‘foute’ ouders tonen zich oprecht betrokken bij het lot van de huidige kinderen van I.S.’-ers. Terecht trekt Verbraak in zijn voorwoord de lijn door van deze generatie ouderen die door de oorlog voor hun leven getekend zijn, naar de miljoenen oorlogs- en vluchtelingenkinderen van nu.
‘Hoe zullen deze kinderen opgroeien? Wat voor volwassenen zullen zij later worden? Hoe ondermijnend zal zo’n beladen start blijken te zijn voor hun latere bestaan?’
Reageer op deze recensie