Non-fictie van een geboren fictie schrijver
De vaak bekroonde maar ook vaak bekritiseerde Amerikaanse schrijver Philip Roth overleed afgelopen voorjaar, 85 jaar oud. Hij laat een oeuvre na van 27 romans en vier non-fictieboeken. De verzamelbundel van non-fictie Waarom schrijven? bevat een groot aantal eerder verschenen essays en interviews met en door Roth, aangevuld met losse stukken. Centraal staan de schrijvers die hij bewondert (op de eerste plaats Kafka), zijn eigen werk, het creatieve proces en de Amerikaanse cultuur.
In het eerste deel, eerder verschenen onder de titel Reading Myself and Others, staan veel stukken die Roth schreef om zich te verdedigen tegen aanvallen op zijn romans. Hij werd aanvankelijk ervan beschuldigd joden negatief te beschrijven en op die manier antisemitisme te bevorderen, en later kreeg hij vooral kritiek op de door seks geobsedeerde en/of misogyne romanpersonages. In deze polemische stukken is hij de superieure intellectueel die de kritiek met het nodige sarcasme weerlegt. In een aantal romans, bijvoorbeeld de Zuckerman-trilogie, speelt hij met identiteiten. Mede hierdoor werden deze door veel critici beschouwd als verkapte autobiografieën. Hetzelfde gold voor het beruchte Portnoy’s Complaint; de schrijver werd vereenzelvigd met zijn hoofdpersoon, de obsessief masturberende jurist die in de spreekkamer van de psychiater zijn beschamend weerzinwekkende gedrag blootlegt. Naar verluidt zei een dame dat zij Roth wel zou willen ontmoeten, maar hem geen hand zou willen geven…
Dit deel eindigt met een interessant interview van Roth door Hermione Lee. Hierin benadrukt hij dat zijn fictie geen verkapte autobiografie is. En dan nog. Het gaat er niet om wát de schrijver schrijft, maar hoe hij het doet en waarom. Heel typerend: “Ik stel voor … dat degene aan wie u het beste kunt vragen naar de autobiografische relevantie van de climactische dood van de vader in Zuckerman Unbound mijn eigen vader is … Ik zal u zijn telefoonnummer geven.”
Hij zegt niet te schrijven om de lezer of de cultuur te veranderen, maar om zijn lezers te bezitten terwijl ze zijn boek lezen.
“Daarna mogen ze terugkeren, gewoon als zichzelf, naar een wereld waarin iedereen bezig is hen te veranderen, te overtuigen, te verleiden en te overheersen. De beste lezers bedienen zich van fictie om te ontkomen aan al dat lawaai, om in zichzelf het bewustzijn te bevrijden dat anders wordt geconditioneerd en ingekapseld door alles wat géén fictie is.”
Tussen 1977 en 1988 woonde Roth de helft van de tijd in Londen. In die periode interviewde hij een aantal belangrijke schrijvers, onder wie Primo Levi en Milan Kundera. Deze interviews zijn verzameld in het tweede deel van het boek. Het zijn eerder dialogen dan interviews, en verdienen als zodanig inderdaad een plaats in deze bundel.
Het derde deel bevat een mengeling van dankwoorden, toelichtingen op bepaalde boeken, rectificaties en stukken over het schrijfproces. Na zijn terugkeer uit Londen en het einde van zijn tweede huwelijk, kreeg hij geruime tijd last van ernstige psychische bijwerkingen van een pijnstiller na een knie-operatie. Toen hij zijn mentale evenwicht teruggevonden had, richtte Roth zijn dagelijks leven volledig in rondom het schrijven. Hij schreef de hele dag, meestal staand, en ’s avonds las hij of luisterde naar muziek, terwijl hij probeerde in zijn hoofd de connectie met zijn boek te behouden. Hij was dan ook een enorm productieve schrijver. Niet zonder ironie beklaagde hij zich regelmatig over zijn eeuwige worsteling met de lege bladzijde.
In 2010 besloot hij geen fictie meer te schrijven, en daar hield hij zich aan. Roth neemt opnieuw zijn denkbeeldige hoed af voor Kafka als hij in zijn geboorteplaats, terugkijkend op dit besluit, zegt:
"... toen ik op een mooie ochtend ontwaakte met een glimlach op mijn gezicht, in het besef dat ik op wonderbaarlijke wijze, kennelijk in mijn slaap, ten langen leste aan mijn levenslange meester, de strenge eisen van de literatuur, was ontsnapt.”
Sommige van Roth’s romans, zoals Portnoy’s Complaint, zijn misschien inmiddels gedateerd. Andere, zoals The Human Stain, waarin een hoogleraar in grote moeilijkheden raakt na een vermeend politiek incorrecte uitspraak, zijn juist weer verrassend actueel. Het is bijna niet mogelijk om deze mooi uitgevoerde en soepel vertaalde essaybundel te lezen zonder zin te krijgen om enkele van zijn boeken te (her)lezen.
In een interview zegt Roth, opnieuw terugkijkend op zijn afscheid van fictie:
“Nu ben ik een vogel die uit een kooi is ontsnapt in plaats van (om Kafka’s beroemde raadsel om te keren) een vogel op zoek naar een kooi. De verschrikking van het gekooid-zijn heeft haar prikkel verloren. Het is nu werkelijk een grote opluchting, iets wat veel weg heeft van een sublieme ervaring, om niets meer te hebben om je zorgen over te maken dan de dood.”
Reageer op deze recensie