Juweel van een vertelling over reizigers en thuisblijvers
Carys Davies, afkomstig uit Wales, bracht eerder twee bekroonde verhalenbundels uit. Nu debuteert zij als romanschrijfster met West. De weduwnaar Cy Bellman, als pionier gevestigd bij een dorp in Pennsylvania, wordt volkomen gegrepen door een krantenbericht over de vondst van enorme botten en slagtanden in een moeras in Kentucky. Vanuit een innerlijk gevoelde noodzaak wil hij op zoek naar de reusachtige dieren die volgens hem nog leven in de verre wildernis die nog niet in kaart gebracht is. De duizenden mijlen verre reis naar het westen zal jaren duren. Onder de hoede van haar zwijgzame tante Julie, die de hele expeditie een dwaas plan vindt, laat hij zijn tienjarige dochter Bess achter. Zij kijkt haar vader na.
“In her opinion he did not resemble any kind of fool.
… He looked like someone with a mission that made him different from other people, and for as long as he was gone she would hold this picture of him in her mind: up there on his horse with his bags and his bundles and his weapons – up there in his long coat and his stovepipe hat, heading off into the west.
She did not ever doubt that she would see him again.”
Het eerste jaar reist hij alleen. Daarna wordt hij in ruil voor wat simpele voorwerpen vergezeld door een jonge native American, Old Woman From A Distance. Ze spreken elkaars taal niet, begrijpen elkaar niet maar vinden een manier om met elkaar om te gaan. Langs de loop van de rivier de Missouri reizen ze naar het noordwesten, te paard, te voet en per kano. Ze eten wat de natuur te bieden heeft. De jonge man is een meester met pijl en boog. Regelmatig verkennen ze een zijdal naar het noorden of het zuiden. De seizoenen volgen elkaar op. Bellman observeert de rotsen en de planten, en spiedt naar beweging in de verte. Zijn hoofd is vol van de reusachtige dieren die hij hoopt te vinden, wat ze eten, hoe snel ze zijn. Regelmatig schrijft hij een brief aan Bess, en wanneer hij mensen tegenkomt die in oostelijke richting reizen geeft hij ze een bundeltje brieven mee. De winter is koud en hard. Er is weinig te eten en ze komen nauwelijks vooruit, maar de lente brengt nieuwe hoop. De tocht wordt steeds zwaarder.
Bess blijft achter in het dorp, waar niemand vertrouwen heeft in een goede afloop behalve zijzelf. Tante Julie weet haar niet de warmte en bescherming te bieden die ze als opgroeiend meisje nodig heeft. Een buurman helpt met het werk op de kleine boerderij. Hij weet de tante geleidelijk voor zich te winnen terwijl hij loert naar Bess. Bess zoekt naar voortekenen dat haar vader de terugweg aanvaard heeft. Ze mist ook haar moeder, aan wie ze geen herinneringen heeft. Brieven van haar vader ontvangt ze niet.
De gebeurtenissen worden helder en spaarzaam beschreven in beeldende en soms poëtische taal. Schijnbaar moeiteloos vertelt Davies dit verhaal, waarbij ze ons in korte scènes meeneemt in de belevingswereld van de personages en in de overweldigende landschappen. Tegen het einde wordt het tempo sneller, tot een logische en toch verrassende ontknoping volgt.
Het verhaal laat zich lezen als een legende over de roep van het onbekende en de kwetsbaarheid van mensen die moeten zien te overleven in barre omstandigheden. Eigenzinnigheid, eenzaamheid en verlangen, hoop en aanvaarding spelen de hoofdrol in dit verhaal. Hier en daar is subtiele humor te vinden. Op de achtergrond is voortdurend het verlies voelbaar: van een vrouw, een moeder, en voor Old Woman bovendien het verlies van het land dat zijn stam is afgetroggeld met loze beloften.
Deze korte roman, waarin geen overbodig woord wordt aangetroffen, is een verademing in deze tijd van autobiografische verhalen. Het verdient een plaats op de literatuurlijst Engels voor het middelbaar onderwijs, en een vlekkeloze vertaling naar het Nederlands. Naar het volgende boek van Carys Davies kijken we vol verlangen uit.
Reageer op deze recensie