Lezersrecensie
De wereld een dansfeest?
Er wordt heel wat afgedanst in deze roman - van diners dansants tot hippiefeestjes op het strand. Toch is het bepaald niet één groot feest in ‘Kijk ons dansen’ van Leïla Slimani.
Deze roman is het (afzonderlijk te lezen) tweede deel in de trilogie Het land van de anderen, die losjes gebaseerd is op de familiegeschiedenis van de schrijfster. Terwijl in deel één van de trilogie het leven van de grootouders centraal staat, beschrijft Slimani in Kijk ons dansen vooral het leven van haar moeder, die de eerste vrouwelijke medisch specialist van Marokko werd. Zij voert daarbij ook een flink aantal andere personages ten tonele. Dat levert een paar verschillende verhaallijnen op, die in deze trilogie mooi met elkaar verweven worden tot één familiesaga.
Het verhaal van de familie speelt zich af tegen de achtergrond van een roerig Marokko, met aan de ene kant de losse tijdgeest van de jaren zestig, maar tegelijkertijd met de naderende dreiging van repressie en dictatuur. Slimani beschrijft de complexe familierelaties in een land waar de nieuwe tijd langzaam binnensijpelt, terwijl de echo’s van het koloniale verleden nog nagalmen.
Slimani’s moeder heeft model gestaan voor Aïcha, de dochter van Mathilde en Amine. Aïcha is samen met haar jongere broer Selim opgegroeid op het boerenbedrijf van haar ouders in Marokko. Waar Amine en Mathilde hun bedrijf ooit zijn begonnen in armoede, is het het gezin in de loop van de jaren door hard werken aardig voor de wind gegaan. De roman opent met de aanleg van een zwembad in de tuin, precies op de prachtige plek waar Mathilde altijd met haar kinderen speelde en later van de rust en de weelderige begroeiing genoot. Nu is deze plek het decor voor een zwembadparty met de plaatselijke Franse elite. Eindelijk lijken ze erbij te horen!
Aïcha is na het afronden van haar middelbare school vertrokken naar Straatsburg, waar zij zich volledig op haar studie geneeskunde stort. De aansluiting met de Franse studenten, die zich - eind jaren zestig - met van alles bezig houden, behalve met studeren, verloopt moeizaam. Selim slaat een heel andere weg in: hij verdwijnt en sluit zich aan bij een hippiecommune. Ook volgen we de lotgevallen van Selma, de losgeslagen zus van Amine, en van zijn wat creepy broer Omar, die zich aansluit bij de nationalisten. Beiden leiden op hun eigen wijze een gekweld en wat triestig bestaan.
Wat opvalt is dat alle personages op een bepaalde manier ‘anders’ zijn dan anderen, of zich in ieder geval anders, een buitenstaander, voelen. In die zin lijken ze ook eenzaam te zijn.
“De zang van de spreeuwen drong al tot haar door, en in het gras zag ze twee merels rondlopen en met hun oranje snavels in de grond pikken. Een van de twee had witte veren op zijn kop en Mathilde vroeg zich af of de andere vogels hem uitlachten, of dat deze vogel hierdoor juist een bijzonder wezen was en door zijn soortgenoten werd gerespecteerd.”
Het is een fijn leesbaar boek in een mooie vertaling van Gertrud Maes, waarin Slimani verslag doet van de gebeurtenissen, afgewisseld met wat meer beeldende passages en beschrijvingen. Door de soms wat afstandelijke vertelstijl blijven de personages wel wat op afstand van de lezer staan.
Het boek bevat open eindjes en zinspelingen op toekomstige gebeurtenissen, die het nodige aan de verbeelding van de lezer overlaten. Wie daarvan houdt kan dus lekker veel zelf invullen en alvast nieuwsgierig uitkijken naar het derde deel!
Deze roman is het (afzonderlijk te lezen) tweede deel in de trilogie Het land van de anderen, die losjes gebaseerd is op de familiegeschiedenis van de schrijfster. Terwijl in deel één van de trilogie het leven van de grootouders centraal staat, beschrijft Slimani in Kijk ons dansen vooral het leven van haar moeder, die de eerste vrouwelijke medisch specialist van Marokko werd. Zij voert daarbij ook een flink aantal andere personages ten tonele. Dat levert een paar verschillende verhaallijnen op, die in deze trilogie mooi met elkaar verweven worden tot één familiesaga.
Het verhaal van de familie speelt zich af tegen de achtergrond van een roerig Marokko, met aan de ene kant de losse tijdgeest van de jaren zestig, maar tegelijkertijd met de naderende dreiging van repressie en dictatuur. Slimani beschrijft de complexe familierelaties in een land waar de nieuwe tijd langzaam binnensijpelt, terwijl de echo’s van het koloniale verleden nog nagalmen.
Slimani’s moeder heeft model gestaan voor Aïcha, de dochter van Mathilde en Amine. Aïcha is samen met haar jongere broer Selim opgegroeid op het boerenbedrijf van haar ouders in Marokko. Waar Amine en Mathilde hun bedrijf ooit zijn begonnen in armoede, is het het gezin in de loop van de jaren door hard werken aardig voor de wind gegaan. De roman opent met de aanleg van een zwembad in de tuin, precies op de prachtige plek waar Mathilde altijd met haar kinderen speelde en later van de rust en de weelderige begroeiing genoot. Nu is deze plek het decor voor een zwembadparty met de plaatselijke Franse elite. Eindelijk lijken ze erbij te horen!
Aïcha is na het afronden van haar middelbare school vertrokken naar Straatsburg, waar zij zich volledig op haar studie geneeskunde stort. De aansluiting met de Franse studenten, die zich - eind jaren zestig - met van alles bezig houden, behalve met studeren, verloopt moeizaam. Selim slaat een heel andere weg in: hij verdwijnt en sluit zich aan bij een hippiecommune. Ook volgen we de lotgevallen van Selma, de losgeslagen zus van Amine, en van zijn wat creepy broer Omar, die zich aansluit bij de nationalisten. Beiden leiden op hun eigen wijze een gekweld en wat triestig bestaan.
Wat opvalt is dat alle personages op een bepaalde manier ‘anders’ zijn dan anderen, of zich in ieder geval anders, een buitenstaander, voelen. In die zin lijken ze ook eenzaam te zijn.
“De zang van de spreeuwen drong al tot haar door, en in het gras zag ze twee merels rondlopen en met hun oranje snavels in de grond pikken. Een van de twee had witte veren op zijn kop en Mathilde vroeg zich af of de andere vogels hem uitlachten, of dat deze vogel hierdoor juist een bijzonder wezen was en door zijn soortgenoten werd gerespecteerd.”
Het is een fijn leesbaar boek in een mooie vertaling van Gertrud Maes, waarin Slimani verslag doet van de gebeurtenissen, afgewisseld met wat meer beeldende passages en beschrijvingen. Door de soms wat afstandelijke vertelstijl blijven de personages wel wat op afstand van de lezer staan.
Het boek bevat open eindjes en zinspelingen op toekomstige gebeurtenissen, die het nodige aan de verbeelding van de lezer overlaten. Wie daarvan houdt kan dus lekker veel zelf invullen en alvast nieuwsgierig uitkijken naar het derde deel!
2
Reageer op deze recensie