Als je als mens een individu durft te zijn, loop je steeds het risico te worden uitgestoten
Brodeck, een joods jongetje (in het hele boek wordt één keer vermeld dat hij geen voorhuid heeft) wordt als wees in een verwoeste stad opgemerkt door een vrouw die hem meeneemt naar een veilige plaats, waarschijnlijk ergens in Oostenrijk aan de grens met Duitsland. Hij groeit op in het idyllische dorp in de Alpen en het dorp en het land worden prachtig in metaforen omschreven door de auteur. Claudel is een fervente alpinist die van daaruit het landschap en de weersomstandigheden in zulke beeldende taal beschrijft. Hij put rijkelijk uit zijn ervaringen in de bergen.
Brodeck blijkt anders te zijn dan zijn leeftijdgenoten uit het dorp en spreekt eerst ook nog een andere taal. Door de dorpsonderwijzer wordt hij geduldig bijgeschoold in de uren na de officiële schooldag. Uiteindelijk krijgt hij steun van het dorp om te gaan studeren in de grote stad.
Daar krijgt hij weer te maken met moord en doodslag. Hij vlucht samen met zijn vriendin terug naar het dorp. Hij trouwt met haar. Een gelukkige tijd lijkt aan te breken, maar de donkere wolken uit Duitsland komen ook naar het dorp toe. Zijn veiligheid blijkt een illusie: uiteindelijk wordt hij door alle inwoners in het dorp als vreemdeling uitgeleverd uit angst dat anders het hele dorp zal worden uitgemoord.
Hij overleeft de oorlog door het verlangen en de hoop dat hij zijn vrouw terug zal zien. Hij keert terug naar het dorp tot ontzetting van de dorpelingen, want hij had niet terug moeten komen. Hij is opnieuw een vreemdeling geworden. Zij heeft ook het geweld van de vreemdelingenhaat ondergaan en heeft door verkrachtingen het verstand verloren. Er is een kind uit de verkrachtingen voortgekomen, waar hij ook al zijn liefde aan besteedt. - Er komt een nieuwe vreemdeling in het dorp. Hij is de onbekende en krijgt de naam Ander. Deze ‘Ander’ is voor mij ontleend aan de filosofie van Emmanuel Levinas. Voor Levinas zal het pas vrede zijn als de mensen elkaar aankijken en elkaar als broeders en zusters herkennen. Hier wordt het als het tegendeel gebruikt.
De vreemdeling zegt bijna niets maar kijkt en luistert naar iedereen. Brodeck was bewust buitengesloten bij deze actie. Door toeval komt hij in de kring van moordenaars terecht en de enige kans om te overleven is dat hij het verslag maakt van deze gebeurtenis. Hij maakt zijn eigen aantekeningen die hij goed weet te verbergen en schrijft een verslag dat door de burgemeester aan het vuur wordt overgegeven. Uiteindelijk blijkt Brodeck opnieuw te moeten vluchten om te kunnen overleven. Zijn aantekeningen vormen zogenaamd dit boek. Het is dus niet het officiële verslag. Als hij het dorp verlaten heeft en omkijkt ziet hij het dorp niet meer. Het is opgelost in de natuur.
Het is een gitzwart boek, maar hier en daar gloort er hoop tussen de regels door. De belangrijkste zin in het boek is de uitspraak van één van de mensen om Brodeck heen, dat een kenmerk van de mens is dat hij altijd opnieuw kan beginnen. Zijn totaal passieve vrouw pakt op het einde zijn hand ineens echt beet. En het verlaten van het dorp is een bevrijding, een uittocht uit het land van benauwdheid, een exodus. Brodeck wordt daar heel licht en sterk van. De toekomst ligt open.
De taal maakt dat het boek leesbaar blijft. Prachtige metaforen in het Frans maar ook in het Duits en heel mooi vertaald in het Nederlands. Claudel speelt een spel met de Duitse taal, die hij op het Jiddisch wil laten lijken. Zo worden Duitse woorden veranderd, maar zijn toch herkenbaar.
In het concentratiekamp is Brodeck ook een tijd de menselijke hond van een kampbewaker. Claudel heeft dit motief ontleend aan de novelle ‘Adam Hondezoon’ geschreven door Yoram Kaniuk. Die beschrijft daarin het verhaal van Adam Stein, een voormalige Berlijnse Jood, clown en circusdirecteur. Hij overleefde het concentratiekamp als hond van de commandant, maar heeft na de oorlog een tijd in een Israëlisch psychiatrisch ziekenhuis gezeten. Pas in de jaren zestig kwam hij er weer bovenop. Hij werd krankzinnig omdat hij niet wist om te gaan met het schuldgevoel dat hij nog leefde terwijl zijn familie in zijn bijzijn naar de gaskamer ging. Hij gaf de mensen een veilig gevoel omdat hij clowneske grappen maakte en viool speelde, zodat ze zonder protest naar de gaskamer gingen.
Claudel maakt van de hoofdpersoon Brodeck een mens met een onverwoestbaar lichaam en daardoor vind ik hem niet heel geloofwaardig. Als je in de latrines werkte werd je ziek want er was disenterie en cholera en allerlei andere besmettelijke ziekten. In de barakken stonk het verschrikkelijk, want als je op de houten brits lag dan lieten de mensen gewoon hun behoeften lopen. Dat ging tussen de planken van de brits door en kwam terecht op de onderliggende mensen. De sterksten sliepen bovenin en allemaal dicht tegen elkaar om warm te blijven. Niemand zocht de afzondering want dan stierf je eerder. De gemiddelde levensduur in het kamp was een paar dagen. Enkelingen wisten het langer uit te houden.
Het vreemde in het boek vond ik de wonderbaarlijk mooie natuurbeschrijvingen en daarnaast de gruwelijkheden en het verraad van de mensen waarop je als mens moet vertrouwen. Overigens zie ik in de naam Brodeck een verbastering van de combinatie van Bo (beau) en Dreck, d.w.z. ‘Mooie stront’.
Reageer op deze recensie