Lezersrecensie
Een Pendergast met gebreken
De verborgen kamer is inmiddels alweer het zestiende deel van de zeer succesvolle Pendergast-serie van het schrijversduo Preston en Child. Na zoveel delen zou je denken dat de inspiratie wel een beetje op is bij de beide heren, maar daar blijkt nog niet veel van. De boeken blijven elkaar voorlopig in een stevig tempo opvolgen. Elk jaar verschijnt er weer een nieuw deel. Het risico houdt natuurlijk in dat het allemaal formulewerk wordt, maar in die valkuil zijn Preston en Child gelukkig nog niet gevallen. Niet elk deel is even goed en hier en daar lijkt de inspiratie wel eens wat te ontbreken, maar voor de niet al te kritische lezer valt er toch altijd wel weer voldoende te genieten. Veel actie, waanzinnige schurken, exotische locaties, en kleurrijke helden waarbij Aloysius Pendergast natuurlijk de absolute kroon spant. De excentrieke FBI-agent Aloysius Pendergast behoeft inmiddels geen introductie meer en anders is De verborgen kamer wellicht sowieso niet het beste deel om mee te beginnen.
De verborgen kamer is een direct vervolg op het voorgaande deel De scharlaken kust en valt dus eigenlijk niet goed te lezen zonder kennis te hebben van de gebeurtenissen in dit boek. In De verborgen kamer wordt Constance Green ontvoerd door Diogenes Pendergast, de kwaadaardige broer van Aloysius Pendergast. Proctor, de privé-chauffeur van Aloysius Pendergast, gaat meteen in de achtervolging. De trouwe lezer van de Pendergast-reeks zal ongetwijfeld hebben gelezen dat Diogenes in èèn van de voorgaande delen - Dodenboek (deel 7) - om het leven is gekomen nadat hij door dezelfde Constance Green in een vulkaan werd gegooid. Aloysius Pendergast mag dan een kat met negen levens zijn, zijn broer Diogenes doet kennelijk in die competitie niet voor hem onder. En dan staat ook nog eens Aloysius Pendergast zelf uit de dood op, want die was in het voorgaande deel in zee verdronken na een episch gevecht met een monster (de getrouwe Pendergast-lezer wist ondertussen natuurlijk wel beter). Lazarus zou strontjaloers op de beide broers zijn geweest.
Maar alle gekheid op een stokje, het is eerlijk gezegd een beetje te veel. Het probleem is nog niet eens de geloofwaardigheid - want daar moet deze reeks het natuurlijk sowieso niet van hebben - maar het begint allemaal een beetje cliché te worden. Je kunt maar zoveel keer iemand laten sterven. Als je het te vaak doet dan geeft de lezer er niet zo veel meer om en zal zijn schouders erover ophalen. De vraag is bovendien of het wel echt nodig was om Diogenes weer van stal te halen. In de vorige delen uit de reeks werd constant de suggestie gewekt dat Diogenes nog wel eens in leven zou kunnen zijn en dit wierp constant een dreigende schaduw over de andere gebeurtenissen die zich gedurende de reeks ontvouwden. Schurken kwamen en gingen, maar Diogenes leek altijd net over de horizon heen te loeren. Nu hij definitief zijn nieuwe entree maakt, valt het met de dreiging die van hem uit zou moeten uitgaan eigenlijk nogal mee. Diogenes is wat dat betreft eigenlijk net een geest. Hij is het engst als een suggestie van aanwezigheid, maar als hij zich eenmaal heeft gemanifesteerd is het net alsof de belofte van echte dreiging niet helemaal ingelost kan worden door Preston en Child. Diogenes kijkt gemeen, hij acteert gemeen, maar het is net alsof het heilige vuur er een beetje uit is. Hij krijgt zelfs goede kantjes toegemeten. De bedoeling zal vast zijn geweest om het personage van Diogenes wat meer driedimensionaal te maken, maar die moeite is hier toch verspild.
Verhaaltechnisch valt er ook wel het één en ander op De verborgen kamer aan te merken. Tijdens de eerste en beste 72 pagina’s volgen we de verbeten jacht van Proctor op Diogenes die zojuist Constance heeft ontvoerd. De jacht gaat via New Foundland, Ierland en Mauritanië naar de Kalahari woestijn in het grensgebied van Namibië en Botswana. Na deze 72 pagina’s eindigt deze verhaallijn echter plots en wordt er geen enkele aandacht meer aan Proctor besteed. Het verhaalperspectief verplaatst zich naar Constance die bij nader inzien toch niet ontvoerd blijkt te zijn en naar Aloysius Pendergast die bij nader inzien dus aan het einde van De scharlaken kust toch niet om het leven gekomen blijkt te zijn. Verder doet ook nog kort Vincent D’Agosta zijn entree, maar hij krijgt helaas bar weinig te doen. Dan blijkt ook hoe enorm hij wordt gemist in de delen dat hij niet of slechts op de achtergrond aanwezig is. Vincent is in alles de tegenpool van Aloysius, de heetgebakerde en ongeduldige Vincent tegenover de koele excentrieke Aloysius, en dat geeft in de delen waarin hij een duidelijke en grote rol heeft een enorme dynamiek. Vincent D’Agosta en Aloysius Pendergast zijn wat dat betreft als yin en yang. De verschillende perspectiefwisselingen in De verborgen kamer houden bovendien het verhaal eerder op dan dat het bijdraagt aan de spanning.
Dit klinkt allemaal misschien niet zo heel positief, maar voor de echte Pendergast-fan blijft er genoeg over om er een aangename leeservaring van te maken. Ook dit deel kent weer genoeg exotische locaties, de nodige explosieve actie, een zoveelste confrontatie tussen Diogenes en Aloysius en een hoog verhaaltempo. Het mooie van Preston en Child is dat ze zo’n ijzersterke formule hebben bedacht dat ze nooit door de ondergrens heen zullen gaan. De fans kunnen in elk geval weer reikhalzend uitkijken naar een volgend deel.
De verborgen kamer is een direct vervolg op het voorgaande deel De scharlaken kust en valt dus eigenlijk niet goed te lezen zonder kennis te hebben van de gebeurtenissen in dit boek. In De verborgen kamer wordt Constance Green ontvoerd door Diogenes Pendergast, de kwaadaardige broer van Aloysius Pendergast. Proctor, de privé-chauffeur van Aloysius Pendergast, gaat meteen in de achtervolging. De trouwe lezer van de Pendergast-reeks zal ongetwijfeld hebben gelezen dat Diogenes in èèn van de voorgaande delen - Dodenboek (deel 7) - om het leven is gekomen nadat hij door dezelfde Constance Green in een vulkaan werd gegooid. Aloysius Pendergast mag dan een kat met negen levens zijn, zijn broer Diogenes doet kennelijk in die competitie niet voor hem onder. En dan staat ook nog eens Aloysius Pendergast zelf uit de dood op, want die was in het voorgaande deel in zee verdronken na een episch gevecht met een monster (de getrouwe Pendergast-lezer wist ondertussen natuurlijk wel beter). Lazarus zou strontjaloers op de beide broers zijn geweest.
Maar alle gekheid op een stokje, het is eerlijk gezegd een beetje te veel. Het probleem is nog niet eens de geloofwaardigheid - want daar moet deze reeks het natuurlijk sowieso niet van hebben - maar het begint allemaal een beetje cliché te worden. Je kunt maar zoveel keer iemand laten sterven. Als je het te vaak doet dan geeft de lezer er niet zo veel meer om en zal zijn schouders erover ophalen. De vraag is bovendien of het wel echt nodig was om Diogenes weer van stal te halen. In de vorige delen uit de reeks werd constant de suggestie gewekt dat Diogenes nog wel eens in leven zou kunnen zijn en dit wierp constant een dreigende schaduw over de andere gebeurtenissen die zich gedurende de reeks ontvouwden. Schurken kwamen en gingen, maar Diogenes leek altijd net over de horizon heen te loeren. Nu hij definitief zijn nieuwe entree maakt, valt het met de dreiging die van hem uit zou moeten uitgaan eigenlijk nogal mee. Diogenes is wat dat betreft eigenlijk net een geest. Hij is het engst als een suggestie van aanwezigheid, maar als hij zich eenmaal heeft gemanifesteerd is het net alsof de belofte van echte dreiging niet helemaal ingelost kan worden door Preston en Child. Diogenes kijkt gemeen, hij acteert gemeen, maar het is net alsof het heilige vuur er een beetje uit is. Hij krijgt zelfs goede kantjes toegemeten. De bedoeling zal vast zijn geweest om het personage van Diogenes wat meer driedimensionaal te maken, maar die moeite is hier toch verspild.
Verhaaltechnisch valt er ook wel het één en ander op De verborgen kamer aan te merken. Tijdens de eerste en beste 72 pagina’s volgen we de verbeten jacht van Proctor op Diogenes die zojuist Constance heeft ontvoerd. De jacht gaat via New Foundland, Ierland en Mauritanië naar de Kalahari woestijn in het grensgebied van Namibië en Botswana. Na deze 72 pagina’s eindigt deze verhaallijn echter plots en wordt er geen enkele aandacht meer aan Proctor besteed. Het verhaalperspectief verplaatst zich naar Constance die bij nader inzien toch niet ontvoerd blijkt te zijn en naar Aloysius Pendergast die bij nader inzien dus aan het einde van De scharlaken kust toch niet om het leven gekomen blijkt te zijn. Verder doet ook nog kort Vincent D’Agosta zijn entree, maar hij krijgt helaas bar weinig te doen. Dan blijkt ook hoe enorm hij wordt gemist in de delen dat hij niet of slechts op de achtergrond aanwezig is. Vincent is in alles de tegenpool van Aloysius, de heetgebakerde en ongeduldige Vincent tegenover de koele excentrieke Aloysius, en dat geeft in de delen waarin hij een duidelijke en grote rol heeft een enorme dynamiek. Vincent D’Agosta en Aloysius Pendergast zijn wat dat betreft als yin en yang. De verschillende perspectiefwisselingen in De verborgen kamer houden bovendien het verhaal eerder op dan dat het bijdraagt aan de spanning.
Dit klinkt allemaal misschien niet zo heel positief, maar voor de echte Pendergast-fan blijft er genoeg over om er een aangename leeservaring van te maken. Ook dit deel kent weer genoeg exotische locaties, de nodige explosieve actie, een zoveelste confrontatie tussen Diogenes en Aloysius en een hoog verhaaltempo. Het mooie van Preston en Child is dat ze zo’n ijzersterke formule hebben bedacht dat ze nooit door de ondergrens heen zullen gaan. De fans kunnen in elk geval weer reikhalzend uitkijken naar een volgend deel.
1
Reageer op deze recensie