Pijnlijk, poëtisch en schilderachtig
In Vraag het aan de bliksem volgen we het leven van de jonge Danny die samen met zijn ouders in een grote galerijflat woont. In diezelfde flat wonen een hoop ouderen, dropouts en mensen die het financieel gezien niet heel erg breed hebben. Danny weet dat hij grotere ambities heeft dan zijn ouders, die hij verfoeit om hun middelmatigheid. Hij droomt van een toekomst waarin hij hoog op de maatschappelijke ladder staat en geld te over heeft. Met een paar rake schetsen tekent Carmien Michels (1990) meteen al de sfeer in het gezin. Zo wordt duidelijk dat Danny geen voorbeeld van zijn ouders hoeft te verwachten. Zijn moeder denkt alleen aan zichzelf en zijn vader is te weinig man om haar tegengas te geven. Het levert pijnlijke bespiegelingen op.
"Ik zweeg. Ik stond en hij zat, en voor het eerst voelde ik me zowel letterlijk als figuurlijk neerkijken op mijn verwekker. Hij zat daar zo mak, samen met zijn versleten kamerjas klaar voor het stort, terwijl ik groter was dan ooit te voren. Ik zou een man worden, terwijl hij in mijn ogen steeds minder man werd."
Hij heeft een aantal gesprekken met de broer van de benedenbuurvrouw die buiten eigen toedoen zijn baan is kwijtgeraakt en Danny op het hart drukt om zoveel mogelijk uit zijn leven te halen en daarbij nooit te aarzelen. Zijn leven is er zelf namelijk één van gemiste kansen. Het levert één van de hoogtepunten van de roman op: " 'Ik heb het veel te laat beseft', zei hij, 'toen er geen weg terug meer was. Zodra je in een systeem zit, is het verdomd moeilijk eruit te stappen. Het is een gouden kooi in een mistige vallei. Je durft er niet meer uit, je durft zelfs niet te kijken naar wat zich onder je uitstrekt, want je bent bang dat je het vliegen verleerd bent en dat je te pletter zult storten. In plaats van de vele mogelijkheden te zien word je verblind door de mist."
Michels (1990) studeerde Woordkunst aan het Koninklijk Conservatorium van Antwerpen en schreef als afstudeerproject haar debuutroman We zijn water. Ze haalde met deze roman de shortlist van De Debuutprijs en de Bronzen Uil in 2014. Datzelfde jaar won ze de publieksprijs van het Belgisch kampioenschap Poetry Slam. Haar gedichten en korte verhalen verschijnen onder meer in Das Magazin in de bundel Tien.
In haar tweede roman snijdt ze een interessante vraag aan. In hoeverre kun je je eigen ambities en doelen najagen zonder je integriteit te verliezen en bestaat er zoiets als goed en kwaad? Danny heeft er letterlijk alles voor over om maar te kunnen ontsnappen aan zijn thuissituatie en lijkt daarbij aanvankelijk zonder scrupules te werk te gaan. Op het moment dat hij toch twijfels krijgt, komt hij een oude oorlogsveteraan tegen die er voor zorgt dat het verhaal van Vraag het aan de bliksem een diepere laag krijgt. Wat zou je doen in een oorlog en wanneer je land is bezet? Zou je jezelf zo klein mogelijk maken om zo min mogelijk op te vallen? Zou je in verzet gaan of zou je je juist bij de bezetter aansluiten? De ene keuze is niet noodzakelijkerwijs beter dan de ander. Niet iedereen is even moedig als de ander.
Of zoals de veteraan zegt: "Goed en kwaad bestaan niet in de natuur. Wij hebben die begrippen uitgevonden omdat we zoiets als een geweten hebben. Wat is een geweten? Iets wat ons zegt wat wel en niet mag van het gemeenschappelijke doel dat wij voor ogen hebben. En daarin schuilt het gevaar. Er zijn altijd wel groepen en leiders van groepen die andere gemeenschappelijke doelen voor ogen hebben. [...] Als een gemeenschappelijk doel zich echter als een pandemische geestesziekte nestelt in de hoofden van een massa mensen, zul je zien dat ze niet langer voor zichzelf kunnen denken en dat hun geweten vloeibaar wordt."
Een prachtige conclusie van een boeiende roman.
Reageer op deze recensie