Lezersrecensie
Hilarische IKEA-thriller
PAARD
Een gegeven paard kijk je niet in de bek (ein gegebenes Gaul guckt man nicht ins Maul). Kun je dan niets zeggen over een boek dat je gratis hebt mogen downloaden? Ik heb eerder ook gratis boeken (of die uit de bieb) gelezen en beschreven.
In dit geval gaat een om een gratis download van een publicatie in eigen beheer. Een boek dat inmiddels te koop is voor een slordige 18 euro. Dus zo gratis is het niet. Misschien was het gratis exemplaar zelfs bedoeld als recensie-exemplaar? Ergens voelt het als een morele verplichting om dat wat je als geschenk hebt gekregen niet te bekritiseren. Hooguit flikker je het op een onbewaakt ogenblik achter de rododendrons. Het zou verklaren waarom talloze recensies weinig kritisch zijn: niemand heeft voor het boek hoeven betalen, behalve de schrijver of de uitgever. En voor wat hoort wat. Of niet dan?
Heeft het zin om een publicatie in eigen beheer te bespreken? Iedereen weet dat er een hoop bagger tussen zit. Bij dit boek is bekend dat er verschillende proeflezers zijn geweest, die zelf ook schrijver zijn. Bovendien is de schrijfster niet zomaar iemand: ze heeft een universitaire opleiding en een journalistieke achtergrond. Ze geeft schrijfworkshops, doet aan manuscriptbegeleiding en redactie onder de naam Meesterlijke Teksten. Dat zou toch voor iets moeten staan.
Ik had vooraf dus niet de indruk dat ik een boek van een amateur-schrijfster in handen had, of van een goedbedoelende mavo-moeder die nooit de juiste educatie heeft gehad om schrijfster te worden.
De term Ikea-thriller is overigens wat de schrijfster zelf als geuzennaam gebruikt voor het boek bij haar presentatie op Schrijven Online: http://www.schrijvenonline.org/boekpresentatie/olga-hoekstra-dodenweg.
Overigens bevat de onderstaande recensie, zoals gewoonlijk, spoilers.
POSITIEF
Om te beginnen met de positieve punten. Er ligt een compleet boek van bijna 290 pagina’s, er mankeert weinig aan het doorzettingsvermogen van de schrijfster. De afbeelding op de kaft is schitterend, een goede investering in een professionele uitstraling – hoewel het absoluut niet past bij het verhaal.
Maar daar is het eigenlijk ook wel mee gezegd.
Het is onduidelijk in hoeverre het de proeflezers is aan te rekenen dat deze thriller bagger is. De schrijfster is er in ieder geval niet in geslaagd het eigen werk tot een redelijk niveau te herschrijven/redigeren. Of dat ligt aan haar vaardigheden als redacteur, of haar onvermogen om als beginnend schrijver objectief naar haar eigen werk te kijken is me niet geheel duidelijk. Hoe dan ook is het een verbeterpunt als je jezelf als redacteur en/of schrijver serieus wilt nemen.
Eigenlijk is Dodenweg een fantastisch boek om mee te leren hoe het niet moet. Alle soorten fouten die je kunt maken, zitten er wel in, zowel op macro- als op microniveau. Het voert dan ook wat ver om alle fouten (gemiddeld toch zeker zo’n twee per pagina) per e-mail aan de schrijfster door te geven, zoals ze vraagt in het Dankwoord.
TAALVAARDIG
Een van de dingen die mij zeer stoort, is de schrijfstijl(?) waarin hele zinsdelen, meestal het werkwoord, worden weggelaten. Na een tijdje ging het ergeren over in hilariteit, omdat de kromme zinnen bij het letterlijk lezen ervan de meest belachelijke situaties schetsen.
De derde zin al: “Het blauw van haar ogen kwam beter uit zo, de hoge jukbeenderen, het lange blonde haar.” Wat is er met die jukbeenderen en dat haar?
“Deze mensen hadden hun kind verloren. Het verdriet tastbaar.” Wat is de relatie tussen verdriet en tastbaar? Welk woord ontbreekt? Ontbreekt er nog meer?
Voorts wordt er onnodig veel Engels gebruikt in het boek. Als het gaat om dialoog, die modern moet lijken, heb ik daar weinig op tegen. In dit boek lijkt het echter of de schrijfster Engels gebruikt omdat ze de Nederlandse term niet kent (zoals shhh, quote, escape, automotive, centepide [sic], de [sic] comfort). Een euvel dat ook zichtbaar is in het verkeerde gebruik van Nederlandse woorden, zoals devoot, en diverse Nederlandse uitdrukkingen die in een verminkte vorm in de tekst terecht zijn gekomen.
Engelse uitdrukkingen komen er ook slecht vanaf (“Hell knows no fury then [sic] a woman scorned”), en het klakkeloos en veelvuldig overnemen van teksten van Johnny Cash lijkt me zelfs illegaal (en dat is het, als Cash geen toestemming heeft verleend voor het overnemen van de teksten). Engels is ook het onverklaarde jargon als “booty call” wat mij verder niet veel zei, maar waar een paar pagina’s over Young Adult me de weg in wezen.
Ook kwam ik instinkers tegen als in takt (intact), en het onvermijdelijke verschraalde bier (verschaald bier). Ik herinner me ook de “jarenoude bomen”, het “beduimelde gezicht” (bedremmeld werd vermoedelijk bedoeld), het ontbrekende onderscheid tussen “kennen” en “weten”. Nog wel meer ook, naast typfouten die door een finale spellingcontrole onderschept hadden moeten worden.
Interpunctie is evenmin een sterk punt. Komma’s worden zonder beleid gestrooid waardoor zinnen op de vreemdste plaatsen worden onderbroken (of juist geen onderbreking hebben waar het Nederlands dat voorschrijft), vragen eindigen zonder ? en van : of ; heeft de schrijfster blijkbaar nooit gehoord.
Dit soort fouten maken mij ernstig aan het twijfelen over het professionele gehalte van de schrijfster in haar incarnatie als manuscriptbeoordeler, redactrice en schrijfworkshopleidster.
PLANKEN
Het verhaal is volgens het principe ‘van dik hout zaagt men planken’. Er spelen een paar verhaallijnen door elkaar, waarbij geen ervan bevredigend wordt beëindigd (het boek is overigens het eerste in een serie).
Het begint met een thriller, of misschien zelfs horror, waarbij een man jonge vrouwen misbruikt en doodt. De rechercheur, Thomas, en de journaliste, Fleur, die onderzoek doen naar de dode vrouwen voelen zich als klittenband tot elkaar aangetrokken. Dat is de erotische verhaallijn, die minder om het lijf heeft dan een hoer op de Wallen. Als ze ook maar even bij elkaar in de buurt komen laait de erotiek op en volgt de gedetailleerd beschreven wip. Het hele verhaal lijkt opgezet te zijn om de twee hoofdpersonen zo vaak mogelijk van bil te laten gaan. Doodzonde, want de thriller sneeuwt helemaal onder.
Het literaire moet waarschijnlijk blijken uit de verhaallijnen waarin de psychologische achtergrond van de hoofdpersonen wordt geschetst. Want makkelijk hebben ze het niet.
Fleur is de dochter van een bekende advocaat die de advocatuur inruilt voor de journalistiek, wat puberale frictie met haar vader oplevert. Op haar werk heeft ze het zwaar met een baas die haar niet voor vol aanziet, en een handtastelijke collega. Ze heeft veel weg van Francien van Anshem, de heldin van thrillerschrijver Bert Muns. Helaas komt Fleur niet echt tot leven: haar handelen is niet gemotiveerd en vooral door grillen ingegeven. Nergens lijkt ze na te denken, niet over het onderzoek, niet over haar eigen situatie, niet over haar handelen.
Thomas is er erger aan toe: hij werd mishandeld door zijn vader, en zijn vader heeft zijn halfzusje doodgeslagen. Hij loopt half en half bij een psychiater en neukt zo nu en dan zijn collega of welk ander huppelkutje hem voor de voeten loopt. De cliffhanger van het verhaal is dat de collega zwanger is. Thomas zou de klassieke ruwe bolster, blanke pit zijn, ware het niet dat hij een holle, kartonnen figuur is. Een van de grote euvels aan Thomas is dat zijn achtergrond ongeloofwaardig is: je vraagt je af hoe hij met al zijn trauma’s bij het politiekorps van Saksenburcht heeft kunnen komen, en ook nog in zeer korte tijd een hoge positie heeft weten te krijgen – in ieder geval gerespecteerd genoeg om hem de hand boven het hoofd te houden.
Natuurlijk moeten er ook schurken zijn in een thriller. Ze komen in dit verhaal bij bosjes. De tegenwerkende baas van Fleur, haar handtastelijke collega, haar vader, de vader van Thomas en de dader van de moorden. Die laatste komt er zeer bekaaid vanaf. Er is tot de ontknoping (blz. 262) geen enkele hint die in zijn richting wijst. Het motief is flinterdun, de uitwerking zeer ongeloofwaardig. En waarom de slachtoffers zijn verwisseld wordt nergens duidelijk. Sterker nog: als het eerste slachtoffer haar vriendje belt, is het dus niet “haar” vriendje en zit ze bij een wildvreemde in de auto, wat verder niemand opvalt. Vermoedelijk is het ook de schrijfster niet opgevallen, want dit mysterie wordt nergens opgelost.
GEEN OPSPORING GEZOCHT
Ongeloofwaardig is ook het politieonderzoek. Thomas, de rechercheur, voert vrijwel niets uit. Uit niets blijkt dat hij rechercheur is: hij komt wel op het plaats delict, hij praat met de lijkschouwer, maar hij onderzoekt helemaal niets; voor een thriller is er te weinig vooruitgang in de zaak. Als journaliste Fleur ziek wordt, voert Thomas ook dagenlang niets uit. Dat de zaak wordt opgelost, is meer door toeval dan door speurwerk.
Het overgrote deel van de tijd heb ik de indruk dat de schrijfster geen flauw idee heeft van hoe het er bij de politie, dan wel de recherche aan toe gaat. Het is een soort vader-en-moedertje spelen, na het ontbijt gaat vader werken, wat wil zeggen dat de vader-pop ergens wordt weggemoffeld om voor het avondeten weer tevoorschijn te komen. Thomas is alleen als rechercheur “aan het werk” als Fleur in de buurt is.
Dat haalt de hele thrillerplot onderuit. Er blijven te veel vragen open. Vooral vragen als “waarom heeft de politie die stap niet gezet?” Het sporenonderzoek is sukkelig, de VOA doet z’n werk niet en hoewel er sprake is van verweer en misbruik wordt DNA-onderzoek niet eens geopperd. Bij de moord op Sven (hij wordt met een glasscherf in het hart gestoken) wordt blijkbaar geen moordonderzoek gedaan, het voorval komt niet in de politiedossiers voor. Op het moment dat duidelijk is dat er een onbekend lijk is, wordt er geen buurtonderzoek gedaan, of welk ander onderzoek dan ook. Het zoeken in de bestanden met vermiste personen komt pas dagen later op gang. De verhoren hebben meer weg van een beetje babbelen. Aan politieprotocollen stoort de schrijfster zich niet. Dat Thomas er mee weg komt een onschuldige verdachte te mishandelen is ongehoord, evenals het feit dat hij na zijn schorsing toch op de plaats delict wordt getolereerd. Een schorsing die overigens nergens op gebaseerd is, want nergens wordt Thomas van iets beschuldigd (hoewel de lezer beter weet).
Dat Fleur, een moderne jonge vrouw met een juridische achtergrond, niet weet dat de handtastelijkheden van haar collega voldoende zijn voor een ontslag op staande voet gaat er ook niet in bij mij – ze dweept bijna met haar slachtofferrol wat haar niet bepaald sympathiek maakt (niet dat de slet ergens iets van sympathie oproept, aan het einde vond ik het zelfs jammer dat niet zij het slachtoffer werd).
Ik denk dat het verhaal er een stuk beter op zou worden als het thriller-element helemaal geschrapt zou worden. Laat het dan maar een bondage-erotisch verhaal zijn waarbij iedereen zonder enkele aanleiding of aarzeling met elkaar in bed springt.
Voor zover ik kan nagaan is het juist de relatie tussen Thomas en Fleur, die bol staat van de erotiek, wat het voor mensen een “vlot leesbaar boek” maakt. Als de interactie van deze personages centraal wordt gezet, wat de schrijfster ook probeert, want hieraan worden de meeste woorden (dialogen, details) vuilgemaakt, dan zakt de rest van het verhaal weg in de aandacht van de lezers. En dat schijnt supermodern te zijn: zorg dat je op korte termijn steeds de aandacht van je lezer (of kijker) houdt, dan hoef je je best niet te doen om een zinnige plot te bedenken. De aandachtsspanne van de gemiddelde kijker/lezer is zo kort, dat ze toch niet weten wat de langere verhaallijnen zijn, hun aandachtsspanne is te kort voor de langere spanningsbogen.
Door het ontbreken van een zinnige of originele plot zal het moeilijk zijn bij een herschrijfronde nog iets van dit verhaal te maken. Het is geen kwestie van de puntjes op de i, het is meer de puntjes verbinden tot het echte verhaal naar voren komt.
TIJDLOOS
Iets dat mij het hele verhaal door verwarde is de tijdloosheid ervan. Ik vind het moeilijk om de gebeurtenissen in een tijdlijn te zetten. Niet zozeer het niet-bestaande politieonderzoek, maar eerder de gebeurtenissen uit het verleden van Thomas. Eerst lijkt het erop dat zijn halfzusje vermoord is toen zij een jaar of zes was, later blijkt ze veertien te zijn. Thomas zit dan als sergeant in Uruzgan, en drie jaar later is hij rechercheur. Waar of wanneer hij zijn (driejarige) opleiding tot rechercheur heeft gehad, of zijn noodzakelijke vooropleiding (bachelor HBO) is onduidelijk. Hoe hij na Uruzgan ooit is aangenomen met zijn labiele psyche en zijn negatieve zelfbeeld is een raadsel – net als zijn drijfveer om dat vak uit te oefenen.
Eenzelfde probleem speelt bij de dader: deze is twaalf als hij een trauma krijgt. Vervolgens gebeurt jarenlang niets. En dan ineens gaat het van kwaad tot erger, zonder dat zijn omgeving ook maar iets merkt. Waarom de dader de meisjes martelt, dood wil of wil “perfectioneren” vloeit niet voort uit de gepresenteerde feiten. Net zo min als het omwisselen van de slachtoffers (waarbij niet duidelijk is hoe hij dat doet), de modus operandi, de keuze van het wapen en zo voort.
KORTOM…
Andere zaken waar je als schrijver op moet letten zijn voorwerpen die ineens veranderen: een theedoek die ineens een handdoek is. Of dingen die niet kunnen: in het boek is tweemaal sprake van scherpe splinters van het (voorruit)glas van een auto. Terwijl auto’s al sinds jaar en dag veiligheidsglas hebben, juist om dergelijke scherpe “splinters” te voorkomen.
Register is ook zowat. Naast het regelmatige popi “onwijs” staan deftige woorden als althans en wellicht. Niet in de dialoog, maar in de vertelling zelf, en zonder een te doorgronden reden. Het haalt de tekst uit balans.
Ten slotte blijkt ook het perspectief niet te doorgronden te zijn. Dit komt onder meer door een verkeerd gebruik van alinea’s. Hierdoor is lang niet altijd te volgen wie wat zegt of doet. Portieren stappen uit, benen krijgen bevelen en veel meer fraais.
Door al deze makkes lijkt het me een zeer geschikt boek om eens kritisch door te nemen met een schrijfgroepje. Er valt heel veel van te leren, vooral dus hoe het niet moet. En voor wie het ergeren naast zich neer kan leggen, is het daardoor ook een hilarisch boek:
“Tranen barstten uit haar ogen.”
“De auto die hen met bloedende vaart tegemoet kwam.”
Ik kom niet meer bij!
Wat leer ik hiervan?
1. Zorg voor een goede redacteur, ook al denk je er zelf een te zijn.
2. Zorg voor proeflezers die zich niet door de gebeurtenissen laten meesleuren, maar die objectief naar het verhaal kunnen kijken en op zijn minst de plot in het oog houden.
(Deze recensie is eerder op mijn blog verschenen: http://schlimazlnik.livejournal.com/268035.html)
Een gegeven paard kijk je niet in de bek (ein gegebenes Gaul guckt man nicht ins Maul). Kun je dan niets zeggen over een boek dat je gratis hebt mogen downloaden? Ik heb eerder ook gratis boeken (of die uit de bieb) gelezen en beschreven.
In dit geval gaat een om een gratis download van een publicatie in eigen beheer. Een boek dat inmiddels te koop is voor een slordige 18 euro. Dus zo gratis is het niet. Misschien was het gratis exemplaar zelfs bedoeld als recensie-exemplaar? Ergens voelt het als een morele verplichting om dat wat je als geschenk hebt gekregen niet te bekritiseren. Hooguit flikker je het op een onbewaakt ogenblik achter de rododendrons. Het zou verklaren waarom talloze recensies weinig kritisch zijn: niemand heeft voor het boek hoeven betalen, behalve de schrijver of de uitgever. En voor wat hoort wat. Of niet dan?
Heeft het zin om een publicatie in eigen beheer te bespreken? Iedereen weet dat er een hoop bagger tussen zit. Bij dit boek is bekend dat er verschillende proeflezers zijn geweest, die zelf ook schrijver zijn. Bovendien is de schrijfster niet zomaar iemand: ze heeft een universitaire opleiding en een journalistieke achtergrond. Ze geeft schrijfworkshops, doet aan manuscriptbegeleiding en redactie onder de naam Meesterlijke Teksten. Dat zou toch voor iets moeten staan.
Ik had vooraf dus niet de indruk dat ik een boek van een amateur-schrijfster in handen had, of van een goedbedoelende mavo-moeder die nooit de juiste educatie heeft gehad om schrijfster te worden.
De term Ikea-thriller is overigens wat de schrijfster zelf als geuzennaam gebruikt voor het boek bij haar presentatie op Schrijven Online: http://www.schrijvenonline.org/boekpresentatie/olga-hoekstra-dodenweg.
Overigens bevat de onderstaande recensie, zoals gewoonlijk, spoilers.
POSITIEF
Om te beginnen met de positieve punten. Er ligt een compleet boek van bijna 290 pagina’s, er mankeert weinig aan het doorzettingsvermogen van de schrijfster. De afbeelding op de kaft is schitterend, een goede investering in een professionele uitstraling – hoewel het absoluut niet past bij het verhaal.
Maar daar is het eigenlijk ook wel mee gezegd.
Het is onduidelijk in hoeverre het de proeflezers is aan te rekenen dat deze thriller bagger is. De schrijfster is er in ieder geval niet in geslaagd het eigen werk tot een redelijk niveau te herschrijven/redigeren. Of dat ligt aan haar vaardigheden als redacteur, of haar onvermogen om als beginnend schrijver objectief naar haar eigen werk te kijken is me niet geheel duidelijk. Hoe dan ook is het een verbeterpunt als je jezelf als redacteur en/of schrijver serieus wilt nemen.
Eigenlijk is Dodenweg een fantastisch boek om mee te leren hoe het niet moet. Alle soorten fouten die je kunt maken, zitten er wel in, zowel op macro- als op microniveau. Het voert dan ook wat ver om alle fouten (gemiddeld toch zeker zo’n twee per pagina) per e-mail aan de schrijfster door te geven, zoals ze vraagt in het Dankwoord.
TAALVAARDIG
Een van de dingen die mij zeer stoort, is de schrijfstijl(?) waarin hele zinsdelen, meestal het werkwoord, worden weggelaten. Na een tijdje ging het ergeren over in hilariteit, omdat de kromme zinnen bij het letterlijk lezen ervan de meest belachelijke situaties schetsen.
De derde zin al: “Het blauw van haar ogen kwam beter uit zo, de hoge jukbeenderen, het lange blonde haar.” Wat is er met die jukbeenderen en dat haar?
“Deze mensen hadden hun kind verloren. Het verdriet tastbaar.” Wat is de relatie tussen verdriet en tastbaar? Welk woord ontbreekt? Ontbreekt er nog meer?
Voorts wordt er onnodig veel Engels gebruikt in het boek. Als het gaat om dialoog, die modern moet lijken, heb ik daar weinig op tegen. In dit boek lijkt het echter of de schrijfster Engels gebruikt omdat ze de Nederlandse term niet kent (zoals shhh, quote, escape, automotive, centepide [sic], de [sic] comfort). Een euvel dat ook zichtbaar is in het verkeerde gebruik van Nederlandse woorden, zoals devoot, en diverse Nederlandse uitdrukkingen die in een verminkte vorm in de tekst terecht zijn gekomen.
Engelse uitdrukkingen komen er ook slecht vanaf (“Hell knows no fury then [sic] a woman scorned”), en het klakkeloos en veelvuldig overnemen van teksten van Johnny Cash lijkt me zelfs illegaal (en dat is het, als Cash geen toestemming heeft verleend voor het overnemen van de teksten). Engels is ook het onverklaarde jargon als “booty call” wat mij verder niet veel zei, maar waar een paar pagina’s over Young Adult me de weg in wezen.
Ook kwam ik instinkers tegen als in takt (intact), en het onvermijdelijke verschraalde bier (verschaald bier). Ik herinner me ook de “jarenoude bomen”, het “beduimelde gezicht” (bedremmeld werd vermoedelijk bedoeld), het ontbrekende onderscheid tussen “kennen” en “weten”. Nog wel meer ook, naast typfouten die door een finale spellingcontrole onderschept hadden moeten worden.
Interpunctie is evenmin een sterk punt. Komma’s worden zonder beleid gestrooid waardoor zinnen op de vreemdste plaatsen worden onderbroken (of juist geen onderbreking hebben waar het Nederlands dat voorschrijft), vragen eindigen zonder ? en van : of ; heeft de schrijfster blijkbaar nooit gehoord.
Dit soort fouten maken mij ernstig aan het twijfelen over het professionele gehalte van de schrijfster in haar incarnatie als manuscriptbeoordeler, redactrice en schrijfworkshopleidster.
PLANKEN
Het verhaal is volgens het principe ‘van dik hout zaagt men planken’. Er spelen een paar verhaallijnen door elkaar, waarbij geen ervan bevredigend wordt beëindigd (het boek is overigens het eerste in een serie).
Het begint met een thriller, of misschien zelfs horror, waarbij een man jonge vrouwen misbruikt en doodt. De rechercheur, Thomas, en de journaliste, Fleur, die onderzoek doen naar de dode vrouwen voelen zich als klittenband tot elkaar aangetrokken. Dat is de erotische verhaallijn, die minder om het lijf heeft dan een hoer op de Wallen. Als ze ook maar even bij elkaar in de buurt komen laait de erotiek op en volgt de gedetailleerd beschreven wip. Het hele verhaal lijkt opgezet te zijn om de twee hoofdpersonen zo vaak mogelijk van bil te laten gaan. Doodzonde, want de thriller sneeuwt helemaal onder.
Het literaire moet waarschijnlijk blijken uit de verhaallijnen waarin de psychologische achtergrond van de hoofdpersonen wordt geschetst. Want makkelijk hebben ze het niet.
Fleur is de dochter van een bekende advocaat die de advocatuur inruilt voor de journalistiek, wat puberale frictie met haar vader oplevert. Op haar werk heeft ze het zwaar met een baas die haar niet voor vol aanziet, en een handtastelijke collega. Ze heeft veel weg van Francien van Anshem, de heldin van thrillerschrijver Bert Muns. Helaas komt Fleur niet echt tot leven: haar handelen is niet gemotiveerd en vooral door grillen ingegeven. Nergens lijkt ze na te denken, niet over het onderzoek, niet over haar eigen situatie, niet over haar handelen.
Thomas is er erger aan toe: hij werd mishandeld door zijn vader, en zijn vader heeft zijn halfzusje doodgeslagen. Hij loopt half en half bij een psychiater en neukt zo nu en dan zijn collega of welk ander huppelkutje hem voor de voeten loopt. De cliffhanger van het verhaal is dat de collega zwanger is. Thomas zou de klassieke ruwe bolster, blanke pit zijn, ware het niet dat hij een holle, kartonnen figuur is. Een van de grote euvels aan Thomas is dat zijn achtergrond ongeloofwaardig is: je vraagt je af hoe hij met al zijn trauma’s bij het politiekorps van Saksenburcht heeft kunnen komen, en ook nog in zeer korte tijd een hoge positie heeft weten te krijgen – in ieder geval gerespecteerd genoeg om hem de hand boven het hoofd te houden.
Natuurlijk moeten er ook schurken zijn in een thriller. Ze komen in dit verhaal bij bosjes. De tegenwerkende baas van Fleur, haar handtastelijke collega, haar vader, de vader van Thomas en de dader van de moorden. Die laatste komt er zeer bekaaid vanaf. Er is tot de ontknoping (blz. 262) geen enkele hint die in zijn richting wijst. Het motief is flinterdun, de uitwerking zeer ongeloofwaardig. En waarom de slachtoffers zijn verwisseld wordt nergens duidelijk. Sterker nog: als het eerste slachtoffer haar vriendje belt, is het dus niet “haar” vriendje en zit ze bij een wildvreemde in de auto, wat verder niemand opvalt. Vermoedelijk is het ook de schrijfster niet opgevallen, want dit mysterie wordt nergens opgelost.
GEEN OPSPORING GEZOCHT
Ongeloofwaardig is ook het politieonderzoek. Thomas, de rechercheur, voert vrijwel niets uit. Uit niets blijkt dat hij rechercheur is: hij komt wel op het plaats delict, hij praat met de lijkschouwer, maar hij onderzoekt helemaal niets; voor een thriller is er te weinig vooruitgang in de zaak. Als journaliste Fleur ziek wordt, voert Thomas ook dagenlang niets uit. Dat de zaak wordt opgelost, is meer door toeval dan door speurwerk.
Het overgrote deel van de tijd heb ik de indruk dat de schrijfster geen flauw idee heeft van hoe het er bij de politie, dan wel de recherche aan toe gaat. Het is een soort vader-en-moedertje spelen, na het ontbijt gaat vader werken, wat wil zeggen dat de vader-pop ergens wordt weggemoffeld om voor het avondeten weer tevoorschijn te komen. Thomas is alleen als rechercheur “aan het werk” als Fleur in de buurt is.
Dat haalt de hele thrillerplot onderuit. Er blijven te veel vragen open. Vooral vragen als “waarom heeft de politie die stap niet gezet?” Het sporenonderzoek is sukkelig, de VOA doet z’n werk niet en hoewel er sprake is van verweer en misbruik wordt DNA-onderzoek niet eens geopperd. Bij de moord op Sven (hij wordt met een glasscherf in het hart gestoken) wordt blijkbaar geen moordonderzoek gedaan, het voorval komt niet in de politiedossiers voor. Op het moment dat duidelijk is dat er een onbekend lijk is, wordt er geen buurtonderzoek gedaan, of welk ander onderzoek dan ook. Het zoeken in de bestanden met vermiste personen komt pas dagen later op gang. De verhoren hebben meer weg van een beetje babbelen. Aan politieprotocollen stoort de schrijfster zich niet. Dat Thomas er mee weg komt een onschuldige verdachte te mishandelen is ongehoord, evenals het feit dat hij na zijn schorsing toch op de plaats delict wordt getolereerd. Een schorsing die overigens nergens op gebaseerd is, want nergens wordt Thomas van iets beschuldigd (hoewel de lezer beter weet).
Dat Fleur, een moderne jonge vrouw met een juridische achtergrond, niet weet dat de handtastelijkheden van haar collega voldoende zijn voor een ontslag op staande voet gaat er ook niet in bij mij – ze dweept bijna met haar slachtofferrol wat haar niet bepaald sympathiek maakt (niet dat de slet ergens iets van sympathie oproept, aan het einde vond ik het zelfs jammer dat niet zij het slachtoffer werd).
Ik denk dat het verhaal er een stuk beter op zou worden als het thriller-element helemaal geschrapt zou worden. Laat het dan maar een bondage-erotisch verhaal zijn waarbij iedereen zonder enkele aanleiding of aarzeling met elkaar in bed springt.
Voor zover ik kan nagaan is het juist de relatie tussen Thomas en Fleur, die bol staat van de erotiek, wat het voor mensen een “vlot leesbaar boek” maakt. Als de interactie van deze personages centraal wordt gezet, wat de schrijfster ook probeert, want hieraan worden de meeste woorden (dialogen, details) vuilgemaakt, dan zakt de rest van het verhaal weg in de aandacht van de lezers. En dat schijnt supermodern te zijn: zorg dat je op korte termijn steeds de aandacht van je lezer (of kijker) houdt, dan hoef je je best niet te doen om een zinnige plot te bedenken. De aandachtsspanne van de gemiddelde kijker/lezer is zo kort, dat ze toch niet weten wat de langere verhaallijnen zijn, hun aandachtsspanne is te kort voor de langere spanningsbogen.
Door het ontbreken van een zinnige of originele plot zal het moeilijk zijn bij een herschrijfronde nog iets van dit verhaal te maken. Het is geen kwestie van de puntjes op de i, het is meer de puntjes verbinden tot het echte verhaal naar voren komt.
TIJDLOOS
Iets dat mij het hele verhaal door verwarde is de tijdloosheid ervan. Ik vind het moeilijk om de gebeurtenissen in een tijdlijn te zetten. Niet zozeer het niet-bestaande politieonderzoek, maar eerder de gebeurtenissen uit het verleden van Thomas. Eerst lijkt het erop dat zijn halfzusje vermoord is toen zij een jaar of zes was, later blijkt ze veertien te zijn. Thomas zit dan als sergeant in Uruzgan, en drie jaar later is hij rechercheur. Waar of wanneer hij zijn (driejarige) opleiding tot rechercheur heeft gehad, of zijn noodzakelijke vooropleiding (bachelor HBO) is onduidelijk. Hoe hij na Uruzgan ooit is aangenomen met zijn labiele psyche en zijn negatieve zelfbeeld is een raadsel – net als zijn drijfveer om dat vak uit te oefenen.
Eenzelfde probleem speelt bij de dader: deze is twaalf als hij een trauma krijgt. Vervolgens gebeurt jarenlang niets. En dan ineens gaat het van kwaad tot erger, zonder dat zijn omgeving ook maar iets merkt. Waarom de dader de meisjes martelt, dood wil of wil “perfectioneren” vloeit niet voort uit de gepresenteerde feiten. Net zo min als het omwisselen van de slachtoffers (waarbij niet duidelijk is hoe hij dat doet), de modus operandi, de keuze van het wapen en zo voort.
KORTOM…
Andere zaken waar je als schrijver op moet letten zijn voorwerpen die ineens veranderen: een theedoek die ineens een handdoek is. Of dingen die niet kunnen: in het boek is tweemaal sprake van scherpe splinters van het (voorruit)glas van een auto. Terwijl auto’s al sinds jaar en dag veiligheidsglas hebben, juist om dergelijke scherpe “splinters” te voorkomen.
Register is ook zowat. Naast het regelmatige popi “onwijs” staan deftige woorden als althans en wellicht. Niet in de dialoog, maar in de vertelling zelf, en zonder een te doorgronden reden. Het haalt de tekst uit balans.
Ten slotte blijkt ook het perspectief niet te doorgronden te zijn. Dit komt onder meer door een verkeerd gebruik van alinea’s. Hierdoor is lang niet altijd te volgen wie wat zegt of doet. Portieren stappen uit, benen krijgen bevelen en veel meer fraais.
Door al deze makkes lijkt het me een zeer geschikt boek om eens kritisch door te nemen met een schrijfgroepje. Er valt heel veel van te leren, vooral dus hoe het niet moet. En voor wie het ergeren naast zich neer kan leggen, is het daardoor ook een hilarisch boek:
“Tranen barstten uit haar ogen.”
“De auto die hen met bloedende vaart tegemoet kwam.”
Ik kom niet meer bij!
Wat leer ik hiervan?
1. Zorg voor een goede redacteur, ook al denk je er zelf een te zijn.
2. Zorg voor proeflezers die zich niet door de gebeurtenissen laten meesleuren, maar die objectief naar het verhaal kunnen kijken en op zijn minst de plot in het oog houden.
(Deze recensie is eerder op mijn blog verschenen: http://schlimazlnik.livejournal.com/268035.html)
2
Reageer op deze recensie