Lezersrecensie
De diepte ligt aan de oppervlakte
In de kritische literatuurpodcast 'de Nieuwe Contrabas' hoorde ik een lovende bespreking van Ota Pavel's 'Hoe ik de vissen ontmoette'. Een paar weken later gaf ik daarom het boek als verjaardagscadeau aan een vriend (M.) die graag romans leest waarin de auteur geregeld de diepte ingaat, d.w.z. de verhaallijnen met originele bespiegelingen en diepzinnige beschouwingen weet te vervlechten. Zo houdt hij bijvoorbeeld van 'De tijgerkat' van G. Tomasi Di Lampedusa en van 'Leven en lot' van Vasili Grossman. Daarnaast, en dat was de belangrijkste reden om hem het boek te geven, is M. een verwoed visser die veelvuldig zijn geluk beproeft aan de oevers van Gelderse rivieren en plassen.
Enfin, een paar weken na zijn verjaardag vroeg hij me of ik Ota Pavel's boek misschien terug wilde hebben; hij was niet van plan het in zijn boekenkast te zetten want het had hem niet kunnen bekoren. Ik stemde in met dat voorstel, en besloot toen het boek dan maar meteen te gaan lezen.
Na een tiental bladzijden begreep ik al waarom het boek hem niet had kunnen boeien.
'Hoe ik de vissen ontmoette' is een roman waarin de verteller zich beperkt tot het sec beschrijven van ervaringen, gebeurtenissen en gevoelens zonder daar nader op te reflecteren in de vorm van (wijze) bespiegelingen, (filosofische) beschouwingen of diepere (culturele of maatschappelijke) analyses. Het taalgebruik is eenvoudig (vaak bijna té eenvoudig), lichtvoetig en soms half-poëtisch. Ook het verhaal verloopt enkelvoudig en ongecompliceerd. Het kabbelt als het ware. De joodse hoofdpersoon vist, eerst als kind en later (na de oorlog) als volwassene, in een groot aantal Tsjechische rivieren, meren en meertjes. Met familieleden, vrienden en kennissen. Hij vist op karper, snoek, barbeel, voorn, paling... enz. enz. De visverhalen en -anekdotes volgen elkaar -globaal chronologisch- op. Pogrom, concentratiekamp (Theresienstadt, Auschwitz) en dood zijn motieven die hier en daar in de verhalen opduiken. Maar het vissen staat op de voorgrond, het is de hoofdhandeling. Alle andere handelingen lijken onbelangrijk en bijna dwangmatig ondergeschikt gemaakt aan het vissen.
Ook de vergelijkingen en metaforen blijven 'aan de oppervlakte' zweven. Bijvoorbeeld: "De zee is hoe dan ook het grootste plein ter wereld en het leven speelt zich vooral onder dat plein af." De verteller knoopt daar verder geen uitweiding aan vast en gaat direct verder met zijn verhaal Even later, als hij aan boord van een onderzeeboot is gestapt, stelt hij zich voor hoe de bemanning van een naar de bodem gezonken onderzeeër langzaam doodgaat. (",,, urenlang wachten tot het laatste restje zuurstof op is en de kameraden met de zwakkere longen dood zijn. De sterkste gaan als laatste dood.") Direct daarna vervolgt het verhaal weer zijn weg. De verteller laat de sterfverbeelding in de onderzeeër achteloos in de lucht hangen. (Of het een verwijzing zou kunnen zijn naar wat zich afspeelde in de gaskamers in Auschwitz, is onduidelijk.)
De laatste zinnen van het boek geven enige opheldering over wat vissen voor de hoofdpersoon betekent: " Eindelijk ben ik bij het juiste woord uitgekomen: vrijheid. Uit vissen gaan betekent vooral vrijheid. Kilometers lopen naar forellen, water drinken uit een bron, alleen zijn en vrij zijn voor ten minste een uur, voor dagen, of zelfs weken en maanden. Vrij van de t.v., kranten, radio en beschaving. Ik wilde er honderdmaal een einde aan maken toen ik niet meer verder kon, maar ik heb het nooit gedaan. Misschien verlangde ik er onbewust naar om nog een laatste maal de lippen van de rivier te kussen en zilveren vissen te vangen. Door het vissen heb ik geleerd geduldig te zijn en de herinneringen hebben me geholpen te leven."
Voor iemand die van romans houdt waarin beschouwingen, wijsheden en mini-essays voorkomen, is dit boek dus niet aan te bevelen.
Is de roman van Pavel dan een oppervlakkige vertelling? Is er geen 'diepgang' in te vinden?
In de flaptekst lees ik dat een criticus van The Guardian het boek omschreven heeft als " absurde parabels, afwisselend hilarisch, verontrustend een mysterieus".
Ik geloof dat hij met de term 'parabel' een interessante interpretatiemogelijkheid aandraagt. Het kan immers niet zo zijn dat Ota Pavel ons slechts een verzameling platte visanekdotes heeft willen voorschotelen. De obsessief volgehouden aaneenschakeling van eenvoudige verhaaltjes met hier en daar een verwijzing naar de Holocaust doet vermoeden dat er meer is, dat er meer zou moeten zijn. Misschien moeten ze - om ze in hun juiste perspectief te kunnen zien- inderdaad als parabels gelezen worden. Een parabel, zegt Van Dale, is een "gelijkenis, een zinnebeeldig verhaal om een zedelijke waarheid aanschouwelijk te maken". Een parabel vraagt dus van de lezer een actieve leeshouding. Een parabel biedt immers slechts de helft van wat de verteller mede te delen heeft, de helft van de gelijkenis. De lezer dient de ontbrekende helft ('de zedelijke waarheid die door de gelijkenis aanschouwelijk wordt gemaakt') zélf aan te voelen en aan te vullen. Dat betekent dat de lezer het boek empathisch of exegetisch zal moeten voltooien...
Hoe ontvankelijker de lezer dus is voor het fenomeen parabel, des te meer leesplezier en leesvoldoening ('arousal') de lezer zal beleven tijdens de lectuur van 'Hoe ik de vissen ontmoette'.
Maar, en nu komt mijn punt, parabel of geen parabel, wat ik node mis in deze 'parabels' is de glans, de sprankeling in het taalgebruik. Pavel schrijft vaak iets te alledaags, te doorsnee. Veel zinnen lijken uit een schoolopstel van een vijftienjarige te komen en wekken nauwelijks vertedering, een glimlach of bewondering bij de lezer op. Ik mis fonkelende zinnen die de parabel de hoogte in hadden kunnen tillen, naar een niveau waarop de diepte zich als het ware vanzelf aandient, zoals dat bijvoorbeeld het geval is in de parabels van Kafka.
Het boek heeft ook míj niet echt kunnen bekoren.
Ik zoek dus een nieuwe eigenaar voor mijn exemplaar van 'Hoe ik de vissen ontmoette'.
Enfin, een paar weken na zijn verjaardag vroeg hij me of ik Ota Pavel's boek misschien terug wilde hebben; hij was niet van plan het in zijn boekenkast te zetten want het had hem niet kunnen bekoren. Ik stemde in met dat voorstel, en besloot toen het boek dan maar meteen te gaan lezen.
Na een tiental bladzijden begreep ik al waarom het boek hem niet had kunnen boeien.
'Hoe ik de vissen ontmoette' is een roman waarin de verteller zich beperkt tot het sec beschrijven van ervaringen, gebeurtenissen en gevoelens zonder daar nader op te reflecteren in de vorm van (wijze) bespiegelingen, (filosofische) beschouwingen of diepere (culturele of maatschappelijke) analyses. Het taalgebruik is eenvoudig (vaak bijna té eenvoudig), lichtvoetig en soms half-poëtisch. Ook het verhaal verloopt enkelvoudig en ongecompliceerd. Het kabbelt als het ware. De joodse hoofdpersoon vist, eerst als kind en later (na de oorlog) als volwassene, in een groot aantal Tsjechische rivieren, meren en meertjes. Met familieleden, vrienden en kennissen. Hij vist op karper, snoek, barbeel, voorn, paling... enz. enz. De visverhalen en -anekdotes volgen elkaar -globaal chronologisch- op. Pogrom, concentratiekamp (Theresienstadt, Auschwitz) en dood zijn motieven die hier en daar in de verhalen opduiken. Maar het vissen staat op de voorgrond, het is de hoofdhandeling. Alle andere handelingen lijken onbelangrijk en bijna dwangmatig ondergeschikt gemaakt aan het vissen.
Ook de vergelijkingen en metaforen blijven 'aan de oppervlakte' zweven. Bijvoorbeeld: "De zee is hoe dan ook het grootste plein ter wereld en het leven speelt zich vooral onder dat plein af." De verteller knoopt daar verder geen uitweiding aan vast en gaat direct verder met zijn verhaal Even later, als hij aan boord van een onderzeeboot is gestapt, stelt hij zich voor hoe de bemanning van een naar de bodem gezonken onderzeeër langzaam doodgaat. (",,, urenlang wachten tot het laatste restje zuurstof op is en de kameraden met de zwakkere longen dood zijn. De sterkste gaan als laatste dood.") Direct daarna vervolgt het verhaal weer zijn weg. De verteller laat de sterfverbeelding in de onderzeeër achteloos in de lucht hangen. (Of het een verwijzing zou kunnen zijn naar wat zich afspeelde in de gaskamers in Auschwitz, is onduidelijk.)
De laatste zinnen van het boek geven enige opheldering over wat vissen voor de hoofdpersoon betekent: " Eindelijk ben ik bij het juiste woord uitgekomen: vrijheid. Uit vissen gaan betekent vooral vrijheid. Kilometers lopen naar forellen, water drinken uit een bron, alleen zijn en vrij zijn voor ten minste een uur, voor dagen, of zelfs weken en maanden. Vrij van de t.v., kranten, radio en beschaving. Ik wilde er honderdmaal een einde aan maken toen ik niet meer verder kon, maar ik heb het nooit gedaan. Misschien verlangde ik er onbewust naar om nog een laatste maal de lippen van de rivier te kussen en zilveren vissen te vangen. Door het vissen heb ik geleerd geduldig te zijn en de herinneringen hebben me geholpen te leven."
Voor iemand die van romans houdt waarin beschouwingen, wijsheden en mini-essays voorkomen, is dit boek dus niet aan te bevelen.
Is de roman van Pavel dan een oppervlakkige vertelling? Is er geen 'diepgang' in te vinden?
In de flaptekst lees ik dat een criticus van The Guardian het boek omschreven heeft als " absurde parabels, afwisselend hilarisch, verontrustend een mysterieus".
Ik geloof dat hij met de term 'parabel' een interessante interpretatiemogelijkheid aandraagt. Het kan immers niet zo zijn dat Ota Pavel ons slechts een verzameling platte visanekdotes heeft willen voorschotelen. De obsessief volgehouden aaneenschakeling van eenvoudige verhaaltjes met hier en daar een verwijzing naar de Holocaust doet vermoeden dat er meer is, dat er meer zou moeten zijn. Misschien moeten ze - om ze in hun juiste perspectief te kunnen zien- inderdaad als parabels gelezen worden. Een parabel, zegt Van Dale, is een "gelijkenis, een zinnebeeldig verhaal om een zedelijke waarheid aanschouwelijk te maken". Een parabel vraagt dus van de lezer een actieve leeshouding. Een parabel biedt immers slechts de helft van wat de verteller mede te delen heeft, de helft van de gelijkenis. De lezer dient de ontbrekende helft ('de zedelijke waarheid die door de gelijkenis aanschouwelijk wordt gemaakt') zélf aan te voelen en aan te vullen. Dat betekent dat de lezer het boek empathisch of exegetisch zal moeten voltooien...
Hoe ontvankelijker de lezer dus is voor het fenomeen parabel, des te meer leesplezier en leesvoldoening ('arousal') de lezer zal beleven tijdens de lectuur van 'Hoe ik de vissen ontmoette'.
Maar, en nu komt mijn punt, parabel of geen parabel, wat ik node mis in deze 'parabels' is de glans, de sprankeling in het taalgebruik. Pavel schrijft vaak iets te alledaags, te doorsnee. Veel zinnen lijken uit een schoolopstel van een vijftienjarige te komen en wekken nauwelijks vertedering, een glimlach of bewondering bij de lezer op. Ik mis fonkelende zinnen die de parabel de hoogte in hadden kunnen tillen, naar een niveau waarop de diepte zich als het ware vanzelf aandient, zoals dat bijvoorbeeld het geval is in de parabels van Kafka.
Het boek heeft ook míj niet echt kunnen bekoren.
Ik zoek dus een nieuwe eigenaar voor mijn exemplaar van 'Hoe ik de vissen ontmoette'.
2
Reageer op deze recensie