Lezersrecensie
Bonaventura, katholieke protestant?
Na 8 jaar aarzelen heb ik nu eindelijk ‘Het hout’ van Jeroen Brouwers ter hand genomen en gelezen. Het viel wederom niet mee. Brouwers slaat als vanouds stevig op de trom en presenteert in 275 bladzijden een dramatisch topzwaar verhaal dat ons -dat lijkt mij althans de intentie- wil doen trillen van emotie of briesen van verontwaardiging. Er ontvouwen zich in de roman twee contrasterende liefdesgeschiedenissen die zich afspelen onder twee contrasterende atmosferische gesteldheden. Waar de ene door helse pijnen gemartelde kloosterling in sneeuw en snijdende kou vertederende bezoekjes brengt aan zijn liefje in het dorp, zien we de andere kloosterling in tropische hitte zijn lusten genadeloos botvieren op een weerloos internaatsjongetje. Reminiscenties aan chiaroscuro en barok dringen zich op. Soms is er een schemer van kitsch.
In de uitwerking en de detaillering van de verhaallijnen laat Brouwers zien dat hij zijn huiswerk gedaan heeft: het volledige Beknopt katholiek handwoordenboek wordt in de roman tot het laatste woord uitgestrooid, markante momenten uit de kerkgeschiedenis passeren, de tweede wereldoorlog is royaal verweven in de sentimenten ("Ik werd als door de Gestapo gearresteerd..." en "alle medebroeders zou hij als onderhorigen gaan beschouwen ... de Rudolf Höss van Sint Jozef ter Engelen"), de naoorlogse letterkunde en cinema komen aan bod en de belangrijkste kwesties uit het begin van de jaren ‘50 worden één voor één aangestipt. Als lezer kun je om deze ijver af en toe een glimlach niet onderdrukken.
Maar er valt voor iedereen ook genoeg écht te lachen. Zo moest ik bijvoorbeeld onbedaarlijk lachen toen in de roman op Witte Donderdag nonnenvotten geserveerd werden in de eetzaal (ik ken de nonnenvotten en de grappen daarover uit mijn kindertijd), en toen broeder Bonaventura de ‘Geschiedenis der pausen’ voor de zoveelste keer ten tonele wist te voeren (de ‘Geschichte der Päpste’, die bij Godfried Bomans herhaaldelijk als komische noot wordt opgevoerd, - Brouwers was een Bomanskenner-) heb ik een minuut luidkeels geschaterd.
Er is in ‘Het hout’ van alles te beleven, niet alleen in de details maar ook op stilistisch en intertekstueel niveau: het handelsmerk van Brouwers. Je wordt als oplettende lezer bladzijde voor bladzijde in de watten gelegd en verwend. De verwerking van Goethes Erlkönig bijvoorbeeld vond ik magistraal. Je verveelt je geen seconde. Een opsomming van wat je tijdens de lectuur van ‘Het hout’ aan onderhoudende verwijzingen en stilistische vondsten tegenkomt, zou een bescheiden lexicon van zo’n 25 à 30 pagina’s opleveren, vermoed ik. Misschien meer.
Het boek.
De Franciscaanse broeder Bonaventura is de hoofdpersoon in de roman. Hij is de ‘verteller’ van het verhaal, de ‘ik-verteller’. Alles wat er gebeurt zien we door de ogen van deze Bonaventura. Maar daarnaast, en dat maakt de roman iets gecompliceerder, is hij ook de schrijver van het verhaal. Brouwers laat hem als het ware het verhaal schrijven. “Ik hoorde er ook bij. Ik schrijf er met wroeging deze papieren over vol”, noteert broeder Bonaventura op pagina 145. En op pagina 160: “Ik schrijf alles maar op om het opgeschreven te hebben.” De roman is dus een (fictief) ego-document van Bonaventura waaruit Brouwers zich volledig heeft teruggetrokken. Alle woorden en zinnen vloeien uit de pen van Bonaventura, en (zogenaamd) niet uit die van Brouwers. Natuurlijk horen we Brouwers af en toe oreren via de personages Patricia en Theo, maar we doen net of hij er niet is.
We gaan nu op pad in het boek met Bonaventura als leidsman.
Als we op p. 42 /43 drie keer de uitdrukking ‘ter communie gaan’ lezen, dienen we te beseffen dat dit de woorden van Bonaventura zijn, die op p.71 schrijft dat hij ‘voldoende katholiek’ was om te kunnen intreden in de orde der Franciscanen. Hoe kan dat? Is hij wel katholiek? ‘Ter communie gaan’ wordt immers door protestanten gezegd. Katholieken gaan ‘te communie’ en niet ‘ter communie’.
‘Voldoende katholiek’ betekent overigens -in mijn ogen- dat je niet katholiek bent, maar voor deze gelegenheid voldoende op de hoogte bent van het katholieke of christelijke geloof. Je bent katholiek of je bent niet katholiek. Katholiek ben je op grond van doopsel, communie en vormsel. Voldoende katholiek lijkt mij een merkwaardige formulering.
Laten we verdergaan.
Op p. 259 lezen we: “… zonder eerbied voor handdoeken en de emmer waarmee zondags asperges mei.” Natuurlijk wist elke katholieke kerkganger uit het begin van de jaren ‘50 dat het ‘asperges me’ is, en niet ‘asperges mei’. Bonaventura verhaspelt hier ‘asperges me’ en ‘miserere mei’ dat in de derde zin van het Asperges voorkomt.
Hoe katholiek is die broeder Bonaventura, die soms plotseling verrassend uit de protestantse Statenbijbel citeert? “Ik was Job uit de bijbel. Die zei: ik ben der woorden vol, de geest mijns buiks benauwt mij.”p. 187. Dat is toch waarachtig geen zin uit een katholieke bijbelvertaling.
En op p. 52 lezen we: “”Want gezegend is het hout door hetwelk gerechtigheid geschiedt. Boek der wijsheid, zei hij [Mansuetus] erachteraan. Dat boek kende ik niet.”
Het Boek der Wijsheid behoort tot de zogenaamde deuterocanonieke bijbelboeken die door de protestanten niet als canoniek erkend worden en vaak ook niet opgenomen zijn in protestantse uitgaven van de Statenbijbel. De formulering die broeder Mansuetus hier gebruikt, komt niet uit een katholieke bijbelvertaling, maar uit de (protestantse) Statenvertaling. In de katholieke Petrus Canisiusvertaling uit 1939 lezen we immers: “Want gezegend is het hout, dat tot gerechtigheid dient.” Het is op zijn minst opmerkelijk dat Mansuetus hier een zin uit een protestantse vertaling aanhaalt. En dat de 'voldoende' katholieke broeder Bonaventura het Boek der Wijsheid niet kent, is even opmerkelijk. Elke katholiek die 's zondags naar de kerk gaat en ten minste met een half oor naar de Schriftlezingen heeft geluisterd, kent het Boek der Wijsheid.
In feite begint de verwarring, de twijfel over de persoon Bonaventura al in de derde zin van de roman”, dus op bladzijde 1, waar hij schrijft: “Kloosterlingen die in zijn orde zijn getreden dragen zijn habijt dat de vorm van een kruis heeft.” Kloosterlingen die in een orde treden? Hier zal elke katholiek verbaasd de wenkbrauwen fronsen. ‘Kloosterlingen die in zijn orde zijn íngetreden’, zou men toch schrijven.
Anderzijds noteert Bonaventura met het grootste plezier talloze woorden uit de katholieke traditie en ritus: pyxis, pateen, palla, ciborie, custodia, credens, silentium, recollectie...enz. enz. Te veel om op te noemen. En hij merkt daarbij op: “Wat ben ik bevoorrecht, van zulke woorden en benamingen en zoveel verhevenheid op de hoogte te mogen zijn.”(p. 101)
Waarom zou de broeder ons laten weten dat hij zich daarom bevoorrecht voelt? Voor een kloosterling is de kennis van dat vocabulaire immers zo vanzelfsprekend, dat hij nooit op het idee zou kunnen komen zich bevoorrecht te voelen. Daarnaast is Bonaventura -ook al heeft hij slechts een lagere kloostergelofte afgelegd- in zekere zin een intellectueel; hij is leraar Duits en goed op de hoogte van de naoorlogse Nederlandse literatuur. Daarom is het dan toch weer merkwaardig dat hij het woord ‘sexualiteit’ ‘niet kent dat volgens Patricia met een ‘x’ geschreven wordt (p. 205), de ‘x’ die later ook voorkomt in het woordje ‘pyxis met een x’ (p.231) en op een briefje van Patricia: ”Patricia’s hart was omringd door vrolijke gele zonnestreepjes. Ik, dan het hart, van jou. Daaronder een aantal x’jes in vier kleuren.” (p.244). Iets eerder had Bonaventura geschreven: ”Die x bleef in mijn hoofd. Als in het monogram van Christus, een x met een p erdoor.” (p.206). De gestudeerde Bonaventura schijnt hier niet te weten dat het Christusmonogram bestaat uit de Griekse letters chi en de ro, en dat er dus in het geheel geen sprake is van een x.
Ten slotte dweept Bonaventura met Luther en identificeert hij zich regelmatig met hem. “Maarten Luther in de Geschiedenis der Pausen. Wat die man heeft gedurfd!”(p.240). “Ik ben een roomse Luther. Zie mij hier staan, ik kan niet anders.” (p. 267) “Bommen op het hele instituut roomse kerk.”(p.269). En op blz. 99 lijkt Bonaventura ongewild betrokken te zijn bij een kleine beeldenstorm als hij samen met broeder Hyacintus het grote kruisbeeld uit het kerkgewelf naar beneden laat kletteren.
Kortom, Bonaventura is een ondoorgrondelijke verteller, een mysterieuze schrijver die de lezer voortdurend lijkt op te zadelen met raadsels omtrent zijn persoonlijkheid. Is hij katholiek? Protestant? Opgegroeid in een communistische atheïstische familie in Rotterdam? Jood is hij zeker niet; op blz. 216 wordt ons nadrukkelijk meegedeeld dat de “voorhuid binnenstebuiten achter de vuurmond gloeide en dieper wilde, nog verder de smalle hemelingang in…” Protestant is hij waarschijnlijk evenmin, hij kent immers “het Oude Testament niet.” (blz. 229). Dat hij katholiek zou zijn lijkt mij volstrekt uitgesloten, daarvoor is hij te weinig op de hoogte van allerlei huis-tuin-en-keukengeloofszaken. Uit een communistisch of socialistisch milieu misschien, maar daar zijn te weinig aanknopingspunten voor, dunkt me.
Wie is broeder Bonaventura, in het burgerleven Eldert Haman geheten? Wat drijft hem? Wat verbergt hij? Waar komen zijn verzet en zijn halfhartige meegaandheid vandaan? Spreekt hij wel de waarheid, bijvoorbeeld over het feit dat hij het woord ‘sexualiteit’ niet kent en het Oude Testament evenmin.
Over de tijd voordat Bonaventura bij het klooster aankwam, over zijn jeugd, wordt nauwelijks iets verteld. Wat dat betreft is Bonaventura een man zonder context.
Ja, we krijgen heel beknopt een paar biografische gegevens voorgeschoteld, vooral over zijn ouders en zijn oom en tante. Er zijn enkele spaarzame herinneringen aan de handen en de stem van zijn moeder als hij bij zijn liefje Patricia is. Meer is er niet aan context.
Bonaventura lijkt zijn verleden te willen verbergen en zodoende het raadsel te willen vergroten. De lezer heeft daardoor geen idee waarom Bonaventura denkt zoals hij denkt en handelt zoals hij handelt. Alles lijkt vanuit het niets te komen.
Uiterst merkwaardig én een extra complicerende factor is het feit dat Bonaventura als Franciscaans broeder geen enkele herinnering prijsgeeft aan zijn religieus verleden. Ging hij als kind naar de kerk, was er godsdienstonderricht op school? In de geschriften van een kloosterling zou je op zijn minst herinneringen daaraan verwachten. Maar nee, hierover laat Bonaventura de lezer in het duister tasten. Hij dwingt de lezer als het ware de roman nog eens geheel of deels opnieuw te lezen, op zoek naar sporen die hij wellicht over het hoofd gezien heeft.
Natuurlijk is het Brouwers die hier in zijn vuistje lacht (hoop ik) en ons voortdurend op het verkeerde been zet, schijnbewegingen maakt en zich in mist hult door Bonaventura bladzijden lang hele en halve tegenstrijdigheden en waarheden te laten neerschrijven (hoop ik).
Zit er meer in ‘Het hout’ verborgen dan we op het eerste en tweede gezicht menen te zien? Laten we ons als lezer misschien te veel afleiden door de liefdesgeschiedenis tussen Bonaventura en Patricia, laten we onze opmerkzaamheid benevelen door de schrijnende misbruikscènes in de roman? Glimlachen we te veel om de stijlpareltjes op elke pagina? Ligt er geen diepere laag, geen verholen structuur onder dat oppervlak? Kunnen we misschien ergens een referentie aan een minder bekende Dode Zeerol ontdekken? Hebben we tijdens Bonaventura’s nachtelijke zoektocht ergens een afslag gemist? Valt er, kortom, ergens een Ulysses of een Naam van de roos in de diepte te ontwaren? Of moet ik tevreden zijn met wat ik gelezen heb, en is het wat het is?
Binnenkort ga ik ‘Het hout’ nog eens opnieuw lezen.
U hoort misschien nog van mij.
Jacques Lameriks
Maart 2023
In de uitwerking en de detaillering van de verhaallijnen laat Brouwers zien dat hij zijn huiswerk gedaan heeft: het volledige Beknopt katholiek handwoordenboek wordt in de roman tot het laatste woord uitgestrooid, markante momenten uit de kerkgeschiedenis passeren, de tweede wereldoorlog is royaal verweven in de sentimenten ("Ik werd als door de Gestapo gearresteerd..." en "alle medebroeders zou hij als onderhorigen gaan beschouwen ... de Rudolf Höss van Sint Jozef ter Engelen"), de naoorlogse letterkunde en cinema komen aan bod en de belangrijkste kwesties uit het begin van de jaren ‘50 worden één voor één aangestipt. Als lezer kun je om deze ijver af en toe een glimlach niet onderdrukken.
Maar er valt voor iedereen ook genoeg écht te lachen. Zo moest ik bijvoorbeeld onbedaarlijk lachen toen in de roman op Witte Donderdag nonnenvotten geserveerd werden in de eetzaal (ik ken de nonnenvotten en de grappen daarover uit mijn kindertijd), en toen broeder Bonaventura de ‘Geschiedenis der pausen’ voor de zoveelste keer ten tonele wist te voeren (de ‘Geschichte der Päpste’, die bij Godfried Bomans herhaaldelijk als komische noot wordt opgevoerd, - Brouwers was een Bomanskenner-) heb ik een minuut luidkeels geschaterd.
Er is in ‘Het hout’ van alles te beleven, niet alleen in de details maar ook op stilistisch en intertekstueel niveau: het handelsmerk van Brouwers. Je wordt als oplettende lezer bladzijde voor bladzijde in de watten gelegd en verwend. De verwerking van Goethes Erlkönig bijvoorbeeld vond ik magistraal. Je verveelt je geen seconde. Een opsomming van wat je tijdens de lectuur van ‘Het hout’ aan onderhoudende verwijzingen en stilistische vondsten tegenkomt, zou een bescheiden lexicon van zo’n 25 à 30 pagina’s opleveren, vermoed ik. Misschien meer.
Het boek.
De Franciscaanse broeder Bonaventura is de hoofdpersoon in de roman. Hij is de ‘verteller’ van het verhaal, de ‘ik-verteller’. Alles wat er gebeurt zien we door de ogen van deze Bonaventura. Maar daarnaast, en dat maakt de roman iets gecompliceerder, is hij ook de schrijver van het verhaal. Brouwers laat hem als het ware het verhaal schrijven. “Ik hoorde er ook bij. Ik schrijf er met wroeging deze papieren over vol”, noteert broeder Bonaventura op pagina 145. En op pagina 160: “Ik schrijf alles maar op om het opgeschreven te hebben.” De roman is dus een (fictief) ego-document van Bonaventura waaruit Brouwers zich volledig heeft teruggetrokken. Alle woorden en zinnen vloeien uit de pen van Bonaventura, en (zogenaamd) niet uit die van Brouwers. Natuurlijk horen we Brouwers af en toe oreren via de personages Patricia en Theo, maar we doen net of hij er niet is.
We gaan nu op pad in het boek met Bonaventura als leidsman.
Als we op p. 42 /43 drie keer de uitdrukking ‘ter communie gaan’ lezen, dienen we te beseffen dat dit de woorden van Bonaventura zijn, die op p.71 schrijft dat hij ‘voldoende katholiek’ was om te kunnen intreden in de orde der Franciscanen. Hoe kan dat? Is hij wel katholiek? ‘Ter communie gaan’ wordt immers door protestanten gezegd. Katholieken gaan ‘te communie’ en niet ‘ter communie’.
‘Voldoende katholiek’ betekent overigens -in mijn ogen- dat je niet katholiek bent, maar voor deze gelegenheid voldoende op de hoogte bent van het katholieke of christelijke geloof. Je bent katholiek of je bent niet katholiek. Katholiek ben je op grond van doopsel, communie en vormsel. Voldoende katholiek lijkt mij een merkwaardige formulering.
Laten we verdergaan.
Op p. 259 lezen we: “… zonder eerbied voor handdoeken en de emmer waarmee zondags asperges mei.” Natuurlijk wist elke katholieke kerkganger uit het begin van de jaren ‘50 dat het ‘asperges me’ is, en niet ‘asperges mei’. Bonaventura verhaspelt hier ‘asperges me’ en ‘miserere mei’ dat in de derde zin van het Asperges voorkomt.
Hoe katholiek is die broeder Bonaventura, die soms plotseling verrassend uit de protestantse Statenbijbel citeert? “Ik was Job uit de bijbel. Die zei: ik ben der woorden vol, de geest mijns buiks benauwt mij.”p. 187. Dat is toch waarachtig geen zin uit een katholieke bijbelvertaling.
En op p. 52 lezen we: “”Want gezegend is het hout door hetwelk gerechtigheid geschiedt. Boek der wijsheid, zei hij [Mansuetus] erachteraan. Dat boek kende ik niet.”
Het Boek der Wijsheid behoort tot de zogenaamde deuterocanonieke bijbelboeken die door de protestanten niet als canoniek erkend worden en vaak ook niet opgenomen zijn in protestantse uitgaven van de Statenbijbel. De formulering die broeder Mansuetus hier gebruikt, komt niet uit een katholieke bijbelvertaling, maar uit de (protestantse) Statenvertaling. In de katholieke Petrus Canisiusvertaling uit 1939 lezen we immers: “Want gezegend is het hout, dat tot gerechtigheid dient.” Het is op zijn minst opmerkelijk dat Mansuetus hier een zin uit een protestantse vertaling aanhaalt. En dat de 'voldoende' katholieke broeder Bonaventura het Boek der Wijsheid niet kent, is even opmerkelijk. Elke katholiek die 's zondags naar de kerk gaat en ten minste met een half oor naar de Schriftlezingen heeft geluisterd, kent het Boek der Wijsheid.
In feite begint de verwarring, de twijfel over de persoon Bonaventura al in de derde zin van de roman”, dus op bladzijde 1, waar hij schrijft: “Kloosterlingen die in zijn orde zijn getreden dragen zijn habijt dat de vorm van een kruis heeft.” Kloosterlingen die in een orde treden? Hier zal elke katholiek verbaasd de wenkbrauwen fronsen. ‘Kloosterlingen die in zijn orde zijn íngetreden’, zou men toch schrijven.
Anderzijds noteert Bonaventura met het grootste plezier talloze woorden uit de katholieke traditie en ritus: pyxis, pateen, palla, ciborie, custodia, credens, silentium, recollectie...enz. enz. Te veel om op te noemen. En hij merkt daarbij op: “Wat ben ik bevoorrecht, van zulke woorden en benamingen en zoveel verhevenheid op de hoogte te mogen zijn.”(p. 101)
Waarom zou de broeder ons laten weten dat hij zich daarom bevoorrecht voelt? Voor een kloosterling is de kennis van dat vocabulaire immers zo vanzelfsprekend, dat hij nooit op het idee zou kunnen komen zich bevoorrecht te voelen. Daarnaast is Bonaventura -ook al heeft hij slechts een lagere kloostergelofte afgelegd- in zekere zin een intellectueel; hij is leraar Duits en goed op de hoogte van de naoorlogse Nederlandse literatuur. Daarom is het dan toch weer merkwaardig dat hij het woord ‘sexualiteit’ ‘niet kent dat volgens Patricia met een ‘x’ geschreven wordt (p. 205), de ‘x’ die later ook voorkomt in het woordje ‘pyxis met een x’ (p.231) en op een briefje van Patricia: ”Patricia’s hart was omringd door vrolijke gele zonnestreepjes. Ik, dan het hart, van jou. Daaronder een aantal x’jes in vier kleuren.” (p.244). Iets eerder had Bonaventura geschreven: ”Die x bleef in mijn hoofd. Als in het monogram van Christus, een x met een p erdoor.” (p.206). De gestudeerde Bonaventura schijnt hier niet te weten dat het Christusmonogram bestaat uit de Griekse letters chi en de ro, en dat er dus in het geheel geen sprake is van een x.
Ten slotte dweept Bonaventura met Luther en identificeert hij zich regelmatig met hem. “Maarten Luther in de Geschiedenis der Pausen. Wat die man heeft gedurfd!”(p.240). “Ik ben een roomse Luther. Zie mij hier staan, ik kan niet anders.” (p. 267) “Bommen op het hele instituut roomse kerk.”(p.269). En op blz. 99 lijkt Bonaventura ongewild betrokken te zijn bij een kleine beeldenstorm als hij samen met broeder Hyacintus het grote kruisbeeld uit het kerkgewelf naar beneden laat kletteren.
Kortom, Bonaventura is een ondoorgrondelijke verteller, een mysterieuze schrijver die de lezer voortdurend lijkt op te zadelen met raadsels omtrent zijn persoonlijkheid. Is hij katholiek? Protestant? Opgegroeid in een communistische atheïstische familie in Rotterdam? Jood is hij zeker niet; op blz. 216 wordt ons nadrukkelijk meegedeeld dat de “voorhuid binnenstebuiten achter de vuurmond gloeide en dieper wilde, nog verder de smalle hemelingang in…” Protestant is hij waarschijnlijk evenmin, hij kent immers “het Oude Testament niet.” (blz. 229). Dat hij katholiek zou zijn lijkt mij volstrekt uitgesloten, daarvoor is hij te weinig op de hoogte van allerlei huis-tuin-en-keukengeloofszaken. Uit een communistisch of socialistisch milieu misschien, maar daar zijn te weinig aanknopingspunten voor, dunkt me.
Wie is broeder Bonaventura, in het burgerleven Eldert Haman geheten? Wat drijft hem? Wat verbergt hij? Waar komen zijn verzet en zijn halfhartige meegaandheid vandaan? Spreekt hij wel de waarheid, bijvoorbeeld over het feit dat hij het woord ‘sexualiteit’ niet kent en het Oude Testament evenmin.
Over de tijd voordat Bonaventura bij het klooster aankwam, over zijn jeugd, wordt nauwelijks iets verteld. Wat dat betreft is Bonaventura een man zonder context.
Ja, we krijgen heel beknopt een paar biografische gegevens voorgeschoteld, vooral over zijn ouders en zijn oom en tante. Er zijn enkele spaarzame herinneringen aan de handen en de stem van zijn moeder als hij bij zijn liefje Patricia is. Meer is er niet aan context.
Bonaventura lijkt zijn verleden te willen verbergen en zodoende het raadsel te willen vergroten. De lezer heeft daardoor geen idee waarom Bonaventura denkt zoals hij denkt en handelt zoals hij handelt. Alles lijkt vanuit het niets te komen.
Uiterst merkwaardig én een extra complicerende factor is het feit dat Bonaventura als Franciscaans broeder geen enkele herinnering prijsgeeft aan zijn religieus verleden. Ging hij als kind naar de kerk, was er godsdienstonderricht op school? In de geschriften van een kloosterling zou je op zijn minst herinneringen daaraan verwachten. Maar nee, hierover laat Bonaventura de lezer in het duister tasten. Hij dwingt de lezer als het ware de roman nog eens geheel of deels opnieuw te lezen, op zoek naar sporen die hij wellicht over het hoofd gezien heeft.
Natuurlijk is het Brouwers die hier in zijn vuistje lacht (hoop ik) en ons voortdurend op het verkeerde been zet, schijnbewegingen maakt en zich in mist hult door Bonaventura bladzijden lang hele en halve tegenstrijdigheden en waarheden te laten neerschrijven (hoop ik).
Zit er meer in ‘Het hout’ verborgen dan we op het eerste en tweede gezicht menen te zien? Laten we ons als lezer misschien te veel afleiden door de liefdesgeschiedenis tussen Bonaventura en Patricia, laten we onze opmerkzaamheid benevelen door de schrijnende misbruikscènes in de roman? Glimlachen we te veel om de stijlpareltjes op elke pagina? Ligt er geen diepere laag, geen verholen structuur onder dat oppervlak? Kunnen we misschien ergens een referentie aan een minder bekende Dode Zeerol ontdekken? Hebben we tijdens Bonaventura’s nachtelijke zoektocht ergens een afslag gemist? Valt er, kortom, ergens een Ulysses of een Naam van de roos in de diepte te ontwaren? Of moet ik tevreden zijn met wat ik gelezen heb, en is het wat het is?
Binnenkort ga ik ‘Het hout’ nog eens opnieuw lezen.
U hoort misschien nog van mij.
Jacques Lameriks
Maart 2023
1
Reageer op deze recensie