Mustread voor economen en politici
In de huidige tijd zijn economie en filosofie twee vakgebieden die op het eerste gezicht geheel los staan van elkaar. Dat is heel lang anders geweest. Net als andere wetenschappen heeft economie zijn wortels in de filosofie. Een van de eerste verhandelingen over economie is terug te vinden in de Ethica, een boek van de Griekse wijsgeer Aristoteles. Deze filosofische verhandeling had vooral oog voor morele aspecten van economische transacties en wordt daardoor ook gezien als een specifieke tak van filosofie, de moraalfilosofie.
In hun essay Waarom vuilnismannen meer verdienen dan bankiers, geschreven in het kader van de Maand van de Filosofie, laten de auteurs, Rutger Bregman en Jesse Frederik, zien dat economie pas relatief kort geleden is afgedreven van zijn moraalfilosofische basis. Over de echte inhoud van het begrip 'verdienen', dat een dubbele betekenis heeft, wordt sindsdien nauwelijks meer nagedacht. Is elk individueel inkomen en elk individueel bezit ook echt verdiend en in hoeverre is het rechtmatig dat dat wordt afgezonderd van het gemeenschappelijk bezit? Zijn de grote verschillen te rechtvaardigen als dit wordt afgezet tegen de maatschappelijke waarde van verschillende bedrijven en beroepen? Dat is de vraag die de aanleiding vormt voor dit boek.
Ter illustratie: toen vuilnismannen in New York wegens een loongeschil het werk neerlegden vervuilde de stad in razend tempo. Na zes dagen was het geschil beslecht in het voordeel van de vuilnismannen. Toen in Ierland bankiers in staking gingen leidde dat niet tot problemen. Het geldverkeer kwam niet tot stilstand, in minder dan geen tijd waren er alternatieve geldcircuits opgetuigd. Welk beroep is dan maatschappelijk gezien belangrijker en wie verdient meer?
Een ander voorbeeld is Apple: alle toeters en bellen van de Iphone, zoals GPS en internet, zijn ontwikkeld door mensen in loondienst van de Amerikaanse overheid. In hoeverre is het terecht dat een commercieel bedrijf daarvan de vruchten plukt en niet de gemeenschap, zeker als je weet dat dat bedrijf als dank de Amerikaanse belastingen ontwijkt, onder andere via Nederland.
Dit is een kwestie waarover in de moraalfilosofie zeker zou worden nagedacht, doch die bij de toonaangevende economen, en in hun kielzog de (neo)liberale politici, nauwelijks meer aan de orde is.
De auteurs laten overtuigend zien dat dit heel lang anders is geweest. Om het tot Nederland te beperken, hoewel ons land daarin zeker niet exclusief is: de VVD is opgericht als een partij die zich verzette tegen verrijking door enkelen over de ruggen van velen. In een relatief kort tijdsbestek heeft deze partij een ideologische draai gemaakt van 180 graden. Economisch gewin en bescherming van het bezit bepaalt nu de koers, de morele vraag wordt niet meer gesteld.
Gevolg daarvan is dat financiële ongelijkheid steeds groter wordt. Hoewel de auteurs laten zien dat dat in historisch perspectief nog wel meevalt, gaan er steeds meer stemmen op die wijzen op de gevaren van te grote ongelijkheid. Het succes van Piketty’s boek Kapitaal in de eenentwintigste eeuw is illustratief daarvoor. Doch er is meer: steeds meer economen en steeds meer economiestudenten pleiten voor de terugkeer van de morele vraag in het economisch denken en zouden het liefst bereiken dat de symbiose van economie en filosofie weer in ere wordt hersteld.
De auteurs hebben een zeer goed leesbaar boek geschreven over de verbanden tussen economie en filosofie en tussen heden en verleden, een boek dat uitstekend is gedocumenteerd en dat is geïllustreerd met aansprekende voorbeelden. Zij belichten, wanneer dat relevant is, beide kanten van de medaille en lopen daardoor niet het gevaar te kunnen worden beticht van pamflettisme.
Het boek is uitermate geschikt voor een brede doelgroep en zou verplicht leesvoer moeten zijn voor economen en politici.
Reageer op deze recensie