Wanneer eindigt je oorlog?
Lise Kristenen verblijft samen met haar broertje, zusje en moeder twee jaar lang in een drietal Jappenkampen. Op de achterflap van haar boek lezen we dat het meer dan vijftig jaar duurde voordat “..ze haar ervaringen op papier kon stellen.” Inderdaad, kon stellen. Want, als De kleine gevangene de lezer één ding duidelijk maakt, is dat de gevangenschap niet eindigt wanneer je de hekken van het kamp uitloopt.
1942. Lise Kristenen (acht jaar) woont met haar ouders, zusje en broertje op Java. De oorlog is ver weg want die vindt plaats aan de andere kant van de wereld. Toch merkt ze aan het begin van het nieuwe schooljaar dat er vrienden en vriendinnetjes zijn verdwenen. Niet lang daarna komen steeds meer Japanse soldaten in het straatbeeld en ziet Lise dat vrienden en buren zomaar uit hun huis worden gehaald en mee worden genomen in open trucks. Ook het gezin Grønn-Nielsen ontkomt niet aan de Japanse agressie en zo belanden Lise en haar zusje, broertje en moeder in het kamp De Wijk (haar vader gaat naar een mannenkamp). In het begin is het nog spannend en nieuw maar al snel maakt ze kennis met het verschrikkelijke leven in een Jappenkamp. De vernederde tenko, waarbij de kampbewoners soms tijdenlang verplicht moeten buigen voor de Japanse overheersers, is voor haar als kind onbegrijpelijk: “Wat was dat toch met deze mannen, dacht ik, dat we hen voortdurende respect moeten betuigen?”. Naarmate de tijd voortschrijdt, worden de kampen voller, het eten slechter, het aantal mensen dat zomaar verdwijnt steeds groter en de straffen steeds harder. Maar Lise is een initiatiefrijk kind en zorgt ervoor dat het gezin ondanks de erbarmelijke toestanden, de twee verschrikkelijke kampjaren volhoudt.
“Met zelfmedelijden zou ik niets opschieten. Ik verving dat zielige gevoel door woede en een diepe haat voor onze onderdrukkers.” Deze karaktertrek geeft aan dat Lise op achtjarige leeftijd eigenlijk al volwassen trekjes heeft die worden gecombineerd met een groot verantwoordelijkheidsgevoel. Desondanks blijft het natuurlijk een kind met haar eigen angsten en onwetendheid. Dat feit is door Lise Kristensen niet uit het oog verloren; je leest heel duidelijk dat de schrijfster het verhaal vertelt over hoe ze het destijds als kind heeft beleefd, zonder dat het onnatuurlijk overkomt. Ook de stijl van het boek sluit daarbij aan; er zijn geen lange opbouwende verhaallijnen, maar wel korte zinnen in eenvoudig en helder taalgebruik. Bovendien gaat het grootste deel van het boek, na een korte duidelijke introductie van de hoofdpersonen, over wat er tijdens de gevangenschap is gebeurd, zonder afleidende zijpaden. Als lezer blijf je daardoor gefocust op de kern van het verhaal.
In het nawoord beschrijft Lise Kristenen haar leven na de Jappenkampen en hoewel dit deel slechts twintig bladzijden beslaat, zijn het wel indrukwekkende woorden die daar worden geschreven. Hier wordt pas echt zichtbaar welke littekens de twee verschrikkelijke jaren bij haar hebben achtergelaten. “De pijn en het verdriet uit die ellendige kampjaren zitten diep weggestopt in mijn onderbewuste en ik ben bang dat daar pas een einde aan komt wanneer ik mijn laatste adem uitblaas.”
Reageer op deze recensie