Lezersrecensie
Een historie van de Nederlandse atletiek in 9 verhalen
Atletiek is typisch een sport die ik vooral tijdens de Olympische Spelen volg èn natuurlijk als er een fenomeen opstaat als Dafne Schippers! Zo anders als Kees Sluys die een gepassioneerd liefhebber is van atletiek en dan vooral van de meerkamp. In zijn jonge jaren (eind jaren vijftig) verslond hij het Blue Band – Sportboek waarin Jan Blankers hem doceerde dat de tienkamp ‘altijd het sterkst tot de verbeelding heeft gesproken van de sportmensen’. Dat hij een echte liefhebber is spreekt uit het vele cijfermateriaal waarmee hij zijn verhalen doorspekt en door zijn ongenoegen te uiten op de Nederlandse media die pas interesse toont wanneer er iets belangrijks te gebeuren staat in de atletiek wereld, zoals ‘de keuze van Dafne’: de sprint of meerkamp? Deze beladen keuze zorgt ervoor dat de media afreist naar Götzis, het meerkampmekka in het Oostenrijkse Vorarlberg, waar Dafne aan de 7-kamp deelneemt. Het feit dat zelfs de Nederlandse dagbladpers aanwezig is mag in Sluys ogen eigenlijk een wonder worden genoemd. “Die moest je hier doorgaans met een lucifer zoeken.” Bovenstaande gebeurtenis komt uit het verhaal over Dafne dat het laatste in de rij is van 9 over bijzondere Nederlandse atleten. Sluys’s keuze van atleten creëert een chronologisch beeld van de Nederlandse atletiek vanaf jaren dertig tot nu. Afhankelijk van de leeftijd maakt de lezer kennis met de sportieve loopbaan van (on)bekende Nederlandse atleten als o.a. Tinus Osendarp (brons op de 100 en 200 meter tijdens OS van Berlijn 1936), Wilma van den Berg (deelneemster estafetteteam tijdens OS van Mexico-Stad 1968) en hoogspringer Ruud Wielart (zijn Nederlandse record van 2,28 werd pas na twintig jaar verbeterd).
De keuze voor de chronologische aanpak geeft ook duidelijk weer dat Nederland, vooral op het gebied van voorzieningen en ondersteuning van atleten, geen grote atletieknatie was (is?). Zo moesten atleten tot ver in de jaren tachtig toch zelf voor inkomsten zorgen om professioneel te kunnen trainen; het was vooral werken, trainen, slapen. Ook op het voorzieningen was veel op aan te merken. Zo leren we dat bij het hoogspringen de ‘Fosbury-flop’ (ruggelings over de lat) in 1968 niet direct door iedereen in Nederland werd overgenomen puur omdat er geen springkussens waren waardoor de ‘Fosbury-flop’ domweg te gevaarlijk was om uit te voeren. Kortom, een bijzonder leuk tijdsbeeld van de Nederlandse atletiek in 9 verhalen, al worden er zeker Nederlandse atleten en atletes gemist die bijzonder zijn èn internationaal aan de weg hebben getimmerd.
De keuze voor de chronologische aanpak geeft ook duidelijk weer dat Nederland, vooral op het gebied van voorzieningen en ondersteuning van atleten, geen grote atletieknatie was (is?). Zo moesten atleten tot ver in de jaren tachtig toch zelf voor inkomsten zorgen om professioneel te kunnen trainen; het was vooral werken, trainen, slapen. Ook op het voorzieningen was veel op aan te merken. Zo leren we dat bij het hoogspringen de ‘Fosbury-flop’ (ruggelings over de lat) in 1968 niet direct door iedereen in Nederland werd overgenomen puur omdat er geen springkussens waren waardoor de ‘Fosbury-flop’ domweg te gevaarlijk was om uit te voeren. Kortom, een bijzonder leuk tijdsbeeld van de Nederlandse atletiek in 9 verhalen, al worden er zeker Nederlandse atleten en atletes gemist die bijzonder zijn èn internationaal aan de weg hebben getimmerd.
1
Reageer op deze recensie