Machtsverhoudingen en dilemma’s stagneren spanningsopbouw
Rolf Österberg (pseudoniem) heeft, na zijn tweeluik De Al-Qaedaconnectie, opnieuw een thriller geschreven waarin deze terreurorganisatie een belangrijke rol speelt. Zijn eigen ervaringen als lid van het Korps Commandotroepen zijn duidelijke terug te vinden in de nauwgezette beschrijvingen van de militaire manoeuvres die in het verhaal plaatsvinden. En hoewel er genoeg actie en gevaar aanwezig is, leidt dit niet tot veel spanning.
Het Oslo-virus bevat meerdere verhaallijnen in verschillende tijdsspannen waarvan de belangrijkste zich afspeelt in het plaatsje Arnskog in Zweden.
Het is 2020 en Rob en Selma zitten, met vier andere stellen, vast op hun landgoed. Al-Qaeda heeft vanuit Oslo een virus verspreid waardoor bijna heel Scandinavië is besmet. De besmette personen veranderen langzaam in zogenaamde ‘psychoten’, half-mensen die enkel en alleen nog de beschikking hebben over hun dierlijke instincten. Met alle mogelijke middelen probeert de groep zichzelf te beschermen tegen de steeds groter wordende groep psychoten die op zoek is naar voedsel. Voedsel dat ook op het landgoed steeds schaarser wordt. Ondertussen wordt in Israël met man en macht gewerkt aan een vaccin tegen dit verschrikkelijke virus en probeert Al-Qaeda te profiteren van de chaos die het virus op het wereldtoneel heeft veroorzaakt.
Kortom, Österberg heeft genoeg ingrediënten om een spannend verhaal te schrijven maar deze komen niet goed uit de verf. De belangrijkste reden hiervoor is dat hij te veel aandacht besteedt aan de machtsverhoudingen en de keuzes die door de leiders in de diverse verhaallijnen moeten worden genomen. Zo wordt de lezer constant geconfronteerd met Robs strijd om zijn plaats als leider in de groep van overlevenden, of wordt er veel papier gevuld met het dilemma van proefpersonen waar Cas mee worstelt. “Zijn gedachten zwalken tussen wraak en ethische waarden. Het is om gek van te worden!”. Dat laatste denkt de lezer ook regelmatig want al deze dilemma’s en gevechten om de interne macht, verstoren in grote mate de spanningsopbouw. De militaire achtergrond van Österberg zie je ook terug in de beschrijving van de personages. Hij voelt zich comfortabel bij de zwart-wit karakters van de militairen en kan ook prima de onderlinge teamspirit van de militairen vastleggen. Met de ‘burgerpersonages’ heeft hij meer moeite. Rob, Selma en de overige bewoners hebben enigszins stereotype karakters die zich alleen in tijden van nood, ook weer stereotype, veranderen. Bovendien worden de karakters in het begin van het boek al vastgelegd zodat er voor de eigen beleving van de lezer geen eer meer te behalen valt.
Hoewel de opbouw met de flashbacks en de juiste cliffhangers een voldoende haalt, wordt dit door het bovenstaande tenietgedaan, waardoor het lezen van de ruim 600 pagina’s een zware opgave is.
Reageer op deze recensie