Roman blijft in de schaduw van de schrijver
Op 25 november 2013 overleed Henk Godthelp, 2 meter 5 lang en 35 jaar chef-redactie van de plaatselijke krant in Amstelveen. Hij koesterde altijd de wens een roman te schrijven of zoals hij in het voorwoord schrijft: “…is het mijn uitdrukkelijke wens ooit op een boekenplank te staan. Hoeveel boekenplanken, dat doet er niet toe. Desnoods alleen die van mezelf.” De krant slokte echter al zijn tijd op en pas in zijn laatste jaren bij de krant was hij in staat enige ruimte te maken om met zijn felbegeerde wens aan de gang te gaan.
Niet alleen het werk bij de krant kostte hem veel tijd; Godthelp was ook een graag geziene gast in het horecaleven van Amstelveen die hem de titels als ‘nachtburgemeester’ en ‘levensgenieter’ brachten. Maar vlak voordat hij de roman Slapen op je tenen kon uitbrengen werd een ernstige longziekte hem fataal. Twee jaar later heeft zijn vrouw met behulp van vrienden alsnog de roman kunnen uitgeven.
Slapen op je tenen gaat over twee vrienden, Erik en Herman, waarbij Herman veel momenten kent waarop hij Erik zou willen zijn (of Erik Herman). Herman is een persoon die veel onrust voelt: ‘Ik heb in m’n leven immer het gevoel gehad op zoek te zijn naar een pot met goud. Nergens gelukkig, eeuwig kijkend naar het gras dat bij de buren groener is.’ Erik daarentegen, die zijn vrouw verloren heeft aan kanker, is rustig en kan genieten van de zinloosheid van het leven.
Beide vrienden hebben karakteristieke kenmerken van Godthelp toegeschreven gekregen, zoals Erik - die ook erg groot is, een vrouw heeft die net als de schrijver overlijdt na een ernstige ziekte-, maar vooral Herman, die dominant is en de kenmerkende groet ‘Hulde!’ van Godthelp gebruikt. Zo blijft de schrijver als een soort geest door de roman ronddwalen en ontkom je niet aan de indruk dat de schrijver bezig is met een soort zelfanalyse waaruit hij een som van karaktereigenschappen maakt die hij wel heel graag zou willen bezitten. ‘Wat Herman zo geweldig in Erik kon waarderen was zijn stoïcisme. Erik paarde stoïcisme aan een enorme authenticiteit en een ironisch gevoel voor humor.’ En omdat het Herman niet uitmaakt of hij Erik wordt of Erik Herman, laat de schrijver het in het midden wie van de vrienden het dichtst bij hem ligt.
De roman heeft verder een mooie rustige verteltrant en een opbouw die stapje voor stapje de lezer met de hoofdpersonen laat kennis maken. Tijd en ruimte zijn moeilijk te duiden maar heeft geen storende invloed op het verhaal.
De aanwezigheid van Godthelp in de roman is sterk voelbaar. Niet alleen in het verhaal zelf maar ook in de teksten er omheen zoals het voorwoord, het naschrift en het dankwoord waarin zijn vrouw uitleg geeft over deze bijzondere uitgave. Na het lezen van de laatste bladzijde, een gedicht ter nagedachtenis door André Gerritsen, blijft de persoon Godthelp langer in je gedachten dan de schrijver Godthelp. Maar deze zelfde André Gerritsen slaat de spijker op zijn kop als hij schrijft: ‘Slapen op je tenen is een onmiskenbaar bewijs dat een echte schrijver te vroeg is heengegaan.’
Reageer op deze recensie