Meer dan 5,7 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Een ode aan degenen die niet ‘gezien’ worden

Jan Stoel 27 augustus 2024
Ieder mens wil zich onderscheiden van anderen, wil graag betekenis aan zijn leven geven, wil ‘gezien’ worden. Maar niet altijd krijgt men de waardering voor wat men gedaan heeft. Het zijn soms anderen die er met de eer vandoor gaan, omdat ze gewiekster zijn of omdat ze simpelweg meer macht hebben. Dat is frustrerend en pijnlijk. Hoe ga je daar mee om? Kun je het accepteren? Resulteert het in wrok en afkeer? Wat voor impact heeft het op jezelf en je directe omgeving? Dit laatste is een belangrijk thema in DeTuinen van licht van Els Launspach (1951). Het is een historische roman die zich afspeelt in de 16e en 17e eeuw met als achtergrond maatschappelijke ontwikkelingen en de tuincultuur zoals die zich in Frankrijk, de Lage Landen en Engeland ontwikkelde. Launspach schreef al eerder historische romans. Zo is haar roman Messire over Richard III van Shakespeare na de vondst van het skelet in Leicester (2013) vertaald als Richard Revisited. Niemand minder dan Hilary Mantel prees die roman.

Monjoye – De Vreugd
De roman kent twee grote verhaallijnen, een in het heden en een in het verleden. In het heden is dat die van Mathieu de Vreugd. Hij rouwt om de dood van zijn echtgenote Marie-Lou. Ooit waren ze elkaar toevallig tegengekomen. Zij mocht niet studeren, was twintig jaar voedvrouw in Luik en liet zich omscholen naar leraar basisonderwijs. En ze ving bovendien Mathieu’s neefje Roeland de Vreugd op. “Het gaat om verbinding, zei ze.” Mathieu is verhuisd van een huis met een tuin naar een aanleunflat in het huidige Leiden. Hij verschilde in levensopvatting met Marie-Lou. “Mijn vrouw was ervan overtuigd dat je steeds nieuwe kansen krijgt om dingen te ervaren, te verwerken en te herstellen. Marie-Lou geloofde in reïncarnatie. Als je dood bent dan ga je naar de tuinen van licht, kom je tot bezinning en kun je kiezen voor een nieuw, ander leven.”

Mathieu vindt notities van Marie-Lou, aantekeningen voor een roman en gaat er mee aan de slag. Pierre Mon(t)joye (een verwijzing naar De Vreugd, de achternaam van Mathieu) wordt de hoofdpersoon in het verhaal dat Mathieu gaat schrijven om weer met zichzelf in balans te komen.

Boom zonder wortels
In het verleden volgen we het leven van Pierre (1590-1659), een bastaardzoon van Claude Mollet (1557-1647)en Claudine de Thuillières de Montjoye. Pierre wordt door de adellijke familie van Claudine niet erkend, wordt bij zijn moeder weggehouden. Hij mist haar enorm. Af en toe ziet hij van een afstand een vrouw die hem ‘mon joie’ noemt. Als Pierre zes jaar is brengt de vader van Claudine hem onder bij zijn vader in Parijs aan het hof van de koning. Claude is Premier Jardinier du Roi. Pierre leert het vak van hovenier. Alleen als het zo uitkomt beschouwt Claude hem als zijn zoon.
Dat doet Pierre pijn. Launspach formuleert prachtig hoe Pierre zich voelt: “Een boom zonder wortels, dat is hij. Een opzij gevallen boom die geen voeding meer heeft, vruchten plakken langs de stam, verrot en vol wormen.”

Maar Pierre wil het leger in, zijn eigen keuzes maken. Hij neemt als tiener dienst in het leger van de katholieken die de protestanten bevechten, wordt krijgsgevangen gemaakt, maakt dan kennis met de werken van Simon Stevin en diens streven naar perfecte harmonie. Terug in Parijs ontwikkelt hij zich verder als hovenier in de tuinen van Fontainebleau. Zijn idee om er een kanaal in aan te leggen valt goed bij koning Henri IV. Maar de credits ervoor krijgt hij niet. Inmiddels is hij getrouwd met de protestantse Radegonde Lemercier, die verstand heeft van planten en in Leiden is geweest.

De belangstelling van Claude Mollet gaat veel meer uit naar zijn echte zoon, de vier jaar jongere André. En daar zal Pierre zijn leven lang last van hebben. Pierre en Radegonde verhuizen op last van Claude naar Luik om daar onder meer tulpen te gaan kweken, die in Parijs nodig zijn. Claude stuurt hem later naar het buitenland om een tuin aan te leggen bij het jachtslot van Frederik Hendrik in Hontsholredijck (wordt vanaf 1621 gebouwd). Pierre creëert er de oprijlaan, en samen met een plaatselijke landmeter (die ook geen waardering voor zijn werk krijgt!) het basisontwerp voor de tuin. Hij ontmoet er Simon Stevin, die enthousiast over zijn werk is. Hij krijgt zelfs opdrachten voor de Engelse elite, maar altijd is er dat gebrek aan waardering. Het is niet goed voor zijn zelfbeeld. Hij blijft een buitenstaander.

Paralellen
Els Launspach vertelt het verhaal voornamelijk chronologisch. Het verhaal van Pierre is leidend, maar tussendoor staan er steeds reflecties van Mathieu, waarin hij terugblikt op zijn eigen leven en overweegt wat hij zijn romanfiguur Pierre zal laten beleven. Is Pierre het evenbeeld van Mathieu?

Het feit dat Pierre geen historische figuur is zorgt ervoor dat de auteur de geschiedenis mooi kan inkleuren. Ze houdt de spanning in het verhaal vast, al zijn de uitweidingen over de tuinarchitectuur wel taai. Ze diept haar personages psychologisch mooi uit en geeft ze een eigen stem. Haar taalgebruik is om van te smullen. “De cocon van een zijderups, zorgvuldig gesponnen om een vlinder te worden, maar door de mens klakkeloos gebruikt om er zijde van te maken. Nooit zouden die arme beestjes een vlinder zijn, ze liepen hun bestemming mis.”

Je kunt in deze roman ook andere parallellen ontdekken: de strijd tussen de halfbroers André en Pierre en die tussen de halfbroers prins Maurits en Frederik Hendrik. Ook is er verschil in overtuiging tussen Mathieu en Marie-Lou, en tussen Pierre en Radegonde, maar toch zijn ze hecht aan elkaar verbonden. En dan is er het loslaten van het verleden, het je eigen weg volgen.

De Tuinen van licht is een rijk boek. Launspach maakt je nieuwsgierig naar de tuincultuur van de 17e eeuw. Het verhaal speelt zich af in een tumultueuze tijd: de Tachtigjarige oorlog, de tegenstelling tussen katholieken en protestanten, de windhandel in tulpen, de pest, het streven naar macht. De tuinarchitectuur zoekt als het ware naar een balans. De formele tuinen komen op met het streven naar symmetrie en harmonie. Stevin zegt tegen Pierre: “Jij begrijpt symmetrie omdat het een eigenschap van de natuur is. Net als bij mensen en de meeste diersoorten een hoofd, een centrale as en aan weerszijden evenveel armen en benen.”

Maar tuinen waren er ook om elkaar de loef af te steken. Het moest steeds innovatiever, grootser. Een overeenkomst met de huidige tijd. Daardoor wordt deze roman actueel.



Deze recensie is eerder gepubliceerd op Bazarow

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Jan Stoel