Lezersrecensie
Wat er staat hoeft niet juist te zijn
Hans Ulrich (1939) begint zijn roman ‘Het woelige leven van David Castorp’ met een veelzeggend citaat van Georges Simenon: “Alles in dit boek is waar zonder dat er iets juist is.” Op de cover staat dat het een roman is, dus fictie, maar je zou ook kunnen denken dat het om de geromantiseerde memoires van Ulrich zelf gaat. Onmiskenbaar bevat de roman veel elementen die aan het leven van Ulrich ontleend zijn, maar wat er staat hoeft nog niet juist te zijn.
Ulrich studeerde geschiedenis en Nederlands aan de Universiteit van Utrecht. Hij werkte bij het Utrechts Nieuwsblad, NRC Handelsblad en was leraar geschiedenis en Nederlands aan het Gymnasium in Middelburg en doceerde vanaf 1970 geschiedenis aan het Stedelijk Gymnasium in Leiden. Hij werkte mee aan schoolboeken en methoden (‘Bij de tijd’) geschiedenis. Ook was hij zeventien jaar hoofdredacteur van het tijdschrift ‘Reflector.’ Hij schrijft ook jeugdboeken, boeken over geschiedenis, gezondheid, ouder worden.
Het verhaal kent twee grote verhaallijnen. In de eerste verhaallijn denkt het hoofdpersonage, David Castorp, aan de twee kinderen die hij ooit gehad heeft: Sven en Paolo (overigens ook de titel van een kinderboek van Ulrich). Is hij wel een goede vader geweest? Waarom is hij niet bij hun moeders, respectievelijk Lilian en Catharina, gebleven? Is hij niet louter egoïstisch geweest? Zijn 58e verjaardag heeft hij gevierd in Macedonië en heeft in het vliegtuig de 42-jarige Lilian ontmoet. Zij wil dolgraag een kind en ziet hem als een geschikte spermadonor. Het resultaat van hun liefde is Sven. Als Lilian vraagt om te trouwen trekt David zich terug. Hij is dol op zijn zoon, maar tijdens het buitenspelen krijgt het kind een ongeluk. Lilian verwijt het hem. Later krijgt hij bij Catharina nog een zoon Paolo, maar ook nu trouwt hij niet. Hij lijdt zijn hele leven aan bindingsangst, een van de thema’s van de roman. Ontelbare geliefden, maar als het er op aankomt de relatie te bevestigen durft hij de stap niet te nemen.
In de tweede verhaallijn volgen we de levensloop van David. Daartussendoor meanderen de vele hartstochtelijke relaties. David was enig kind, geboren in Hengelo, werd door zijn ouders vertroeteld en kon goed leren. We volgen zijn schooltijd, zijn studietijd aan de universiteit, zijn rol in het studentencorps in Utrecht, zijn werk voor het Utrechts Nieuwsblad, zijn lidmaatschap van de Vrijmetselarij, zijn opvattingen over geloof, zijn promotie, zijn werk aan de gymnasia van Middelburg en Leiden (aan het Stedelijk gymnasium waar Rembrandt ooit les kreeg), zijn activiteiten binnen het bestuur van de Vereniging van Geschiedenisleraren in Nederland, zijn werk voor het tijdschrift Reflector, zijn kunstverzameling, het schrijven van methodes, (kinder)boeken en het werk voor het NRC, zijn pensionering. Wat een woelig leven!
Die grote opsommingen van (befaamde) collega’s, klasgenoten, feitjes is allemaal wel erg veel. Vermoeiend. Maar het heeft een functie in het verhaal. In 2006 stort David in, na de dood van Sven, en wordt hij opgenomen in kliniek Endegeest. Alles komt weer boven. Er wordt een bipolaire stoornis vastgesteld. Was hij manisch? Geneest hij? Weet hij eindelijk de rust en de liefde te vinden? De beide verhaallijnen komen uiteindelijk bij elkaar.
Ulrich weet in een paar zinnen een sfeer neer te zetten die kenmerkend is voor de tijd waarin een episode in zijn verhaal zich afspeelt: De Gruyter, kachels met micaruitjes, ijsbloemen op de ruiten. De tijd waarop op de middelbare school ‘Reflector’ en ‘Blikopener’ werd gelezen. Locaties, feiten en namen kloppen. Het maakt het verhaal levensecht. Het zijn details die reliëf geven aan het verhaal. Bijvoorbeeld de indruk die de schilderijen van Edward Hopper op David maken: Hopper, de koning van de vervreemdende eenzaamheid, van de trieste leegheid, van de desillusie. Het past precies bij hoe David zich voelt.
Je kunt de roman zien als een liefdesroman, maar ook als een roman waarin de hoofdpersoon op zoek is naar zichzelf, naar zijn identiteit.
De naam van het hoofdpersonage, David Castorp, duidt intertekstueel op iets anders. Heette de protagonist van de roman ‘De Toverberg’ van Thomas Mann ook niet Castorp, maar dan wel Hans Castorp? Hebben het boek van Ulrich en Mann raakvlakken? In de roman van Mann zit David in een sanatorium boven op een berg, zeven jaar lang. Hij denkt gezond te zijn, maar heeft een vlekje op zijn longen. Het leven op de Toverberg is decadent, zedeloos en hij bestudeert onder meer de filosofie, de kunst, de liefde (allemaal elementen die wij bij Ulrich ook aantreffen). Als hij na zeven jaar ontslagen wordt is hij een ander mens geworden. De vraag of hij familie is van Castorp uit het boek van Mann, wordt in hoofdstuk 3 ontkennend beantwoord. Maar als de lezer dan weer aan het citaat van Simenon denkt is hij op zijn minst alert. Kwam in ‘De Toverberg’ Castorp niet in een sneeuwstorm terecht en was hij toen niet de weg volledig kwijt? Het hoofdpersonage bij Ulrich is ook de weg kwijt en wordt opgenomen. Net als Mann reflecteert op zijn eigen vertellen doet Castorp/Ulrich dat ook door te reflecteren op zijn leven. Ook bij Ulrich is Castorp na zijn ontslag uit de kliniek een ander mens geworden. Een ander voorbeeld van intertekstualiteit. David vraagt aan een lid van de Rotaryclub, waar hij ook deel van uitmaakt wat de kern van de leer van Spinoza is: “Het komt zoals het komt.” Dat is precies wat David ook is gaan voelen. Én Hans Ulrich werkt momenteel aan een boek over Spinoza. Toeval? “Alles in dit boek is waar zonder dat er iets juist is.”
Waardering: 3,5 sterren
Ulrich studeerde geschiedenis en Nederlands aan de Universiteit van Utrecht. Hij werkte bij het Utrechts Nieuwsblad, NRC Handelsblad en was leraar geschiedenis en Nederlands aan het Gymnasium in Middelburg en doceerde vanaf 1970 geschiedenis aan het Stedelijk Gymnasium in Leiden. Hij werkte mee aan schoolboeken en methoden (‘Bij de tijd’) geschiedenis. Ook was hij zeventien jaar hoofdredacteur van het tijdschrift ‘Reflector.’ Hij schrijft ook jeugdboeken, boeken over geschiedenis, gezondheid, ouder worden.
Het verhaal kent twee grote verhaallijnen. In de eerste verhaallijn denkt het hoofdpersonage, David Castorp, aan de twee kinderen die hij ooit gehad heeft: Sven en Paolo (overigens ook de titel van een kinderboek van Ulrich). Is hij wel een goede vader geweest? Waarom is hij niet bij hun moeders, respectievelijk Lilian en Catharina, gebleven? Is hij niet louter egoïstisch geweest? Zijn 58e verjaardag heeft hij gevierd in Macedonië en heeft in het vliegtuig de 42-jarige Lilian ontmoet. Zij wil dolgraag een kind en ziet hem als een geschikte spermadonor. Het resultaat van hun liefde is Sven. Als Lilian vraagt om te trouwen trekt David zich terug. Hij is dol op zijn zoon, maar tijdens het buitenspelen krijgt het kind een ongeluk. Lilian verwijt het hem. Later krijgt hij bij Catharina nog een zoon Paolo, maar ook nu trouwt hij niet. Hij lijdt zijn hele leven aan bindingsangst, een van de thema’s van de roman. Ontelbare geliefden, maar als het er op aankomt de relatie te bevestigen durft hij de stap niet te nemen.
In de tweede verhaallijn volgen we de levensloop van David. Daartussendoor meanderen de vele hartstochtelijke relaties. David was enig kind, geboren in Hengelo, werd door zijn ouders vertroeteld en kon goed leren. We volgen zijn schooltijd, zijn studietijd aan de universiteit, zijn rol in het studentencorps in Utrecht, zijn werk voor het Utrechts Nieuwsblad, zijn lidmaatschap van de Vrijmetselarij, zijn opvattingen over geloof, zijn promotie, zijn werk aan de gymnasia van Middelburg en Leiden (aan het Stedelijk gymnasium waar Rembrandt ooit les kreeg), zijn activiteiten binnen het bestuur van de Vereniging van Geschiedenisleraren in Nederland, zijn werk voor het tijdschrift Reflector, zijn kunstverzameling, het schrijven van methodes, (kinder)boeken en het werk voor het NRC, zijn pensionering. Wat een woelig leven!
Die grote opsommingen van (befaamde) collega’s, klasgenoten, feitjes is allemaal wel erg veel. Vermoeiend. Maar het heeft een functie in het verhaal. In 2006 stort David in, na de dood van Sven, en wordt hij opgenomen in kliniek Endegeest. Alles komt weer boven. Er wordt een bipolaire stoornis vastgesteld. Was hij manisch? Geneest hij? Weet hij eindelijk de rust en de liefde te vinden? De beide verhaallijnen komen uiteindelijk bij elkaar.
Ulrich weet in een paar zinnen een sfeer neer te zetten die kenmerkend is voor de tijd waarin een episode in zijn verhaal zich afspeelt: De Gruyter, kachels met micaruitjes, ijsbloemen op de ruiten. De tijd waarop op de middelbare school ‘Reflector’ en ‘Blikopener’ werd gelezen. Locaties, feiten en namen kloppen. Het maakt het verhaal levensecht. Het zijn details die reliëf geven aan het verhaal. Bijvoorbeeld de indruk die de schilderijen van Edward Hopper op David maken: Hopper, de koning van de vervreemdende eenzaamheid, van de trieste leegheid, van de desillusie. Het past precies bij hoe David zich voelt.
Je kunt de roman zien als een liefdesroman, maar ook als een roman waarin de hoofdpersoon op zoek is naar zichzelf, naar zijn identiteit.
De naam van het hoofdpersonage, David Castorp, duidt intertekstueel op iets anders. Heette de protagonist van de roman ‘De Toverberg’ van Thomas Mann ook niet Castorp, maar dan wel Hans Castorp? Hebben het boek van Ulrich en Mann raakvlakken? In de roman van Mann zit David in een sanatorium boven op een berg, zeven jaar lang. Hij denkt gezond te zijn, maar heeft een vlekje op zijn longen. Het leven op de Toverberg is decadent, zedeloos en hij bestudeert onder meer de filosofie, de kunst, de liefde (allemaal elementen die wij bij Ulrich ook aantreffen). Als hij na zeven jaar ontslagen wordt is hij een ander mens geworden. De vraag of hij familie is van Castorp uit het boek van Mann, wordt in hoofdstuk 3 ontkennend beantwoord. Maar als de lezer dan weer aan het citaat van Simenon denkt is hij op zijn minst alert. Kwam in ‘De Toverberg’ Castorp niet in een sneeuwstorm terecht en was hij toen niet de weg volledig kwijt? Het hoofdpersonage bij Ulrich is ook de weg kwijt en wordt opgenomen. Net als Mann reflecteert op zijn eigen vertellen doet Castorp/Ulrich dat ook door te reflecteren op zijn leven. Ook bij Ulrich is Castorp na zijn ontslag uit de kliniek een ander mens geworden. Een ander voorbeeld van intertekstualiteit. David vraagt aan een lid van de Rotaryclub, waar hij ook deel van uitmaakt wat de kern van de leer van Spinoza is: “Het komt zoals het komt.” Dat is precies wat David ook is gaan voelen. Én Hans Ulrich werkt momenteel aan een boek over Spinoza. Toeval? “Alles in dit boek is waar zonder dat er iets juist is.”
Waardering: 3,5 sterren
1
Reageer op deze recensie