Rise and fall van een Keizer
Sarah Sluimer (1985) heeft met Keizer een debuutroman geschreven die je op verschillende manieren kunt lezen: als pure fictie of als een roman waarin de werkelijkheid gefictionaliseerd is. Bij het verschijnen van de roman ontstond er enige commotie. Sarah Sluimer zou met haar hoofdpersonage, Leo Landrauff, verwijzen naar Ivo van Hove, fameus regisseur en directeur van Toneelgroep Amsterdam. Sluimer ontkent. Ze kent de toneelwereld goed, onder meer als dramaturg. Vanuit haar referentiekader en de liefde voor theater is deze roman ontstaan.
Keizer kent twee verhaallijnen, een over de jeugd van Leo en een over zijn leven als volwassene. Het boek is geschreven in de derde persoon enkelvoud vanuit het perspectief van Leo. De lezer ‘kruipt’ steeds meer in het hoofd van Leo en je kunt Keizer dan ook een ontwikkelingsroman noemen. De andere personages zijn vrij vlak, maar worden door de auteur karakteristiek neergezet. Zo is Bob, de serviele geliefde van Leo, een zachtaardige man:
“Hoe hij tijdens de middagpauze in de lunchruimte stukjes broccoli naar binnen schoof. Alsof hij een baby naar bed bracht.”
Leo Landrauff is een gelauwerde, wat oudere regisseur. Zijn successen heeft hij geboekt met een vaste ploeg mensen die totaal dienstbaar aan hem is. De wijze waarop Leo regisseert wordt mooi verwoord in de repetitie-hoofdstukken in het boek. Leo is de Keizer van het toneel geworden. Maar keizers kunnen ook kwetsbaar zijn. Leo is geboren met een open fontanel, die zich niet sluit.
“Hij zal nooit zo kunnen spelen als de anderen.”
Zie daar het centrale thema van de roman. Leo ‘speelt’ inderdaad op een heel andere manier. Hij is gevoelig voor licht en geluid, er mag geen water in zijn fontanel komen, zijn hersenen zijn kwetsbaar. Hij trekt zich daarom vaak terug, zoekt rust en mag als kind nergens aan meedoen. Zijn moeder doet er alles aan om relaties met mannen aan te knopen, maar als men Leo ziet, stopt de relatie. Zij staat ook alleen. Slechts eenmaal breekt Leo uit zijn isolement als op een warme dag de kinderen met de brandslang natgespoten worden door de meester. Als de meester Leo de slang geeft spuit hij bij een kind water in de longen. Hij wordt voor autistisch versleten en komt uiteindelijk in een internaat terecht, afgesloten van de buitenwereld. Leo leest alles uit de bibliotheek. Toneelstukken maken het meeste indruk en vooral Caligula van Albert Camus. Dat toneelstuk gaat over macht en misbruik, de zin van het bestaan, vrijheid. "Ik ben de enige echte kunstenaar die Rome ooit gezien heeft. (…)Ik hoef geen kunstwerk te maken, ik leef er in.” Deze keizer wordt Leo’s voorbeeld. Vanaf dat moment gaat hij alles in het leven naar zijn hand te zetten.
“Zijn fontanel was een magneet. Een zwart perfect gat waarin alles wat hem niet beviel vanaf nu zou verdwijnen.”
Na een voorstelling in New York ontmoet Leo Victor Mabre, ‘de keizer’ van de beeldende kunst. Leo mag hem niet, vindt zijn kunst walgelijk, maar krijgt een aanbod dat hij niet kan weigeren: een prachtig appartement, schoon, helder, zonder lampen, zonder schaduwen, wit. De plek waar hij de ultieme rust kan vinden. Sarah Sluimer weeft hier een Faust-motief in de roman.
De zoon van Victor, Ros, heeft een stuk geschreven over het leven van zijn vader. Leo moet regisseren. Na acht weken is het appartement van hem. Maar Ros zal van begin tot eind aanwezig zijn. Dat maakt een enorme inbreuk op de manier van werken van Leo die langzaam maar zeker totaal ontspoort en iedereen verliest. Van narcistische, autistische, zelfgenoegzame persoonlijkheid met smetvrees en manische precisie verandert Leo in een wrak. Hij wil zijn kwetsbare hoofd beschermen voor de buitenwereld, maar die komt keihard binnen.
Caligula van Camus meandert als het ware door heel de roman. Sarah Sluimer weet ‘the rise and fall’ van Caligula en Leo prachtig met elkaar te verbinden. Iedereen is schuldig aan hun grote verdriet, dus iedereen zal lijden. Of vindt Leo toch de rust die hij zoekt?
Reageer op deze recensie