Lezersrecensie
Een dode migrant in Knokke? Da’s vervelend!
De thrillers van Jos Pierreux zijn om je vingers bij af te likken. Ze zijn geloofwaardig, ze grijpen je bij je kladden én ze resoneren de tijdgeest. De personages zijn levensecht, allemaal met hun eigen (on)hebbelijkheden. De manier waarop Pierreux met taal omgaat geeft een extra dimensie aan de verhalen: levendig, beeldend en altijd die humor. Pierreux won met Besloten stad, de Knack Hercule Poirotpublieksprijs 2022. En nu is er Rijke mensen sterven niet, een thriller waarbij migratie en alles wat daarmee te maken heeft centraal staat.
Het verhaal speelt, en dat is bij Pierreux standaard, in Knokke. “Knokke is een paradijs waar je niet verjaagd wilt worden. In het hele land spenderen mensen fortuinen om hier een verblijf te kopen dat ze tien maanden van het jaar leeg laten staan. Hoe je het ook draait of keert, het Westen barst van de mogelijkheden. Behalve op momenten waarop alles misgaat. Zoals nu.” Een begin dat staat als een huis: het mondaine Knokke wordt neergezet, maar ook is er meteen dreiging. We volgen een man, “niemand kent hem nog bij zijn oorspronkelijk, onuitspreekbare naam: Florian Lipa, een man van Albanese afkomst. “Florian betekent bloeiend, bekoorlijk, in aanzien.” De naam is dus niet voor niets gekozen. Het loopt niet goed af met Florian. Hij wordt “op de schouder getikt door een veertiger met het postuur van een buitenwipper.” Typisch een Pierreux-zin waarbij hij met postuur van een buitenwipper meteen duidelijk maakt hoe het personage eruit ziet. Florian overleeft de ontmoeting niet en sterft in de Ieperstraat in Knokke. Waarom? Is er sprake van moord? Wie was hij? Wat doet hij in Knokke? Wat betekenen de cursieve delen waarin de naam E ëmbël (Albanees voor zoetje) gebruikt wordt? Waarom heeft Florian een foto in zijn handen van een vrouw met een kind op haar arm? De intrige staat.
Vreemdelingenhaat
Vervolgens verplaatst de handeling zich naar het politiebureau aan de Van Steenestraat 10. De auteur vertelt iets over de geschiedenis van het gebouw: inderdaad een pareltje van een gebouw. Ik ben dan zo’n lezer die meteen al die locaties op internet gaat opzoeken. Het maakt het beeld completer. De politiemensen worden geïntroduceerd. De doorgewinterde Pierreux-lezers zullen ze herkennen. Inspecteur Luk Borré die met zijn e-bike aan komt rijden: “Het plezier van het fietsen zonder het fietsen.” Zestien kilo te zwaar. Daniël Pisters, inspecteur, een vestimentair voorbeeld “de Georges Clooney van het commissariaat” om er maar een paar te noemen. Op overste Theofiel Mangels hebben de politiemensen het niet zo begrepen: “vol van zichzelf, kruidt zijn uitlatingen met versprekingen en neologismen”, zoals aarsmoeilijk en stinkende heelmeesters maken zachte wonden. Of zoals Pierreux plastisch formuleert “hij is als water op ijs, alles glijdt eraf.” Mangels maakt zich druk om over de inbraken – met name die in het stadhuis - en het daarmee gepaard gaande vandalisme. Als dat in de publiciteit komt in Knokke… Actie dus en brigadier Lechamps, een notoire vreemdelingenhater en ‘alcoholieker met een Barry Whitestem’ kruipt voor Mangels: “Mangels’ bilnaad tot aan de endeldarm schoonlikkend.” Hoe verschillend ook, de politiemensen vormen toch één team.
Verhaallijnen
Er ontwikkelen zich vervolgens twee grote verhaallijnen: het onderzoek naar de inbraken en de naspeuring naar het verleden van Florian. Allerlei maatschappelijke thema’s komen aan de orde: illegalen, asielzoekers, mensenhandel, vooroordelen, huisjesmelkerij, grensoverschrijdend gedrag, klimaatverandering, wantrouwen in de politiek, corruptie, wegkijken van de problemen. Zelfs bedrijven worden met naam genoemd: de uitbuiting door PostNL, nog niet zo lang geleden een item in Vlaanderen. Daartegenover zet Pierreux het mondaine Knokke waar men zich druk maakt over het met ontbloot bovenlijf rondlopen, het nieuwe logo van de stad Knokke. Pierreux vervlecht dat organisch in zijn verhaal dat daardoor aan geloofwaardigheid en authenticiteit wint. Voor in het boek staat niet voor niets: “Dit verhaal is volledig verzonnen, behalve de gedeelten die helemaal waar zijn.”
Spanning vasthouden
Pierreux houdt de spanning in zijn verhaal vast. Dat doet hij onder meer door de verhaallijnen af te wisselen, een ander personage centraal te stellen, en door onverwachte plotwendingen. Rijke mensen sterven niet is een coherent gecomponeerd verhaal. De vrouw op de foto met het kind op de arm wordt uiteindelijk in Albanië gevonden. Ze vertelt een hartverscheurend verhaal en het wordt duidelijk wat de betekenis van de titel van de thriller is. Het einde, de epiloog, ontroert.
Taal
Jos Pierreux weet je te raken en zorgt ervoor dat je je temidden van de personages en situaties waant. De taal is voor hem hét instrument. Soms is hij cynisch: “Wie heeft mensensmokkelaars nodig zolang er politieke partijen en talloze slimme, jonge advocaten zijn die garen spinnen bij deze crisis.” Hij verwerkt dingen die bij Knokke horen in zijn verhaal, zoals de naderende tentoonstelling van Koen Vanmechelen bij Guy Pieters Gallery op de Zeedijk, de geschiedenis van Hotel La Reserve, cinema’s “die verdwenen zijn in de nevelen van de tijd. Ze werden vervangen door hoogbouw en streamingsdiensten.” Het is smullen van zijn metaforen en plastisch taalgebruik: “Vandalisme kleeft aan een mondain imago als kauwgom aan de banden van een Bugatti Veyron.” En als hij het heeft over de winkels in Knokke schrijft hij “wanneer de winkeldeuren hier als amechtige kieuwen open- en dichtklappen.” En…”de waarheid is een opblaaspop: zij komt altijd bovendrijven.”
Dit is veel meer dan een misdaadverhaal. Het laat ook zien hoe vluchtelingen en illegalen zich proberen te handhaven. Lezen dus!
Het verhaal speelt, en dat is bij Pierreux standaard, in Knokke. “Knokke is een paradijs waar je niet verjaagd wilt worden. In het hele land spenderen mensen fortuinen om hier een verblijf te kopen dat ze tien maanden van het jaar leeg laten staan. Hoe je het ook draait of keert, het Westen barst van de mogelijkheden. Behalve op momenten waarop alles misgaat. Zoals nu.” Een begin dat staat als een huis: het mondaine Knokke wordt neergezet, maar ook is er meteen dreiging. We volgen een man, “niemand kent hem nog bij zijn oorspronkelijk, onuitspreekbare naam: Florian Lipa, een man van Albanese afkomst. “Florian betekent bloeiend, bekoorlijk, in aanzien.” De naam is dus niet voor niets gekozen. Het loopt niet goed af met Florian. Hij wordt “op de schouder getikt door een veertiger met het postuur van een buitenwipper.” Typisch een Pierreux-zin waarbij hij met postuur van een buitenwipper meteen duidelijk maakt hoe het personage eruit ziet. Florian overleeft de ontmoeting niet en sterft in de Ieperstraat in Knokke. Waarom? Is er sprake van moord? Wie was hij? Wat doet hij in Knokke? Wat betekenen de cursieve delen waarin de naam E ëmbël (Albanees voor zoetje) gebruikt wordt? Waarom heeft Florian een foto in zijn handen van een vrouw met een kind op haar arm? De intrige staat.
Vreemdelingenhaat
Vervolgens verplaatst de handeling zich naar het politiebureau aan de Van Steenestraat 10. De auteur vertelt iets over de geschiedenis van het gebouw: inderdaad een pareltje van een gebouw. Ik ben dan zo’n lezer die meteen al die locaties op internet gaat opzoeken. Het maakt het beeld completer. De politiemensen worden geïntroduceerd. De doorgewinterde Pierreux-lezers zullen ze herkennen. Inspecteur Luk Borré die met zijn e-bike aan komt rijden: “Het plezier van het fietsen zonder het fietsen.” Zestien kilo te zwaar. Daniël Pisters, inspecteur, een vestimentair voorbeeld “de Georges Clooney van het commissariaat” om er maar een paar te noemen. Op overste Theofiel Mangels hebben de politiemensen het niet zo begrepen: “vol van zichzelf, kruidt zijn uitlatingen met versprekingen en neologismen”, zoals aarsmoeilijk en stinkende heelmeesters maken zachte wonden. Of zoals Pierreux plastisch formuleert “hij is als water op ijs, alles glijdt eraf.” Mangels maakt zich druk om over de inbraken – met name die in het stadhuis - en het daarmee gepaard gaande vandalisme. Als dat in de publiciteit komt in Knokke… Actie dus en brigadier Lechamps, een notoire vreemdelingenhater en ‘alcoholieker met een Barry Whitestem’ kruipt voor Mangels: “Mangels’ bilnaad tot aan de endeldarm schoonlikkend.” Hoe verschillend ook, de politiemensen vormen toch één team.
Verhaallijnen
Er ontwikkelen zich vervolgens twee grote verhaallijnen: het onderzoek naar de inbraken en de naspeuring naar het verleden van Florian. Allerlei maatschappelijke thema’s komen aan de orde: illegalen, asielzoekers, mensenhandel, vooroordelen, huisjesmelkerij, grensoverschrijdend gedrag, klimaatverandering, wantrouwen in de politiek, corruptie, wegkijken van de problemen. Zelfs bedrijven worden met naam genoemd: de uitbuiting door PostNL, nog niet zo lang geleden een item in Vlaanderen. Daartegenover zet Pierreux het mondaine Knokke waar men zich druk maakt over het met ontbloot bovenlijf rondlopen, het nieuwe logo van de stad Knokke. Pierreux vervlecht dat organisch in zijn verhaal dat daardoor aan geloofwaardigheid en authenticiteit wint. Voor in het boek staat niet voor niets: “Dit verhaal is volledig verzonnen, behalve de gedeelten die helemaal waar zijn.”
Spanning vasthouden
Pierreux houdt de spanning in zijn verhaal vast. Dat doet hij onder meer door de verhaallijnen af te wisselen, een ander personage centraal te stellen, en door onverwachte plotwendingen. Rijke mensen sterven niet is een coherent gecomponeerd verhaal. De vrouw op de foto met het kind op de arm wordt uiteindelijk in Albanië gevonden. Ze vertelt een hartverscheurend verhaal en het wordt duidelijk wat de betekenis van de titel van de thriller is. Het einde, de epiloog, ontroert.
Taal
Jos Pierreux weet je te raken en zorgt ervoor dat je je temidden van de personages en situaties waant. De taal is voor hem hét instrument. Soms is hij cynisch: “Wie heeft mensensmokkelaars nodig zolang er politieke partijen en talloze slimme, jonge advocaten zijn die garen spinnen bij deze crisis.” Hij verwerkt dingen die bij Knokke horen in zijn verhaal, zoals de naderende tentoonstelling van Koen Vanmechelen bij Guy Pieters Gallery op de Zeedijk, de geschiedenis van Hotel La Reserve, cinema’s “die verdwenen zijn in de nevelen van de tijd. Ze werden vervangen door hoogbouw en streamingsdiensten.” Het is smullen van zijn metaforen en plastisch taalgebruik: “Vandalisme kleeft aan een mondain imago als kauwgom aan de banden van een Bugatti Veyron.” En als hij het heeft over de winkels in Knokke schrijft hij “wanneer de winkeldeuren hier als amechtige kieuwen open- en dichtklappen.” En…”de waarheid is een opblaaspop: zij komt altijd bovendrijven.”
Dit is veel meer dan een misdaadverhaal. Het laat ook zien hoe vluchtelingen en illegalen zich proberen te handhaven. Lezen dus!
1
Reageer op deze recensie