Lezersrecensie
Kijk eens, wat ik allemaal kan?
Heel jonge kinderen genieten van liedjes en voor hun beginnende taalontwikkeling zijn versjes prima te gebruiken. Korte rijmpjes met een lekker ritme zorgen ervoor dat kinderen dingen beter kunnen onthouden. Ze kunnen de werkelijkheid op een andere manier ‘zien’ waardoor wat ze al kennen weer nieuw wordt. En als een dichter zijn/haar vak verstaat dan genieten de kinderen er extra van. Riet Wille (1954) laat dat zien in dit peuterboek op rijm met als titel Tussen pet en pyjama zien. De illustraties van Merel Eyckerman (1981) versterken de tekst en geven een extra dimensie aan het boek.
Zoals Merel speelt met haar illustraties en er humor in brengt zo speelt Wille met de taal.
Wille heeft voor een beklijvende vorm voor haar boek gekozen. Een peuter die buiten gespeeld heeft komt naar binnen. Een voor een trekt ze haar kledingstukken uit. Het kind gaat eten, in bad en uiteindelijk naar bed. Het dagritme wordt op deze manier belicht, maar wel speels, humoristisch en op creatieve wijze. Bij ieder kledingstuk is er iets ‘fout’ gegaan, bij de jas, de broek, de lusjestrui, de bloes. Zouden de kinderen alle ‘foutjes’ kunnen ontdekken? Bijvoorbeeld als de jas uitgetrokken wordt zit er een knoop los. Het meisje zorgt dat in de laatste twee regels de draad weer in het knoopsgat gaat.
“Een jas met vijf knopen op een rij,
Daar zit één met een los draadje bij.
Die knoop fluistert: “Ik heb een vraag.
Krijg ik alsjeblief eens vrij vandaag?”
Ik trek en rrrt…reutelt het draadje.
De knoop verstopt zich in een gaatje.”
Volgens mij is het woordje ‘er’ in de tweede regel weggevallen, maar het kan ook zomaar met opzet gebeurd zijn. Er is een knoop weg en er is dus ook een woord weg. Steeds zijn er vier regels over het kledingstuk, gevolgd door een conclusie van het kind in twee regels. De naam van Ieder kledingstuk wordt met grotere letters en in kleur afgedrukt?
Wille slaagt erin om dicht bij de belevingswereld van de kinderen te blijven. Zo komt het moment naar voren dat een kind alleen ’s nachts nog een luier aan hoeft, maar eigenlijk liever een slipje aan heeft. Maar ja, wat als er een ongelukje gebeurd? “Maar die toren slipjes wint: / ik ben een ongelukjeskind.”
De interactie tussen de heldere illustraties en de tekst is prachtig. De kleuren die Eyckerman gebruikt zijn zacht en sfeervol. In het boek is er veel aandacht voor het detail. Alles klopt. Kijk maar eens op de schutbladen. Daar komen allemaal elementen uit het verhaal terug: het stoeltafeltje met de tandenborstel en de tandpasta, het badeendje, de laarsjes, de wanten, een kleerhangertje en natuurlijk de losse knoop. Als het kind in de badkuip zit kijkt het over de rand van het bad naar alle kledingstukken die om haar heen op de grond liggen, net een legpuzzel. Zouden de kinderen alles ‘stukjes’ kunnen benoemen?
En tot slot de pyjama aan en naar bed. En heel herkenbaar is het laatste versje:
“Mijn bed vraagt: ‘Hallo kind, ben je daar?’
Nee, nog
1 verhaal,
2 liedjes
3 knuffels
4 zoenen en
5 zwaaien.
Eerst nog mijn cijfertjes met papa of mama,
Dan zijn de dag en ik helemaal klaar.”
Leesfragment
Zoals Merel speelt met haar illustraties en er humor in brengt zo speelt Wille met de taal.
Wille heeft voor een beklijvende vorm voor haar boek gekozen. Een peuter die buiten gespeeld heeft komt naar binnen. Een voor een trekt ze haar kledingstukken uit. Het kind gaat eten, in bad en uiteindelijk naar bed. Het dagritme wordt op deze manier belicht, maar wel speels, humoristisch en op creatieve wijze. Bij ieder kledingstuk is er iets ‘fout’ gegaan, bij de jas, de broek, de lusjestrui, de bloes. Zouden de kinderen alle ‘foutjes’ kunnen ontdekken? Bijvoorbeeld als de jas uitgetrokken wordt zit er een knoop los. Het meisje zorgt dat in de laatste twee regels de draad weer in het knoopsgat gaat.
“Een jas met vijf knopen op een rij,
Daar zit één met een los draadje bij.
Die knoop fluistert: “Ik heb een vraag.
Krijg ik alsjeblief eens vrij vandaag?”
Ik trek en rrrt…reutelt het draadje.
De knoop verstopt zich in een gaatje.”
Volgens mij is het woordje ‘er’ in de tweede regel weggevallen, maar het kan ook zomaar met opzet gebeurd zijn. Er is een knoop weg en er is dus ook een woord weg. Steeds zijn er vier regels over het kledingstuk, gevolgd door een conclusie van het kind in twee regels. De naam van Ieder kledingstuk wordt met grotere letters en in kleur afgedrukt?
Wille slaagt erin om dicht bij de belevingswereld van de kinderen te blijven. Zo komt het moment naar voren dat een kind alleen ’s nachts nog een luier aan hoeft, maar eigenlijk liever een slipje aan heeft. Maar ja, wat als er een ongelukje gebeurd? “Maar die toren slipjes wint: / ik ben een ongelukjeskind.”
De interactie tussen de heldere illustraties en de tekst is prachtig. De kleuren die Eyckerman gebruikt zijn zacht en sfeervol. In het boek is er veel aandacht voor het detail. Alles klopt. Kijk maar eens op de schutbladen. Daar komen allemaal elementen uit het verhaal terug: het stoeltafeltje met de tandenborstel en de tandpasta, het badeendje, de laarsjes, de wanten, een kleerhangertje en natuurlijk de losse knoop. Als het kind in de badkuip zit kijkt het over de rand van het bad naar alle kledingstukken die om haar heen op de grond liggen, net een legpuzzel. Zouden de kinderen alles ‘stukjes’ kunnen benoemen?
En tot slot de pyjama aan en naar bed. En heel herkenbaar is het laatste versje:
“Mijn bed vraagt: ‘Hallo kind, ben je daar?’
Nee, nog
1 verhaal,
2 liedjes
3 knuffels
4 zoenen en
5 zwaaien.
Eerst nog mijn cijfertjes met papa of mama,
Dan zijn de dag en ik helemaal klaar.”
Leesfragment
2
Reageer op deze recensie