Lezersrecensie
“Ik kijk en laat los”
Elly Stolwijk (1957), beeldend kunstenaar en dichter, heeft met Voet in voet oog in oog een bijzonder prozawerk geschreven. Het onderwerp is de Arbeitseinzatz, een wat verhullend woord voor de dwangarbeid waaronder honderdduizenden in de Tweede Wereldoorlog leden. Ze werden naar Duitsland gestuurd om in fabrieken te werken die helemaal in dienst stonden van de oorlog. Ze leden honger, werden uitgebuit, mishandeld, stierven. Zij die overleefden en terugkwamen konden nauwelijks vertellen wat hen overkomen was. Het was te veel om in woorden te vatten.
492 woorden
Elly Stolwijk koos voor een speciale aanpak in haar verhaal. Haar vader Fons Stolwijk (geboren op 9 augustus 1924) heeft altijd gezwegen over zijn Duitse verleden. Hij werkte op het kantoor van de Rijksbelastingdienst en werd door zijn werkgever opgeroepen werk te gaan verrichten in nazi-Duitsland. Onderduiken was geen optie want dan pikten ze zijn vader op. In de vroege zomer van 1943 reist Fons, ruim een maand voor zijn negentiende verjaardag, onvrijwillig met de trein naar Berlijn. Hij werd eerst daar als dwangarbeider werk gesteld en daarna in de metaalfabriek Zollern in Laucherthal in Zuid-Duitsland. Op 21-jarige leeftijd keert hij terug in zijn woonplaats Hoofddorp. In totaal is hij 659 dagen dwangarbeider geweest. Daarvan heeft hij 492 dagen gedwongen arbeid verricht. “Ik gebruik 492 woorden per zin om het verhaal van mijn zwijgende vader die op 14 juli 2000 overleed te vertellen. Dit keurslijf, waar ik in alle vrijheid voor kies, geeft houvast in de krankzinnige materie die ik heb willen onderzoeken, niet als wetenschapper, maar als dichter en – in de eerste plaats – als dochter,” schrijft de auteur.
In korte scenes van 492 woorden, in één zin geschreven, ontvouwt zich wat Fons heeft meegemaakt. Het leest als een ritmische stream of consciousness, een stroom aan gedachten, herinneringen, gevoelens, stemmingen, verlangens en associaties. Ze geven weer wat zich in het hoofd van het personage afspeelt. Na zijn terugkeer in Nederland is de ‘dwang’ van de 492 voorbij en zijn de stukken tekst nu eens langer, dan weer korter.
Maar of het feitelijk allemaal klopt? Fons zweeg namelijk over die tijd, vertelde hooguit dat hij ‘iets deed met schroefjes en moertjes’ en haalde af en toe uit een sigarendoosje een klein metalen plaatje met zijn foto erop. Op zijn linkerschouder staat het nummer 2879. Aan het plaatje hingen ooit genummerde muntjes. Die moest hij in de fabriek als onderpand inleveren wanneer hij aan de draaibank gereedschap gebruikte.
Plastic zak
Het enige wat Elly na de dood van haar vader vond was een plastic zak met paperassen op de zolder van het ouderlijk huis. Fons schaamde zich voor zijn gedwongen bijdrage aan de Duitse wapenindustrie en bij thuiskomst (het verhaal begint daarmee) wordt hij door andere Nederlanders een beetje met de nek aangekeken. Waarom is hij niet ondergedoken werpen ze hem voor de voeten. Het verleden van haar vader heeft Elly beziggehouden en toen ze in 2012 naar de Documenta 13 in Kassel reisde ontmoette ze daar Gunnar Richter, de oprichter van Gedenkstätte Breitenau, een informatiecentrum over het ontstaan van de eerste concentratiekampen en over de behandeling van de tegenstanders van Hitler. Dat heeft Elly op het spoor van onderzoek, bezoeken aan locaties en gesprekken gezet.
Ogen
Op de cover zie je een paar ogen die je aanstaren. Stolwijk heeft haar zwijgende vader een stem gegeven, heeft niet zijn leven tot in detail gereconstrueerd maar heeft van Fons een personage gemaakt dat staat voor al degenen die dwangarbeider geweest zijn. Daarmee ontstijgt het verhaal dat van een ‘egodocument.’ Ze volgt zijn tocht letterlijk door ook naar de plekken te gaan waar hij geweest zou zijn. Maar wat ze niet vindt vult ze vanuit haar eigen verbeeldingskracht in. Wie was bijvoorbeeld Fanny, een naam die ze op een kladblaadje in de spullen van haar vader heeft gevonden? Zijn eerste liefje in Duitsland? We weten het niet, maar Elly vlecht in haar verhaal wel een relatie tussen Fanny en Fons. Het zou zomaar gebeurd kunnen zijn; het overkwam heel wat dwangarbeiders. Het verhaal ontroert, je wordt het verhaal ingetrokken. Thema’s als vriendschap, eenzaamheid, liefde, levenslust, ontbering, onzekerheid, angst, hoop en vooral ook heimwee zie je in het verhaal van Fons terug. Het verhaal gaat verder na de bevrijding; immers het leven gaat gewoon door. We zien Fons met zijn trauma ook in de ‘nieuwe maatschappij.’ Hij wil het verleden een plek geven, maar dat valt niet mee. Ook is er de verstikkende bureaucratie, net als nu. Zo probeert hij bijvoorbeeld geld te krijgen voor het werk dat hij ooit gedaan heeft op de fabriek. Zonder resultaat. Er is van hem geprofiteerd. Stolwijk legt zo impliciet een verbinding naar onze maatschappij.
Cursieven
Elly Stolwijk doet nog iets bijzonders. Na iedere scène volgt een cursief gedeelte. Daarin reflecteert ze en plaatst ze het verhaal van Fons in een context, spiegelt het aan haar onderzoeken, geeft commentaar. Maar ze haalt er ook herinneringen aan vroeger in op en dan blijkt dat Fons een fijne en goede vader was en er ook op moeilijke momenten voor zijn kinderen was. Zo brengt ze Fons dichterbij, maar houdt aan de andere kant afstand. Niet voor niets luidt het motto van het boek:
“ik zet mijn voet in zijn voet,
draai met mijn oog in zijn oog,
buig en keer terug”
De (poëtische) taal van Elly Stolwijk laat je genieten. Vaak speelt de natuur daarbij in rol. Wanneer Fons in de bedompte trein naar Berlijn zit en de jonge mannen op een station even naar buiten mogen staat er: “Als ze ’s avonds stoppen zwermen de zwetende jongemannen naar buiten, happend naar licht, zoals de spreeuw die hij ooit bevrijdde uit een aalbessennet waarin de vogel hopeloos verstrikt was geraakt.” In een van de cursieve gedeelten kijkt ze terug op haar schrijfproces: “Op de dunne twijgen van de wilde kers ligt de sneeuw, witter dan de kroonblaadjes van de tere bloesems. Ik kijk en laat los. Dat is het enige.” En even verder concludeert ze wanneer ze een Findling zoekt, een zwerfkei, die in de buurt van het kamp waar Fons zou hebben gezeten moet liggen: “Misschien is het niet kunnen vinden van de steen de essentie van mijn zoektocht, ik heb veel gezien en gevonden, maar de harde, onsplijtbare kern is door vader meegenomen in zijn graf.”
Stolwijk heeft door haar originele aanpak een monument geschreven voor alle dwangarbeiders. Het levert een verhaal dat mooi van taal is en dat je blijft raken.
—
Eerder gepubliceerd op Bazarow
Leesadvies voor jongeren
Wat heeft de Arbeitseinsatz voor gevolgen voor jezelf en je familie. In dit boek reflecteert de auteur, neemt afstand door fictie te gebruiken. Ze vult in wat niet bekend is. Haar vader heeft altijd gezwegen over zijn verleden. Speciaal boek door de vorm waarin het geschreven is. Ontroerend.
492 woorden
Elly Stolwijk koos voor een speciale aanpak in haar verhaal. Haar vader Fons Stolwijk (geboren op 9 augustus 1924) heeft altijd gezwegen over zijn Duitse verleden. Hij werkte op het kantoor van de Rijksbelastingdienst en werd door zijn werkgever opgeroepen werk te gaan verrichten in nazi-Duitsland. Onderduiken was geen optie want dan pikten ze zijn vader op. In de vroege zomer van 1943 reist Fons, ruim een maand voor zijn negentiende verjaardag, onvrijwillig met de trein naar Berlijn. Hij werd eerst daar als dwangarbeider werk gesteld en daarna in de metaalfabriek Zollern in Laucherthal in Zuid-Duitsland. Op 21-jarige leeftijd keert hij terug in zijn woonplaats Hoofddorp. In totaal is hij 659 dagen dwangarbeider geweest. Daarvan heeft hij 492 dagen gedwongen arbeid verricht. “Ik gebruik 492 woorden per zin om het verhaal van mijn zwijgende vader die op 14 juli 2000 overleed te vertellen. Dit keurslijf, waar ik in alle vrijheid voor kies, geeft houvast in de krankzinnige materie die ik heb willen onderzoeken, niet als wetenschapper, maar als dichter en – in de eerste plaats – als dochter,” schrijft de auteur.
In korte scenes van 492 woorden, in één zin geschreven, ontvouwt zich wat Fons heeft meegemaakt. Het leest als een ritmische stream of consciousness, een stroom aan gedachten, herinneringen, gevoelens, stemmingen, verlangens en associaties. Ze geven weer wat zich in het hoofd van het personage afspeelt. Na zijn terugkeer in Nederland is de ‘dwang’ van de 492 voorbij en zijn de stukken tekst nu eens langer, dan weer korter.
Maar of het feitelijk allemaal klopt? Fons zweeg namelijk over die tijd, vertelde hooguit dat hij ‘iets deed met schroefjes en moertjes’ en haalde af en toe uit een sigarendoosje een klein metalen plaatje met zijn foto erop. Op zijn linkerschouder staat het nummer 2879. Aan het plaatje hingen ooit genummerde muntjes. Die moest hij in de fabriek als onderpand inleveren wanneer hij aan de draaibank gereedschap gebruikte.
Plastic zak
Het enige wat Elly na de dood van haar vader vond was een plastic zak met paperassen op de zolder van het ouderlijk huis. Fons schaamde zich voor zijn gedwongen bijdrage aan de Duitse wapenindustrie en bij thuiskomst (het verhaal begint daarmee) wordt hij door andere Nederlanders een beetje met de nek aangekeken. Waarom is hij niet ondergedoken werpen ze hem voor de voeten. Het verleden van haar vader heeft Elly beziggehouden en toen ze in 2012 naar de Documenta 13 in Kassel reisde ontmoette ze daar Gunnar Richter, de oprichter van Gedenkstätte Breitenau, een informatiecentrum over het ontstaan van de eerste concentratiekampen en over de behandeling van de tegenstanders van Hitler. Dat heeft Elly op het spoor van onderzoek, bezoeken aan locaties en gesprekken gezet.
Ogen
Op de cover zie je een paar ogen die je aanstaren. Stolwijk heeft haar zwijgende vader een stem gegeven, heeft niet zijn leven tot in detail gereconstrueerd maar heeft van Fons een personage gemaakt dat staat voor al degenen die dwangarbeider geweest zijn. Daarmee ontstijgt het verhaal dat van een ‘egodocument.’ Ze volgt zijn tocht letterlijk door ook naar de plekken te gaan waar hij geweest zou zijn. Maar wat ze niet vindt vult ze vanuit haar eigen verbeeldingskracht in. Wie was bijvoorbeeld Fanny, een naam die ze op een kladblaadje in de spullen van haar vader heeft gevonden? Zijn eerste liefje in Duitsland? We weten het niet, maar Elly vlecht in haar verhaal wel een relatie tussen Fanny en Fons. Het zou zomaar gebeurd kunnen zijn; het overkwam heel wat dwangarbeiders. Het verhaal ontroert, je wordt het verhaal ingetrokken. Thema’s als vriendschap, eenzaamheid, liefde, levenslust, ontbering, onzekerheid, angst, hoop en vooral ook heimwee zie je in het verhaal van Fons terug. Het verhaal gaat verder na de bevrijding; immers het leven gaat gewoon door. We zien Fons met zijn trauma ook in de ‘nieuwe maatschappij.’ Hij wil het verleden een plek geven, maar dat valt niet mee. Ook is er de verstikkende bureaucratie, net als nu. Zo probeert hij bijvoorbeeld geld te krijgen voor het werk dat hij ooit gedaan heeft op de fabriek. Zonder resultaat. Er is van hem geprofiteerd. Stolwijk legt zo impliciet een verbinding naar onze maatschappij.
Cursieven
Elly Stolwijk doet nog iets bijzonders. Na iedere scène volgt een cursief gedeelte. Daarin reflecteert ze en plaatst ze het verhaal van Fons in een context, spiegelt het aan haar onderzoeken, geeft commentaar. Maar ze haalt er ook herinneringen aan vroeger in op en dan blijkt dat Fons een fijne en goede vader was en er ook op moeilijke momenten voor zijn kinderen was. Zo brengt ze Fons dichterbij, maar houdt aan de andere kant afstand. Niet voor niets luidt het motto van het boek:
“ik zet mijn voet in zijn voet,
draai met mijn oog in zijn oog,
buig en keer terug”
De (poëtische) taal van Elly Stolwijk laat je genieten. Vaak speelt de natuur daarbij in rol. Wanneer Fons in de bedompte trein naar Berlijn zit en de jonge mannen op een station even naar buiten mogen staat er: “Als ze ’s avonds stoppen zwermen de zwetende jongemannen naar buiten, happend naar licht, zoals de spreeuw die hij ooit bevrijdde uit een aalbessennet waarin de vogel hopeloos verstrikt was geraakt.” In een van de cursieve gedeelten kijkt ze terug op haar schrijfproces: “Op de dunne twijgen van de wilde kers ligt de sneeuw, witter dan de kroonblaadjes van de tere bloesems. Ik kijk en laat los. Dat is het enige.” En even verder concludeert ze wanneer ze een Findling zoekt, een zwerfkei, die in de buurt van het kamp waar Fons zou hebben gezeten moet liggen: “Misschien is het niet kunnen vinden van de steen de essentie van mijn zoektocht, ik heb veel gezien en gevonden, maar de harde, onsplijtbare kern is door vader meegenomen in zijn graf.”
Stolwijk heeft door haar originele aanpak een monument geschreven voor alle dwangarbeiders. Het levert een verhaal dat mooi van taal is en dat je blijft raken.
—
Eerder gepubliceerd op Bazarow
Leesadvies voor jongeren
Wat heeft de Arbeitseinsatz voor gevolgen voor jezelf en je familie. In dit boek reflecteert de auteur, neemt afstand door fictie te gebruiken. Ze vult in wat niet bekend is. Haar vader heeft altijd gezwegen over zijn verleden. Speciaal boek door de vorm waarin het geschreven is. Ontroerend.
1
Reageer op deze recensie