'Eén hartslag vormen we'
Het thema van de Poëzieweek 2018 is Poëzie en theater. Die hebben met elkaar te maken. Het vertellen van verdichte verhalen is van alle tijden. Denk maar aan de Illias en de Odyssee van Homerus, de Edda, de troubadours.
Bij de aankoop van poëzie krijgt men in deze week de mooi vormgegeven bundel met de intrigerende titel Wat ons had kunnen zijn van de veel bekroonde dichter Peter Verhelst (1962). Verhelst schrijft ook romans, toneel, is performer én regisseur.
Poëzie krijgt een andere dimensie als het ook ‘uitgevoerd’ wordt, als er een 'voorstelling' van gemaakt wordt, het verbonden wordt met andere kunstdisciplines. Vaak versterken ‘beeld’ en ‘taal’ elkaar.
Peter Verhelst zei over het thema in Trouw: 'Theater speelt zich niet alleen af in de schouwburg, maar ook op pleinen, op straat, in de slaapkamer. Overal waar de ene mens de andere tegen het lijf loopt en dat ene lichaam op dat andere lichaam reageert en er dus communicatie ontstaat, mogelijkheden, misverstanden, een dans, geluk en verdriet.’
Wat ons had kunnen zijn is een toegankelijke bundel die ons de ogen opent. Waar hadden we als mensheid kunnen zijn, wat houdt ons toch steeds tegen, gaat het alleen maar om de macht (van het woord) of is het juist de stilte die we moeten zoeken?
In het openingsgedicht, met als titel 'Wachten op Godot', wacht de 'ik-figuur' op mensen die nooit komen opdagen. Er is geen ontmoeting.
"Zoveel verlangen - gegil van meeuwen.”
De bundel eindigt met “Woorden, woorden, woorden…” (gebaseerd op Hamlet van Shakespeare). Heel veel communicatie, maar weinig stilte:
"Niemand weet naar welk verhaal Stilte zoekt - elke nacht
ijlt ze door de straten. We duwen onze onderbuik tegen het raam,
Naakt staan we achter glas van haar te dromen."
Hier tussendoor meanderen acht andere gedichten waarin onder meer ontmoeting en confrontatie een rol spelen. Een mooi voorbeeld hiervan is het gedicht 'Man met piano', opgedragen aan de Oekraïner die in 2004 oog in oog met de oproerpolitie piano speelt op straat en waarbij de piano het wint:
"We slepen de piano achter ons aan onder een wolk
in de vorm van een piano.
Eén hartslag vormen we. Dreunend.”
Verhelst laat zich inspireren door de ‘toneeltraditie’: Euripides, Joost van den Vondel, Shakespeare en Samuel Beckett zijn daar voorbeelden van. Om de lezer wat meer inzicht in de achtergrond van de gedichten te geven zijn achter in de bundel korte aantekeningen bijgevoegd.
Theater is spel, net zoals poëzie 'spelen met woorden' is. In deze bundel komen beide 'spelvormen' bij elkaar. De rode draad in de bundel is de spanning tussen werkelijkheid en verbeelding. Niet voor niets heet een van de gedichten 'De weereld is een speel toneel / elck speelt zijn rol en kryght zijn deel' (Joost van den Vondel):
"Iemand gooit een roos op het podium
maar het is niet de roos of de hand die gooide
zelfs niet het gooien, maar het vallen
dat niet het vallen is op een holle, houten vloer."
Ontroerend is het in memoriam voor Joop Admiraal met als beeld een deel uit de voorstelling Sonic Boom. In een dansduet droeg danseres Laura Aris Joop Admiraal en legde hem uiterst voorzichtig voor dood op de grond:
"We gaan de schouwburg uit, elk met een lichaam op de rug,
stappen in de auto, rijden naar huis.
In de slaapkamer leggen we ze mond aan mond
alsof ze horizontaal in bed staan."
De titel van de bundel is de openingszin van het gedicht ‘Souffleur,’ iemand die ons dingen influistert die latent wel aanwezig zijn, maar ons niet te binnen willen schieten. In dit gedicht fluistert de auteur ons in dat het mooi geweest zou zijn als er meer saamhorigheid zou zijn.
“We zitten elk in een kamer uit te kijken
over de zee naar wat daar opduikt, zonlicht
maar we weten niet wie we zijn.” “Zo graag
had ik iedereen behoed voor het ergste,
maar het beste moest nog komen.”
Deze slotregel geeft hoop.
Reageer op deze recensie