Meer dan 5,7 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Stenen worden/zijn verhalen

Jan Stoel 18 augustus 2024
Wanneer mijn kleinzoon bij ons thuis op bezoek is, verzamelt hij steevast kiezelsteentjes die in tuin liggen. Hij bekijkt ze gooit ze weg óf hij stopt ze in zijn zak. Hij wil ze bewaren. Als je dan vraagt waarom hij dat doet zegt hij dat hij ze mooi vindt. De meest speciale legt hij naast elkaar, hij rangschikt ze. Soms vertelt hij er iets bij. Dat kan van alles zijn. Die (kiezel)steentjes moeten mee naar huis.

Stenen vertellen de mooiste verhalen. Dat blijkt uit Wij zijn even naar de verte. Op de achterflap staat “In de buurt van de verte vond Tineke Meirink bijzondere stenen. Ze raapte ze op en wekte ze tot leven. Erik van Os omarmde haar vondsten met woorden.” En dat is precies wat er gebeurt in deze dichtbundel voor kinderen. Van Os kreeg voor zijn veelgeprezen bundel Applaus voor mijn vinger in 2023 een Zilveren Griffel en ontving voor zijn gedicht Batterij op uit de bundel Dat boek met die bananen in 2024 een Poëziester. Meirink werd met Wij zijn even naar de verte genomineerd voor de World Illustration Awards 2024 en voor Zie jij wat ik zie bij de Boon jeugd- en kinderliteratuur.

Verbeeldingskracht
De titel van deze bundel, Wij zijn even naar de verte, ademt fantasie. Als je iets moois ziet dan kun je er in stilte van genieten, zet je je verbeeldingskracht aan het werk, kijk je als het ware in de verte. Meirink verzamelt de stenen en door er illustratieve elementen aan toe te voegen wordt een steen een verhaal. Zoals de steen die ogenschijnlijk half onder water ligt. Een andere steen is er op geplaatst en wordt door simpele ingrepen een figuurtje dat lekker aan zee ligt. Dat levert een poëtisch beeld op. Van Os geeft aan dat beeld woorden. Dat resulteert in Zeestoel op met als tweede strofe “Nog nooit zo’n stoere stoel gehad / zo stevig en zo stug / en lekker hard, echt heerlijk hard / zo zalig voor mijn rug.”

Lefvogel
De poëzie van Erik van Os twinkelt, zoals altijd. Hij speelt met woorden, ritme en rijm. Zijn pöezie lijkt altijd een lichte toets te hebben, maar vergis je niet. Er zit meestal wel een diepere laag onder. Dat maakt zijn gedichten zo rijk, zoals in Hangen op de grond: “Het liefste zou ik even / als een stofje, als een vlokje / willen zweven. En nog liever / heel mijn leven. // Maar ik ben zo zwaar. / Ik krijg die droom niet voor elkaar; die dwarse / droom krijg ik niet rond. // Dus blijf ik hier maar / hangen op de grond. // En kijken naar / de stofjes en de vlokjes / in de lucht. // En ik denk. / En ik droom / En ik zucht.” Mooi is die tegenstelling tussen licht en zwaar in de eerste twee strofen. Een dwarse droom is ook zwaar. Die tegenstelling komt in de volgende twee strofen terug. Maar dan is het eerst het zware en dan het lichte dat aan bod komt. Dus tegengesteld aan de eerste twee strofen. In de laatste drie regels wordt de fantasie aan het werk gezet. Meirink gebruikt een steen waarop ze een openstaande snavel en twee pootjes tekent, evenwicht zoekend op een steen en kijkend naar ‘vlokjes’ en spetters die wel op sterretjes lijken. Het beeld én het gedicht stralen emotie uit. In de bundel komen gevoelens voorbij die kinderen zullen herkennen, zoals verliefdheid, geborgenheid, dromen, warmte, maar ook de tandarts, regen, een pakketje dat bij de buren is afgegeven en een heuse ‘Lefvogel’.

Weinig en toch veel
Het is de kracht van beide kunstenaars om respectievelijk met weinig woorden en eenvoudige stenen een hele wereld op te roepen. Ga mee op ontdekking naar wat eenendertig stenen en evenzoveel gedichten oproepen.

De vormgeving van het boek is keurig verzorgd door Jelle F. Post. De opmaak is nergens saai en er is sprake eenheid. Meirink heeft bovendien aandacht voor elk detail. Let eens op de vogeltjes op het titelblad die ‘naar de verte’ vliegen, en op de schutbladen de afbeeldingen van stenen en de pijlen die je wijzen op het openslaan van het boek en op de laatste bladzijde ook verwijzen naar de verte.

De bundel begint met een gedicht dat verwijst naar onontdekte verten. Het slotgedicht gaat erover dat je in de armen van je vader ook over de verte kunt dromen. Deze twee gedichten vormen als het ware de omarming van alle gedichten in de bundel.

Het boek biedt volop veel aanknopingspunten om er in de klas iets mee te doen. Zelfs als je geen fantasie denkt te hebben (en dat is onmogelijk wanneer je in deze bundel bladert) is er een oplossing: een baksteen met twee stippen als ogen en in het midden een streep als mond en daarbij dit gedicht: “Ik heb geen fantasie, / totaal geen fantasie. // Als iemand vraagt: Wat is er / tussen twee en vier / te doen? // kom ik alleen op drie. // Ik heb geen fantasie, / totaal geen fantasie.” En de titel? “A.u.b. zelf een titel verzinnen”.

Dit boek is gewoon ‘kiezelgoed’.



Recensie werd eerder gepubliceerd op Bazarow

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Jan Stoel