Lezersrecensie
Tja, wat zal ik er van zeggen?
De hartelozen is het eerste deel in de 4-delige serie De vogel die tranen drinkt, van de Koreaanse schrijver Young-Do Lee. De serie wordt aangeprezen als “het Koreaanse antwoord op In de ban van de ring”, en dat is nogal een statement. BvdR is immers ook 70 jaar na de eerste uitgave nog vaak de meetlat waar andere fantasywerken aan afgemeten worden en staat voor mij nog steeds op eenzame hoogte.
In een niet nader benoemde wereld leven vier volkeren: in het koele noorden de mensen, de rekkon (wezens met de kenmerken van een vogel) en de tokkebi (vuurwezens). In het warme zuiden wonen de nhaga’s, een soort van reptielachtige wezens die communiceren via gedachten en op hun 22e (bijna) onsterfelijk worden doordat hun hart verwijderd wordt. Tussen het noorden en het zuiden bestaat een soort van koude oorlog. Vanuit een tempel in het noorden wordt een expeditie van een mens, een tokkebi en een rekkon naar het zuiden gestuurd om daar een nhaga op te halen. Met z’n vieren moeten ze terugkeren naar de tempel om op een reddingsmissie gestuurd te worden. Wat die missie precies inhoudt, is voor iedereen nog onduidelijk. Er ontspint zich een reis vol gevaren en absurde avonturen.
Het overkomt me niet vaak (de laatste keer was met de Cirkel-serie van Ted Dekker) dat ik eigenlijk niet weet wat ik nou van een boek moet vinden, en dit is ook zo’n geval. Misschien dat de hoge verwachtingen die de vergelijking met BvdR schept daaraan debet zijn? Het is een beetje hinken op twee gedachten; het is oprecht een knap verzonnen verhaal, met nu eens een keer niet de geijkte dwergen en elfen als karakters, maar dan in een schrijfstijl die op mij overkomt alsof de schrijver niet zeker wist wat hij nou eigenlijk wilde. Het is alsof BvdR herschreven is door comedy-schrijvers als Douglas Adams (Hitchhiker’s Guide to the Galaxy) of Terry Pratchett (Disc-world-serie) en daar kan ik lastig mee uit de voeten merk ik. Maar dat zegt misschien net zoveel over mij als over het boek. Humor zit er in elk geval zeker in het boek.
In het boek lopen verschillende verhaallijnen door elkaar, wat inherent is aan de complexe wereld waarin het zich afspeelt. De ene keer volgen we de politieke intriges binnen een Nhaga-familie, dan weer volgen we het reisgezelschap, en tussendoor lezen we stukjes geschiedenis over bijv. monarchitis (een aandoening die ervoor zorgt dat volkomen niet-capabele mensen koning willen worden). Doordat de karakters in de boeken wezens zijn die een normaal voorstellingsvermogen te boven gaan, moet je je hoofd er goed bijhouden waarom dingen gebeuren. Je staat er bijv. niet bij stil dat als je op de vlucht bent voor een wezen dat jouw warmte kan zien, je juist langzaam moet lopen en niet snel.
Het verhaal is beslist origineel; naast de al genoemde vier volkeren komen er nog allerlei wezens voor waarvan je denkt: hoe verzint de schrijver het? Twee voorbeelden: de hemelrog (een soort van vliegende vis die kilometers groot is een ruïnes van steden op zijn rug heeft), en een waterval die een bewustzijn heeft en kan praten. Tegelijkertijd geeft dit soort dingen mij toch een beetje het gevoel van ‘hoe serieus moet ik dit verhaal nemen?’ Natuurlijk zijn matrassen die in een moeras leven (Hitchhikers Guide) ook complete nonsense, maar daar weet je dat het hele verhaal als zodanig bedoeld is.
Wat tegenvalt (om dan toch nog maar een keer de vergelijking met BvdR te maken) zijn de karakters; ik merk wel vaker in Aziatische literatuur dat karakters nogal tweedimensionaal blijven en niet echt tot leven komen. Dit gebeurt hier ook, en daardoor is het lastig een band met hen te krijgen of je te vereenzelvigen met een karakter, en dat vind ik jammer.
Ondanks de kritiekpunten durf ik het toch wel aan om aan deel 2 te beginnen, dat inmiddels ook in het Nederlands vertaald is. Maar of ik de serie echt uit ga lezen? Daar houd ik nog een flinke slag om de arm.
In een niet nader benoemde wereld leven vier volkeren: in het koele noorden de mensen, de rekkon (wezens met de kenmerken van een vogel) en de tokkebi (vuurwezens). In het warme zuiden wonen de nhaga’s, een soort van reptielachtige wezens die communiceren via gedachten en op hun 22e (bijna) onsterfelijk worden doordat hun hart verwijderd wordt. Tussen het noorden en het zuiden bestaat een soort van koude oorlog. Vanuit een tempel in het noorden wordt een expeditie van een mens, een tokkebi en een rekkon naar het zuiden gestuurd om daar een nhaga op te halen. Met z’n vieren moeten ze terugkeren naar de tempel om op een reddingsmissie gestuurd te worden. Wat die missie precies inhoudt, is voor iedereen nog onduidelijk. Er ontspint zich een reis vol gevaren en absurde avonturen.
Het overkomt me niet vaak (de laatste keer was met de Cirkel-serie van Ted Dekker) dat ik eigenlijk niet weet wat ik nou van een boek moet vinden, en dit is ook zo’n geval. Misschien dat de hoge verwachtingen die de vergelijking met BvdR schept daaraan debet zijn? Het is een beetje hinken op twee gedachten; het is oprecht een knap verzonnen verhaal, met nu eens een keer niet de geijkte dwergen en elfen als karakters, maar dan in een schrijfstijl die op mij overkomt alsof de schrijver niet zeker wist wat hij nou eigenlijk wilde. Het is alsof BvdR herschreven is door comedy-schrijvers als Douglas Adams (Hitchhiker’s Guide to the Galaxy) of Terry Pratchett (Disc-world-serie) en daar kan ik lastig mee uit de voeten merk ik. Maar dat zegt misschien net zoveel over mij als over het boek. Humor zit er in elk geval zeker in het boek.
In het boek lopen verschillende verhaallijnen door elkaar, wat inherent is aan de complexe wereld waarin het zich afspeelt. De ene keer volgen we de politieke intriges binnen een Nhaga-familie, dan weer volgen we het reisgezelschap, en tussendoor lezen we stukjes geschiedenis over bijv. monarchitis (een aandoening die ervoor zorgt dat volkomen niet-capabele mensen koning willen worden). Doordat de karakters in de boeken wezens zijn die een normaal voorstellingsvermogen te boven gaan, moet je je hoofd er goed bijhouden waarom dingen gebeuren. Je staat er bijv. niet bij stil dat als je op de vlucht bent voor een wezen dat jouw warmte kan zien, je juist langzaam moet lopen en niet snel.
Het verhaal is beslist origineel; naast de al genoemde vier volkeren komen er nog allerlei wezens voor waarvan je denkt: hoe verzint de schrijver het? Twee voorbeelden: de hemelrog (een soort van vliegende vis die kilometers groot is een ruïnes van steden op zijn rug heeft), en een waterval die een bewustzijn heeft en kan praten. Tegelijkertijd geeft dit soort dingen mij toch een beetje het gevoel van ‘hoe serieus moet ik dit verhaal nemen?’ Natuurlijk zijn matrassen die in een moeras leven (Hitchhikers Guide) ook complete nonsense, maar daar weet je dat het hele verhaal als zodanig bedoeld is.
Wat tegenvalt (om dan toch nog maar een keer de vergelijking met BvdR te maken) zijn de karakters; ik merk wel vaker in Aziatische literatuur dat karakters nogal tweedimensionaal blijven en niet echt tot leven komen. Dit gebeurt hier ook, en daardoor is het lastig een band met hen te krijgen of je te vereenzelvigen met een karakter, en dat vind ik jammer.
Ondanks de kritiekpunten durf ik het toch wel aan om aan deel 2 te beginnen, dat inmiddels ook in het Nederlands vertaald is. Maar of ik de serie echt uit ga lezen? Daar houd ik nog een flinke slag om de arm.
1
Reageer op deze recensie