Lezersrecensie
Lastige leeservaring die wel tot nadenken aanzet
Het boek ‘I robot’ van science fiction-auteur Isaac Asimov is in feite een raamvertelling. Centraal in het boek staat Susan Calvin, een robot-psycholoog, die wordt geïnterviewd door een journalist over belangrijke ontwikkelingen in haar werk. Om die te illustreren, vertelt ze 9 verhalen, die de hoofdmoot van het boek vormen.
De verhalen spelen zich af in de periode tussen ca. 2000 en 2050 (bedenk daarbij dat ze geschreven zijn tussen 1940 en 1950, en in 1950 voor het eerst gebundeld zijn). Elk verhaal vertelt de ontwikkeling van een bepaald type robot, en naarmate de verhalen (en daarmee de tijd) vordert, worden de robots steeds complexer en steeds menselijker. Zo kan de robot in het eerste verhaal nog niet spreken, terwijl de robots in het laatste verhaal nauwelijks nog van een mens te onderscheiden zijn.
Verbindende factor in de verhalen is het feit dat alle robots, ongeacht hun functie en ontwikkelstadium, moeten gehoorzamen aan de drie wetten van robotica:
Eerste Wet
Een robot mag een mens geen letsel toebrengen of door niet te handelen toestaan dat een mens letsel oploopt.
Tweede Wet
Een robot moet de bevelen uitvoeren die hem door mensen gegeven worden, behalve als die opdrachten in strijd zijn met de Eerste Wet.
Derde Wet
Een robot moet zijn eigen bestaan beschermen, voor zover die bescherming niet in strijd is met de Eerste of Tweede Wet.
Het meesterlijke van Asimov is dat hij steeds situaties weet te creëren, in oplopende complexiteit, waarin een robot ogenschijnlijk in conflict komt met deze wetten, en de mens (in veel gevallen Susan Calvin) moet proberen te ontdekken waar de fout zit. Zo lezen we in het verhaal Evidence dat een robot feitelijk als beul zou kunnen fungeren. Ogenschijnlijk verstoot dat tegen de Eerste Wet, maar het is niet de robot, maar een rechter die de doodstraf geeft, en de robot dient dan alleen maar het bevel van de rechter uit te voeren (Tweede Wet). Een robot is in essentie niet meer dan een door de mens geprogrammeerde machine, dus als er iets mis gaat, zit de fout bij de mens en niet bij de machine. Onvermijdelijk leren we dus in de verhalen niet alleen van alles over robot-technologie, maar vooral ook over hoe de menselijke geest werkt (die immers, al dan niet opzettelijk, wel fouten kan maken). Menselijke psychologie is dan ook feitelijk nog een prominenter thema dan technologische ontwikkeling.
Het is onvermijdelijk om tijdens en na het lezen van dit boek de link te leggen met wat er momenteel in onze samenleving gebeurt met AI. Immers, AI is in wezen niet anders dan een soort robot-technologie. Enerzijds is het een geruststellend idee dat wat er mis gaat in essentie altijd een menselijke fout is en AI niet de wereldheerschappij zou kunnen overnemen, maar daar staat tegenover dat AI niet ingeperkt wordt door de 3 wetten, en daarmee de mens dus wel degelijk schade kan toebrengen (de voorbeelden daarvan liggen helaas al voor het oprapen).
Ondanks het interessante onderwerp en de actualiteit waar het boek aan te linken is, vond ik het boek toch lastig te lezen. Dit heeft vooral te maken met het feit dat het taalgebruik nogal complex en ‘ouderwets’ is (en in sommige gevallen zelfs pertinente taalfouten bevat voor zover ik als voormalig docent Engels kan beoordelen). Daarnaast geeft het ook een wat eenzijdig beeld op de mensheid. Van alle hoofdpersonen in het boek is slechts één een vrouw, de rest zijn allemaal mannen, wat me doet denken aan de goede oude tijd van ruimtevaart die ook volledig door mannen gedomineerd werd. Daarbij wordt Susan ook nog eens als een wat narrige, lastige vrouw neergezet. De mannelijke karakters worden vooral bepaald door een soort van ego dat ze allemaal lijken te hebben, misschien ook iets dat een weerspiegeling vormt van de Amerikaanse samenleving in de 40’er en 50’er jaren. Deze dingen zorgden bij elkaar voor minder leesplezier dan ik gehoopt had, maar niettemin is het een boek dat je voortdurend tot nadenken dwingt over ontwikkelingen in onze tijd.
De verhalen spelen zich af in de periode tussen ca. 2000 en 2050 (bedenk daarbij dat ze geschreven zijn tussen 1940 en 1950, en in 1950 voor het eerst gebundeld zijn). Elk verhaal vertelt de ontwikkeling van een bepaald type robot, en naarmate de verhalen (en daarmee de tijd) vordert, worden de robots steeds complexer en steeds menselijker. Zo kan de robot in het eerste verhaal nog niet spreken, terwijl de robots in het laatste verhaal nauwelijks nog van een mens te onderscheiden zijn.
Verbindende factor in de verhalen is het feit dat alle robots, ongeacht hun functie en ontwikkelstadium, moeten gehoorzamen aan de drie wetten van robotica:
Eerste Wet
Een robot mag een mens geen letsel toebrengen of door niet te handelen toestaan dat een mens letsel oploopt.
Tweede Wet
Een robot moet de bevelen uitvoeren die hem door mensen gegeven worden, behalve als die opdrachten in strijd zijn met de Eerste Wet.
Derde Wet
Een robot moet zijn eigen bestaan beschermen, voor zover die bescherming niet in strijd is met de Eerste of Tweede Wet.
Het meesterlijke van Asimov is dat hij steeds situaties weet te creëren, in oplopende complexiteit, waarin een robot ogenschijnlijk in conflict komt met deze wetten, en de mens (in veel gevallen Susan Calvin) moet proberen te ontdekken waar de fout zit. Zo lezen we in het verhaal Evidence dat een robot feitelijk als beul zou kunnen fungeren. Ogenschijnlijk verstoot dat tegen de Eerste Wet, maar het is niet de robot, maar een rechter die de doodstraf geeft, en de robot dient dan alleen maar het bevel van de rechter uit te voeren (Tweede Wet). Een robot is in essentie niet meer dan een door de mens geprogrammeerde machine, dus als er iets mis gaat, zit de fout bij de mens en niet bij de machine. Onvermijdelijk leren we dus in de verhalen niet alleen van alles over robot-technologie, maar vooral ook over hoe de menselijke geest werkt (die immers, al dan niet opzettelijk, wel fouten kan maken). Menselijke psychologie is dan ook feitelijk nog een prominenter thema dan technologische ontwikkeling.
Het is onvermijdelijk om tijdens en na het lezen van dit boek de link te leggen met wat er momenteel in onze samenleving gebeurt met AI. Immers, AI is in wezen niet anders dan een soort robot-technologie. Enerzijds is het een geruststellend idee dat wat er mis gaat in essentie altijd een menselijke fout is en AI niet de wereldheerschappij zou kunnen overnemen, maar daar staat tegenover dat AI niet ingeperkt wordt door de 3 wetten, en daarmee de mens dus wel degelijk schade kan toebrengen (de voorbeelden daarvan liggen helaas al voor het oprapen).
Ondanks het interessante onderwerp en de actualiteit waar het boek aan te linken is, vond ik het boek toch lastig te lezen. Dit heeft vooral te maken met het feit dat het taalgebruik nogal complex en ‘ouderwets’ is (en in sommige gevallen zelfs pertinente taalfouten bevat voor zover ik als voormalig docent Engels kan beoordelen). Daarnaast geeft het ook een wat eenzijdig beeld op de mensheid. Van alle hoofdpersonen in het boek is slechts één een vrouw, de rest zijn allemaal mannen, wat me doet denken aan de goede oude tijd van ruimtevaart die ook volledig door mannen gedomineerd werd. Daarbij wordt Susan ook nog eens als een wat narrige, lastige vrouw neergezet. De mannelijke karakters worden vooral bepaald door een soort van ego dat ze allemaal lijken te hebben, misschien ook iets dat een weerspiegeling vormt van de Amerikaanse samenleving in de 40’er en 50’er jaren. Deze dingen zorgden bij elkaar voor minder leesplezier dan ik gehoopt had, maar niettemin is het een boek dat je voortdurend tot nadenken dwingt over ontwikkelingen in onze tijd.
1
Reageer op deze recensie