Lezersrecensie
Titaantjes blijkt in elke levensfase weer een ander leesavontuur.
Inleiding
Nescio is het pseudoniem van de zakenman Jan Hendrik Frederik Grönloh (Amsterdam, 22 juni 1882 – Hilversum, 25 juli 1961); het is Latijn en betekent: "ik weet het niet". Waarschijnlijk is het bedoeld als woordgrap op de term nomen nescio, die in de literatuur wordt aangehaald als de auteur van een geciteerd werk onbekend is. De auteur Nescio heeft tijdens zijn leven slechts 350 bladzijden gepubliceerd: de verhalen "De Uitvreter", "Titaantjes" en "Dichtertje" en de verhalenbundels "Mene Tekel" en "Boven het dal". Niettemin heeft hij zich daarmee een reputatie bezorgd, die door de jaren alleen maar is gegroeid; zijn kleine oeuvre is voor velen "het boek dat alle andere boeken overbodig maakt", aldus W.F. Hermans.
Het verzameld werk van Nescio werd in 1996 uitgeven in twee delen, dl. 1 met Verzameld proza en deel 2 als Natuurdagboek.
Samenvatting
"Jongens waren we - maar aardige jongens. Al zeg ik het zelf. We zijn nu veel wijzer, stakkerig wijs zijn we, behalve Bavink, die mal geworden is."
Deze zin, die heel veel Nederlanders wel eens gehoord of zelfs geciteerd zullen hebben, vat eigenlijk het hele verhaal samen. Koekebakker kijkt terug op de tijd dat hij en zijn 4 vrienden nog idealen hadden. Ze zouden de maatschappij veranderen, keken met minachting neer op de bedrijvigheid van de wereld en "verachtten de menschen, de gewichtige heeren vooral, die heeren die het druk hebben en die denken dat zij 't aardig ver in de wereld hebben gebracht". Ze leken vrienden, ondernamen van alles samen, maar langzaam groeiden ze uit elkaar, terwijl de idealen die hen ooit verbonden, uitdoofden. Hij vertelt hoe het hen verder is vergaan, wat er van hen is geworden, hoe ze uiteindelijk, met meer of minder succes, toegegeven hebben aan de eisen van een maatschappij die ze verfoeiden. En hoe ze zich daar uiteindelijk niet meer druk over maken. Ook hij lijkt erin te berusten, dat het zo nou eenmaal loopt, maar dat zinnetje met "stakkerig wijs" ..... dat zegt genoeg.
Leeservaring
Op de laatste bladzijde staat: Voltooid Januari 1914. Exact 100 jaar geleden dus. In de uitgave die ik las, is de oude spelling gehandhaafd, iets wat goed bij het verhaal en de tekeningen van Joost Swarte past. Nescio was dus 32 toen hij het schreef. Titaantjes is een vervolg op De Uitvreter, uit 1911. Het boek heeft als moraal dat ieder mens zich uiteindelijk ten koste van zijn idealen aanpast aan de maatschappij en ondanks de hevigste afkeer van allerlei maatschappelijke eisen daar toch altijd aan toegeeft, of hij wil of niet. De twee werken zijn dan ook een grotesk protest tegen "de" maatschappij, maar ze geven wellicht ook de tweestrijd weer tussen Nescio (De schrijver) en Grönloh (directeur van de Holland-Bombay Trading Company), die in een en dezelfde persoon wordt uitgevochten (vgl. de tegenstelling schrijver/zakenman bij Willem Elsschot in de Laarmans-Boorman boeken).
Een honderd jaar oud boek en toch niet ouderwets. Aan de spelling wen je snel en dan blijkt de stijl nog kordaat en fris. Een ouderwets woord, ouderwetse bezigheden, dat kan niet anders, maar de gedachtegang trekt je vanzelf het verhaal in. Nog steeds hebben jongeren idealen, nog steeds glimlachen ouderen daar "stakkerig wijs" om en verbeelden zich gaarne dat het nu eenmaal niet anders kon, dat het leven altijd zo verloopt. Idealen horen bij de jeugd en wie ze niet op tijd los kan laten? Die wordt "mal", zoals Bavink.
Daarom is dit zo'n klassieker waarbij het nogal wat uitmaakt op welke leeftijd je hem leest. Ik las Titaantjes toen ik net zo oud was als die aardige jongens, ik begreep ze prima, want ik dacht er net zo over. Ik begreep niet zo goed, waarom ze allemaal hun idealen in de steek lieten, vond het nogal een slap einde. Ik las het boek opnieuw toen ik midden 40 was. Het deed me geen goed: ik had net de idealen door mijn vingers zien glippen, las vooral met melancholie over de periode dat ze nog niet beseften dat alles anders zou worden, of ze wilden of niet. En nu las ik het voor de derde keer. Met de "stakkerige wijsheid" van de ouderdom. Pas nu begrijp ik de titel: Titaantjes, ze voelen zich reusachtig, groot en sterk, maar in de loop die het leven nu eenmaal neemten, zijn ze heel klein. Koekebakker vat samen:
"Gods troon is nog ongeschokt. Zijn wereld gaat haar gang maar. Af en toe glimlacht God even om de gewichtige heeren, die denken dat ze heel wat betekenen. Nieuwe Titaantjes zijn al weer bezig kleine rotsblokjes op te stapelen om hem van zijn verhevenheid te storten en dan de wereld eens naar hun zin in te richten. Hij lacht maar en denkt: "Goed zoo jongens, zoo mal als je bent, ben je me toch liever dan die mooie wijze heeren. 't Spijt me dat je je nek moet breken en dat ik die heeren moet laten gedijen, maar ik ben ook God maar.". En zoo gaat alles zijn gangetje en wee hem die vraagt: Waarom?"
Ook in 1914 werd het boek gelezen door een volgende generatie Titaantjes, die niet kon vermoeden dat hun idealen gedwarsboomd zouden worden door die verschrikkelijke Eerste Wereldoorlog..... en de generatie daarna, die dacht alles anders te gaan doen, maar dat toen.....enz.
Halverwege het boek staat het volgende citaat:
"Een nieuwe tijd zou aanbreken. Bekker zou in den eenzaamheid van zijn Duitsche kosthuis Dante vertalen, zooals nog nooit iemand het gedaan had. Bavink had een groot doek in zijn hoofd, een gezicht op Rhenen, hij was daar eens een dag geweest, duidelijk zag hij alles voor zich. En Hoyer ging werken aan zijn sociale taak. Ze zouden er van opkijken. En ik probeerde 't allemaal te geloven.
De koele wind woei om ons heen. De zee ruischte klagend, de zee die klaagt en weet niet waarom. De zee spoelt verdrietig aan het land. Mijn gedachten zijn een zee, ze spoelen verdrietig aan hun grenzen. Een nieuwe tijd zou aanbreken, nog konden wij groote dingen tot stand brengen. Ik deed mijn best het te gelooven, héél erg mijn best."
Een tijdloos thema in een novelle die ook tijdloos blijkt te zijn en die nog steeds een inspiratiebron vormt, ook voor de jongste generatie auteurs. Leg dit boek maar eens naast het hoofdstuk "Wat er gebeurde was dit" in het boek "De kermis van Gravezuid" van Hannah van Wieringen (http://mijnboekenkast.blogspot.nl/2014/07/hannah-van-wieringen-de-kermis-van.html) en je begrijpt precies wat ik bedoel.
Ik las dit boek voor Sandra's Augustus klassieke literatuurmaand. Zie ook :mijn weblog Mijn Boekenkast : mijnboekenkast.blogspot.nl/:
Nescio is het pseudoniem van de zakenman Jan Hendrik Frederik Grönloh (Amsterdam, 22 juni 1882 – Hilversum, 25 juli 1961); het is Latijn en betekent: "ik weet het niet". Waarschijnlijk is het bedoeld als woordgrap op de term nomen nescio, die in de literatuur wordt aangehaald als de auteur van een geciteerd werk onbekend is. De auteur Nescio heeft tijdens zijn leven slechts 350 bladzijden gepubliceerd: de verhalen "De Uitvreter", "Titaantjes" en "Dichtertje" en de verhalenbundels "Mene Tekel" en "Boven het dal". Niettemin heeft hij zich daarmee een reputatie bezorgd, die door de jaren alleen maar is gegroeid; zijn kleine oeuvre is voor velen "het boek dat alle andere boeken overbodig maakt", aldus W.F. Hermans.
Het verzameld werk van Nescio werd in 1996 uitgeven in twee delen, dl. 1 met Verzameld proza en deel 2 als Natuurdagboek.
Samenvatting
"Jongens waren we - maar aardige jongens. Al zeg ik het zelf. We zijn nu veel wijzer, stakkerig wijs zijn we, behalve Bavink, die mal geworden is."
Deze zin, die heel veel Nederlanders wel eens gehoord of zelfs geciteerd zullen hebben, vat eigenlijk het hele verhaal samen. Koekebakker kijkt terug op de tijd dat hij en zijn 4 vrienden nog idealen hadden. Ze zouden de maatschappij veranderen, keken met minachting neer op de bedrijvigheid van de wereld en "verachtten de menschen, de gewichtige heeren vooral, die heeren die het druk hebben en die denken dat zij 't aardig ver in de wereld hebben gebracht". Ze leken vrienden, ondernamen van alles samen, maar langzaam groeiden ze uit elkaar, terwijl de idealen die hen ooit verbonden, uitdoofden. Hij vertelt hoe het hen verder is vergaan, wat er van hen is geworden, hoe ze uiteindelijk, met meer of minder succes, toegegeven hebben aan de eisen van een maatschappij die ze verfoeiden. En hoe ze zich daar uiteindelijk niet meer druk over maken. Ook hij lijkt erin te berusten, dat het zo nou eenmaal loopt, maar dat zinnetje met "stakkerig wijs" ..... dat zegt genoeg.
Leeservaring
Op de laatste bladzijde staat: Voltooid Januari 1914. Exact 100 jaar geleden dus. In de uitgave die ik las, is de oude spelling gehandhaafd, iets wat goed bij het verhaal en de tekeningen van Joost Swarte past. Nescio was dus 32 toen hij het schreef. Titaantjes is een vervolg op De Uitvreter, uit 1911. Het boek heeft als moraal dat ieder mens zich uiteindelijk ten koste van zijn idealen aanpast aan de maatschappij en ondanks de hevigste afkeer van allerlei maatschappelijke eisen daar toch altijd aan toegeeft, of hij wil of niet. De twee werken zijn dan ook een grotesk protest tegen "de" maatschappij, maar ze geven wellicht ook de tweestrijd weer tussen Nescio (De schrijver) en Grönloh (directeur van de Holland-Bombay Trading Company), die in een en dezelfde persoon wordt uitgevochten (vgl. de tegenstelling schrijver/zakenman bij Willem Elsschot in de Laarmans-Boorman boeken).
Een honderd jaar oud boek en toch niet ouderwets. Aan de spelling wen je snel en dan blijkt de stijl nog kordaat en fris. Een ouderwets woord, ouderwetse bezigheden, dat kan niet anders, maar de gedachtegang trekt je vanzelf het verhaal in. Nog steeds hebben jongeren idealen, nog steeds glimlachen ouderen daar "stakkerig wijs" om en verbeelden zich gaarne dat het nu eenmaal niet anders kon, dat het leven altijd zo verloopt. Idealen horen bij de jeugd en wie ze niet op tijd los kan laten? Die wordt "mal", zoals Bavink.
Daarom is dit zo'n klassieker waarbij het nogal wat uitmaakt op welke leeftijd je hem leest. Ik las Titaantjes toen ik net zo oud was als die aardige jongens, ik begreep ze prima, want ik dacht er net zo over. Ik begreep niet zo goed, waarom ze allemaal hun idealen in de steek lieten, vond het nogal een slap einde. Ik las het boek opnieuw toen ik midden 40 was. Het deed me geen goed: ik had net de idealen door mijn vingers zien glippen, las vooral met melancholie over de periode dat ze nog niet beseften dat alles anders zou worden, of ze wilden of niet. En nu las ik het voor de derde keer. Met de "stakkerige wijsheid" van de ouderdom. Pas nu begrijp ik de titel: Titaantjes, ze voelen zich reusachtig, groot en sterk, maar in de loop die het leven nu eenmaal neemten, zijn ze heel klein. Koekebakker vat samen:
"Gods troon is nog ongeschokt. Zijn wereld gaat haar gang maar. Af en toe glimlacht God even om de gewichtige heeren, die denken dat ze heel wat betekenen. Nieuwe Titaantjes zijn al weer bezig kleine rotsblokjes op te stapelen om hem van zijn verhevenheid te storten en dan de wereld eens naar hun zin in te richten. Hij lacht maar en denkt: "Goed zoo jongens, zoo mal als je bent, ben je me toch liever dan die mooie wijze heeren. 't Spijt me dat je je nek moet breken en dat ik die heeren moet laten gedijen, maar ik ben ook God maar.". En zoo gaat alles zijn gangetje en wee hem die vraagt: Waarom?"
Ook in 1914 werd het boek gelezen door een volgende generatie Titaantjes, die niet kon vermoeden dat hun idealen gedwarsboomd zouden worden door die verschrikkelijke Eerste Wereldoorlog..... en de generatie daarna, die dacht alles anders te gaan doen, maar dat toen.....enz.
Halverwege het boek staat het volgende citaat:
"Een nieuwe tijd zou aanbreken. Bekker zou in den eenzaamheid van zijn Duitsche kosthuis Dante vertalen, zooals nog nooit iemand het gedaan had. Bavink had een groot doek in zijn hoofd, een gezicht op Rhenen, hij was daar eens een dag geweest, duidelijk zag hij alles voor zich. En Hoyer ging werken aan zijn sociale taak. Ze zouden er van opkijken. En ik probeerde 't allemaal te geloven.
De koele wind woei om ons heen. De zee ruischte klagend, de zee die klaagt en weet niet waarom. De zee spoelt verdrietig aan het land. Mijn gedachten zijn een zee, ze spoelen verdrietig aan hun grenzen. Een nieuwe tijd zou aanbreken, nog konden wij groote dingen tot stand brengen. Ik deed mijn best het te gelooven, héél erg mijn best."
Een tijdloos thema in een novelle die ook tijdloos blijkt te zijn en die nog steeds een inspiratiebron vormt, ook voor de jongste generatie auteurs. Leg dit boek maar eens naast het hoofdstuk "Wat er gebeurde was dit" in het boek "De kermis van Gravezuid" van Hannah van Wieringen (http://mijnboekenkast.blogspot.nl/2014/07/hannah-van-wieringen-de-kermis-van.html) en je begrijpt precies wat ik bedoel.
Ik las dit boek voor Sandra's Augustus klassieke literatuurmaand. Zie ook :mijn weblog Mijn Boekenkast : mijnboekenkast.blogspot.nl/:
2
Reageer op deze recensie