Geknipt voor een vermakelijk tussendoortje
Mannelijke rechercheurs houden het hoofd met moeite boven water. Al enige jaren moeten ze het afleggen tegen moderne en goedgebekte agentes die met katachtige bewegingen misdadigers in de houtgreep nemen. Tenzij je naam De Cock, met ceeooceekaa, is. A.C. Baantjer, de schepper van dit personage, hoeft niet met de tijd mee te gaan. Het is bijna een halve eeuw geleden dat de auteur hoofdpersoon De Cock in het leven riep. Niemand die hem kwalijk neemt dat hij zich blijft vastklampen aan zijn oubollige basisgedachte. Inmiddels is nummer 68 uit de serie, De Cock en de wortel van het kwaad, verschenen.
In dit verhaal krijgen De Cock en zijn kompaan Vledder bezoek van een jongedame. Ze wil haar broer, Jean-Baptiste, als vermist opgeven. De vriend van de vrouw weet nog meer over de vermiste te vertellen. Zo beweert hij onder meer dat Jean-Baptiste lid was van een stichting met de naam ‘Gouden Harten’. De leden van deze stichting werven fondsen om goede doelen te steunen. Zuivere koffie is het echter niet, daar er in het verleden gefraudeerd is. Als De Cock het clubhuis bezoekt, treft hij het dode lichaam aan van Jean-Baptiste. Deze is neergestoken en in zijn hand ligt een klein rood hartje. Niet veel later ontdekt De Cock dat de vermoorde man een pedofiel is. Aangezien hij niet de enige lijkt de zijn, vreest De Cock dat de zaak zal escaleren. De kans dat er meer slachtoffers zullen vallen acht hij zeer aannemelijk.
Baantjer werkt met een vaste verhaalformule en wijkt hier zelden tot nooit van af. Eerst wordt er een lijk gevonden, daarna blijkt dat de dader opmerkelijk bewijsmateriaal heeft achtergelaten, waarna men start met de autopsie en ondervragingen. Als tussendoortje bezoeken De Cock en Vledder Smalle Lowietje, de café-eigenaar op de Wallen, die op de een of andere manier steeds iets meer over de zaak weet te vertellen. De slotscène speelt zich vrijwel altijd af in het huis van de Cock en in het bijzijn van diens vrouw.
Niets uit dit rijtje ontbreekt in De Cock en de wortel van het kwaad. Zelfs het terugkerend ritueel van verdachten die zelf aankloppen op de Warmoesstraat houdt de auteur in ere. Iedere keer als De Cock zijn kantoor binnenwandelt, krijgt hij te horen hoe een bezoeker hem dringend wil spreken. De persoon in kwestie meldt een moord of vermissing en niet veel later wurmt zich de ene na de andere verdachte het kantoor binnen. De Cock hoeft zodoende nooit zelf een telefoonboek open te slaan. Dat het in de praktijk niet zo functioneert, trekt de auteur zich niets van aan. Nog opmerkelijker is het feit dat de moordenaar zijn lijk inclusief moordwapen makkelijk vindbaar achterlaat in een clubhuis. Dat hij of zij daarna op precies dezelfde wijze toeslaat, is geen verrassing.
Wat het meest tegen de borst stuit is dat je je tevreden moet stellen met de onthullingen die in het laatste hoofdstuk worden gedaan. De Cock doet eventjes keurig uit de doeken hoe hij de dader heeft kunnen ontmaskeren. Een aanzienlijk deel van zijn speurwerk wordt daardoor nergens omschreven. Het verhaal mag klaarblijkelijk niet te lang worden. Gevolg is dat Baantjer de lezer afserveert met een kille opsomming van feiten.
Ondanks alles is het best begrijpelijk dat Baantjer zo goed verkoopt. Vanwege de vermakelijke plots zijn de boeken zeer geschikt als ontspannend tussendoortje. Ze stralen bovendien de perfecte ambiance uit. De intieme Amsterdamse grachten spreken nu eenmaal tot de verbeelding. De auteur weet beter dan wie dan ook dat hierin zijn succesformule verscholen ligt.
Reageer op deze recensie