Lezersrecensie
Naturel zonder opsmuk
Mensen verschillen. Niet iedereen is gesteld op veel gezelschap of feestgedruis. Dit brengt ons bij ‘ET’ Jasmijn Vink, het alter ego van Judith Visser in haar onlangs verschenen autobiografische roman ‘Zondagskind’.
Al vanaf haar peutertijd ervaart Jasmijn het geschreeuw van klasgenootjes als een ware kwelling. De drang om zich te verschansen in stille ruimtes, onzichtbaar voor de buitenwereld, neemt met de dag toe. Ze huivert van groepsactiviteiten en wordt misselijk als ze er alleen al aan denkt. Verjaardagsfeestjes bij vriendinnetjes brengen dusdanig veel spanning teweeg dat de zojuist verorberde pannenkoek weer even snel zijn weg naar buiten vindt.
Als puber geeft ze ook kort toe aan ‘bel- voyeurisme’, wat zich uit in het bellen naar al haar klasgenoten en niet meer dan stilzwijgend hun stem aanhoren. In zekere zin hilarisch - al helemaal als een onschuldige, enigszins naïeve klasgenoot tot hoofdverdachte wordt gebombardeerd - maar het zegt tegelijkertijd veel over Jasmijns vrijwel obsessieve wens om elke situatie met een druk op de knop te kunnen beëindigen.
Er zijn maar twee dingen waar ze zich volledig bij op haar gemak voelt: de bedwelmend mooie stem van Elvis en haar trouwste maatje, hond Senta. Zelfs haar broer, die veel hoger op de hiërarchische ladder staat en zich altijd omringd weet door klasgenoten en vrienden, begrijpt haar niet. Intussen wordt ze ouder en leert ze zichzelf steeds beter kennen. Dan breekt de dag aan waarop ze eindelijk doorheeft wie haar in de spiegel aankijkt: iemand met asperger.
De keuze van Visser om de psychologische thriller voorlopig in de ijskast te stallen en alles op de autobiografische roman te zetten, heeft opvallend goed uitgepakt. In meerdere opzichten.
Hoewel soms een fractie in herhaling wordt gevallen leest ‘Zondagskind’ heel naturel en gaat het niet gebukt onder opsmuk. De rustig voortkabbelende plot wordt vrijwel nooit onderbroken door niet ter zake doende scènes en de korte hoofdstukken verleiden telkens tot het lezen van nog zo’n ‘kleintje’. Visser laat ook niet na haar visie over leven en de dood uit te dragen. Zo beschouwt ze zelfmoord niet als het einde maar als een nieuw begin, als een moedige daad die onterecht laf wordt bevonden.
Ze stelt ook dat je nooit je idealen overboord moet gooien en moet doen wat voor jouw gevoel het beste bij je past, ongeacht het aantal beren op de weg:
“Ik kon me niet voorstellen dat dit was hoe het leven bedoeld was: dat je een droom aan de kant schoof omdat de sprong ernaartoe misschien te hoog was. Geen enkele wens lag zomaar voor het oprapen, maar je kon altijd een trap bouwen.”
We leren haar voorts kennen als iemand die verlegenheid of ongemak alleen ervaart tijdens oogcontact, niet bij presentaties of (acteer)werk. Zodra het masker op mag, is ze op haar sterkst. Pas dan kan ze alle remmingen loslaten.
In een autobiografische roman vormt de auteur zelf het hoofdthema en zijn subthema’s vaak bijzaak. Bij Visser is één subthema in elk geval prominent aanwezig: autistische stoornis. Het waarom dat sommige mensen zich afzonderen, sociale activiteiten mijden en anders communiceren wordt heel effectief verklaard. ‘Zondagskind’ is een erg toegankelijk boek. Visser heeft haar hart gelucht zonder te overdrijven of meelij over zichzelf af te roepen. Ze ontraadt ons afwijkend gedrag te snel te veroordelen. Ons blote oog kan niet zien wat leeft onder andermans huid.
Al vanaf haar peutertijd ervaart Jasmijn het geschreeuw van klasgenootjes als een ware kwelling. De drang om zich te verschansen in stille ruimtes, onzichtbaar voor de buitenwereld, neemt met de dag toe. Ze huivert van groepsactiviteiten en wordt misselijk als ze er alleen al aan denkt. Verjaardagsfeestjes bij vriendinnetjes brengen dusdanig veel spanning teweeg dat de zojuist verorberde pannenkoek weer even snel zijn weg naar buiten vindt.
Als puber geeft ze ook kort toe aan ‘bel- voyeurisme’, wat zich uit in het bellen naar al haar klasgenoten en niet meer dan stilzwijgend hun stem aanhoren. In zekere zin hilarisch - al helemaal als een onschuldige, enigszins naïeve klasgenoot tot hoofdverdachte wordt gebombardeerd - maar het zegt tegelijkertijd veel over Jasmijns vrijwel obsessieve wens om elke situatie met een druk op de knop te kunnen beëindigen.
Er zijn maar twee dingen waar ze zich volledig bij op haar gemak voelt: de bedwelmend mooie stem van Elvis en haar trouwste maatje, hond Senta. Zelfs haar broer, die veel hoger op de hiërarchische ladder staat en zich altijd omringd weet door klasgenoten en vrienden, begrijpt haar niet. Intussen wordt ze ouder en leert ze zichzelf steeds beter kennen. Dan breekt de dag aan waarop ze eindelijk doorheeft wie haar in de spiegel aankijkt: iemand met asperger.
De keuze van Visser om de psychologische thriller voorlopig in de ijskast te stallen en alles op de autobiografische roman te zetten, heeft opvallend goed uitgepakt. In meerdere opzichten.
Hoewel soms een fractie in herhaling wordt gevallen leest ‘Zondagskind’ heel naturel en gaat het niet gebukt onder opsmuk. De rustig voortkabbelende plot wordt vrijwel nooit onderbroken door niet ter zake doende scènes en de korte hoofdstukken verleiden telkens tot het lezen van nog zo’n ‘kleintje’. Visser laat ook niet na haar visie over leven en de dood uit te dragen. Zo beschouwt ze zelfmoord niet als het einde maar als een nieuw begin, als een moedige daad die onterecht laf wordt bevonden.
Ze stelt ook dat je nooit je idealen overboord moet gooien en moet doen wat voor jouw gevoel het beste bij je past, ongeacht het aantal beren op de weg:
“Ik kon me niet voorstellen dat dit was hoe het leven bedoeld was: dat je een droom aan de kant schoof omdat de sprong ernaartoe misschien te hoog was. Geen enkele wens lag zomaar voor het oprapen, maar je kon altijd een trap bouwen.”
We leren haar voorts kennen als iemand die verlegenheid of ongemak alleen ervaart tijdens oogcontact, niet bij presentaties of (acteer)werk. Zodra het masker op mag, is ze op haar sterkst. Pas dan kan ze alle remmingen loslaten.
In een autobiografische roman vormt de auteur zelf het hoofdthema en zijn subthema’s vaak bijzaak. Bij Visser is één subthema in elk geval prominent aanwezig: autistische stoornis. Het waarom dat sommige mensen zich afzonderen, sociale activiteiten mijden en anders communiceren wordt heel effectief verklaard. ‘Zondagskind’ is een erg toegankelijk boek. Visser heeft haar hart gelucht zonder te overdrijven of meelij over zichzelf af te roepen. Ze ontraadt ons afwijkend gedrag te snel te veroordelen. Ons blote oog kan niet zien wat leeft onder andermans huid.
2
6
Reageer op deze recensie