Anders, helemaal niet verkeerd!
Het is de eerste dag van de zomervakantie en Ted Spark, 12 jaar en lijdend aan het Aspergersyndroom, is samen met zijn moeder en zijn zus Kat op bezoek bij tante Gloria en neef Salim in New York. Tante Gloria is curator van het Guggenheim Museum en terwijl ze een rondleiding geeft aan haar familie, wordt er een schilderij gestolen. Als tante Gloria hiervan de schuld krijgt en zelfs gearresteerd wordt, besluiten Ted, Kat en Salim dit mysterie zelf op te lossen…
Toen Siobhan Dowd (1960) Het reuzenradmysterie – dat is het eerste boek met Ted Spark in de hoofdrol – schreef, werd met de uitgeverij afgesproken dat er een vervolg zou komen. Dit tweede deel zou Het museummysterie worden. Helaas overleed Dowd enkele maanden nadat deel een was uitgekomen. Pas in 2015 vroeg men auteur Robin Stevens (1988) om het verhaal te schrijven als eerbetoon aan Dowd. Een eer, dat wel, maar geen cadeau want de lat ligt erg hoog. Gelukkig heeft Stevens ervaring met het schrijven van detectives.
Het museummysterie is, net als zijn voorganger, geschreven vanuit het standpunt van de ik-persoon, Ted. Als lezer krijg je zo een uniek beeld van de bijzondere manier van denken bij mensen met het syndroom van Asperger. Ted beschrijft alles gedetailleerd, wat voor een filmisch geschreven verhaal zorgt. Dat oog voor detail maakt van hem een eersteklas speurder.
‘Ted, Kat, Salim en mama (tante Faith) gingen om 10.23 uur naar buiten (twee minuten nadat het brandalarm afging). De man met de sproeten van het onderhoudsteam (Ben) en de man met de krullen (Rafael, volgens Salim is hij de conciërge) kwamen om 10.24 uur samen naar buiten.’
Een ander kenmerk van de autismespectrumstoornis van Ted, is dat hij uitdrukkingen letterlijk neemt. Dit steeds voor zichzelf verklaren van bepaalde uitdrukkingen, zorgt voor een komische noot doorheen het hele verhaal.
‘Tante Gloria kreeg een uitbarsting. Dat is een uitdrukking, het betekent niet dat er lava uit haar hoofd kwam, maar haar gezicht werd rood, haar mond ging wagenwijd open en ze schreeuwde: [...]’
Alle verdachten van de diefstal hebben een motief, maar gaandeweg komt de lezer meer te weten over de achtergrond van deze mensen, waardoor begrip ontstaat voor hun soms moeilijke situaties: armoede, een ziek gezinslid, … Het grote thema van dit boek blijkt empathie te zijn. Iedereen heeft het soms moeilijk, niet alleen mensen met een syndroom. Neem nu bijvoorbeeld gezinsleden van een kind met speciale noden, zoals Kat het hier mooi verwoordt:
‘Weet je, het is gewoon niet zo makkelijk om familie van jou te zijn. Jij hebt het niet in de gaten, maar jij hebt gewoon steeds heel veel nodig. De hele tijd. Therapie en lessen en… van alles, Ted. En hoe meer jij krijgt, hoe minder er voor mij overblijft. En ik weet wel dat jij daar niks aan kunt doen en dat je het niet zo bedoelt, maar soms wou ik… dat het niet altijd alleen maar om jou draait.’
Deze insteek maakt van dit boek een spannende, humoristische en zelfs ontroerende detective. Robin Stevens is er in geslaagd de schrijfstijl van Dowd vrij nauwkeurig te kopiëren en zich het personage van Ted eigen te maken. Een eervolle vermelding past hier ook voor Lidwien Biekmann, die voor een geslaagde vertaling naar het Nederlands zorgde. Geen eenvoudige opdracht met al die uitdrukkingen. Anders dan bij Dowd is de ontknoping van dit mysterie wel wat voorspelbaarder en ze komt ook vrij plots. Toch is het eveneens een lezenswaardig boek waar jonge tieners veel plezier aan zullen beleven. Om met de woorden van Ted te besluiten:
‘[…] daardoor ben ik speciaal en anders, en anders is niet hetzelfde als verkeerd.’
Reageer op deze recensie