De keizer van de filosofische bespiegelingen
Enrico Galiano wordt ook wel de 'Italiaanse John Green' genoemd. Logisch, want hij schrijft grappige tranentrekkers vol levensechte, betoverende personages die ‘iets’ hebben wat hen anders maakt dan iedereen om hen heen. Toch zou het niet verkeerd zijn om Galiano zijn eigen categorie te geven in plaats van hem te vergelijken met andere schrijvers. Sterker dan elk afscheid doet je namelijk geen moment denken aan andere boeken. Dat is knap. Heel knap.
Het hoofdpersonage is de blinde Michele. Hij is na een auto-ongeluk zijn volledige gezichtsvermogen verloren, maar niet zijn moed, zijn bijtende humor, zijn onwaarschijnlijk grote hart en zijn vermogen om anderen te zien voor wie ze echt zijn, ook al kan hij geen hand voor ogen zien. De manier waarop hij zijn blindheid omschrijft, zet meteen de toon voor het hele boek:
'Ja, voor het eerst na vier jaar ging ik alléén naar school. Dat lijkt een piece of cake als ik het zo zeg, maar ik ben een klein, onbeduidend detail vergeten: ik kan niet zien. Oftewel: ik ben blind. Ik ben op mijn dertiende mijn zicht kwijtgeraakt, op de dag die ik de Dag van de Big Bang noem. Eigenlijk zou het correcter zijn om mij niet-ziend te noemen, maar ik hou niet zo van omschrijvingen met ‘niet’ ervoor. Ik weer niet zo goed hoe ik het moet uitleggen, maar ik voel me geen níét. Ik voel me een wél, als je begrijpt wat ik bedoel.'
Dat Michele zich een ‘wél’ voelt, wordt op elke pagina duidelijk. Na een paar hoofdstukken houd je al van hem alsof het je jongere broertje is. Je wilt hem beschermen tegen al het leed dat hij al heeft meegemaakt en alle pijn die je aan voelt komen, zonder dat je op dat moment weet wie hem pijn gaat doen en waarom. Tegelijk is Michele vele malen slimmer dan jij. Hij is een filosoof in de dop, die je meeneemt in zijn prachtige hersenspinsels die soms ontzettend logisch zijn, maar andere keren ook inslaan als een 'Big Bang', net zoals de auto die hem ramde en blind maakte.
De andere hoofdpersoon van deze tweede roman van Galiano is Nina, het meisje op wie Michele verliefd wordt. Het duurt even voor je écht in haar op kunt gaan, omdat haar hoofdstukken totaal anders geschreven zijn. Galiano geeft haar een heel eigen persoonlijkheid, inclusief een andere manier van schrijven en spreken, andere woordkeuzes, totaal andere overdenkingen (even filosofisch wel) en heel andere inzichten in het leven. Die inzichten worden grotendeels in dialogen gedeeld. We leren haar kennen in de stoel bij de tatoeëerder. De eerste hoofdstukken over Nina bestaan uit niets anders dan dialogen. Geen namen, geen beschrijvingen, echt alleen maar citaten van Nina en de tatoeëerder over en weer. Dat voelt soms wat gekunsteld, maar het went vanzelf.
Wat het meest blijft hangen na het lezen van Sterker dan elk afscheid is hoe onwaarschijnlijk goed Galiano kan schrijven. Het einde is niet écht spetterend en wat gehaast, de hoofdstukken over Nina komen niet direct goed uit de verf en er zijn nog wel enkele andere negatieve opmerkingen te maken, maar die zijn uiteindelijk totaal ondergeschikt aan de fenomenale schrijfstijl van Galiano. Hij is de meester van de metafoor, de koning van de woordkeus en de keizer van de filosofische bespiegelingen. Dankzij de uitstekende vertaling van Ada Duker en Henrieke Herber kun je daar ook in het Nederlands van genieten.
Misschien is Enrico Galiano niet de Italiaanse John Green... Misschien is John Green wel de Amerikaanse Enrico Galiano.
Reageer op deze recensie