Lezersrecensie
Snakerijen en dierenliefde
Die Thomas Rosenboom heeft behoorlijk veel fantasie', dacht ik tijdens het lezen van Zoete mond. Deze roman uit 2009 stond al jaren op mijn lijst, maar pas vorige week heb ik hem gelezen.
In Zoete mond, de titel verwijst naar de 'zoete mond' die je als kind krijgt wanneer je je mond in één keer volpropt met snoep, draait het verhaal om twee protagonisten: Rebert van Buyten, een jonge dierenarts die door het leven wordt gedropt in het (niet bestaande) Gelderse dorpje Angelen. En 'Jan de Loper', een excentrieke rentenier op leeftijd, die eigenlijk Jan Florian van Zuylen Rothaar heet. In zijn eentje bestiert hij Huize Angeldycke en zijn leven bestaat uit het maken van voettochten, het uithalen van gekke streken en het spelen van weldoener.
Het verhaal speelt zich af in 1966. Naast de twee hoofdpersonen zijn er nog een witte walvis (beloega) die de Rijn op komt zwemmen. Dit leidt tot een enorm mediaspektakel. Ik vond het een typische Rosenboom-vondst, dit subplot over de witte walvis. Het was grappig om op internet te ontdekken dat dit destijds echt heeft plaatsgevonden. Er is niets aan verzonnen.
De romans van Thomas Rosenboom spelen zich bijna altijd af in een grijs of een iets minder grijs verleden. Hij doet veel onderzoek, waarbij vooral de liefde voor taal in het oog springt. Het taalgebruik is bloemrijk en Rosenboom komt altijd met heerlijk kneuterige woorden die het verhaal een meerwaarde geven. Zo omschrijft hij de grappen van Jan de Loper als 'snakerijen', een woord waarvan je meteen weet wat het betekent maar wat niemand tegenwoordig zal gebruiken. Snakerijen..prachtig.
Niet alleen de woorden zijn soms kneuterig. Rosenboom is er ook een meester in om zijn hoofdpersonen, die vaak lijden aan een vorm van hoogmoedswaanzin, op een ironische en kneuterige manier neer te zetten. Bij Jan de Loper slaagt hij hier weer behoorlijk goed in. De snakerijen van Jan vind ik als lezer te flauw voor woorden. 'Waar haalt Rosenboom de fantasie vandaan', dacht ik. Hoe krijg je zoveel kneuterige onzin bij elkaar gefabuleerd.
Maar tot mijn verbazing blijkt er vrijwel niets verzonnen. Het personage van Jan de Loper is namelijk bijna volledig gebaseerd op een bestaand persoon: Kees de Tippelaar, die geboren werd in 1843 onder de naam Leonard Corneille Dudok de Wit. Net als Jan de Loper was zijn familie rijk en actief in Nederlands-Indië. Als jongeling besloot hij na een lange voettocht door Java dat hij geen zin had om te werken. Dat hoefde ook niet, hij erfde een enorm vermogen. Hij vestigde zich op buitenplaats Slangevecht in Breukelen en verdeed zijn tijd met...het maken van voettochten, het uithalen van flauwe grappen en filantropie.
Voor de oorlog kreeg Jan de Loper enorm veel aandacht. Kennelijk vond men zijn grappen bijzonder geslaagd. Het mannetje was verzot op aandacht en zou in onze tijd het stempel van een onvervalste narcist krijgen. Maar helaas, de oorlog is voorbij. De wereld is veranderd en zit niet meer op Jan de Loper te wachten. Wanneer er een dierenarts in het dorp komt wonen, en deze ook nog eens enorm veel succes heeft bij de kinderen, steekt dat behoorlijk bij Jan. En vanaf het moment dat Rebert met het eigenaardige mannetje in aanraking komt, ergert hij zich een ongeluk aan de flauwiteiten.
Zowel Jan de Loper als dierenarts Rebert hebben op hun eigen manier te maken met eenzaamheid, waarbij ik als lezer iets meer sympathie had voor Rebert. Klappen van het leven worden soms afgewisseld met mazzeltjes, zoals het script voor een tv-commercial dat via een voormalige buurman in Amerika terecht komt en hem 30.000 gulden oplevert. Maar ondanks de toch wel florissante status van dierenarts, belet zijn licht sociaal gehandicapte persoonlijkheid hem om de kansen die het leven hem biedt te benutten en iets van geluk te vinden. Alleen met kinderen maakt hij makkelijk contact.
Voor Jan de Loper geldt dit eigenlijk ook, op zijn manier. Ja, hij doet soms goede dingen voor dorpsgenoten. Maar als narcist geef je niet echt om anderen en ben je toch vooral met jezelf bezig. Jan wil dolgraag op tv komen, en een biografie is ook meer dan welkom. Of dit allemaal gaat lukken ga ik niet verklappen.
Dat Zoete mond niet door alle lezers wordt gewaardeerd kan ik begrijpen. Ik ben fan van Thomas Rosenboom en hou van zijn verhalen en taal. Maar de 'strijd' tussen de twee protagonisten is te mager om te beklijven. Je kan er verschillende thema's uithalen, zoals het menselijk tekort en het onvermogen om tot een echt betekenisvol leven te komen.
Het gebrek aan diepgang maakt mij echter weinig uit. Ik vond het een mooi, sfeerrijk verhaal en betreur het feit dat Thomas Rosenboom inmiddels is gestopt met schrijven. Tenminste, dat heeft hij vorig jaar gezegd. Hij vindt dat hij niets meer heeft te melden. Jammer. Waarom zou je als schrijver niet gewoon mooie verhalen kunnen blijven schrijven?
In Zoete mond, de titel verwijst naar de 'zoete mond' die je als kind krijgt wanneer je je mond in één keer volpropt met snoep, draait het verhaal om twee protagonisten: Rebert van Buyten, een jonge dierenarts die door het leven wordt gedropt in het (niet bestaande) Gelderse dorpje Angelen. En 'Jan de Loper', een excentrieke rentenier op leeftijd, die eigenlijk Jan Florian van Zuylen Rothaar heet. In zijn eentje bestiert hij Huize Angeldycke en zijn leven bestaat uit het maken van voettochten, het uithalen van gekke streken en het spelen van weldoener.
Het verhaal speelt zich af in 1966. Naast de twee hoofdpersonen zijn er nog een witte walvis (beloega) die de Rijn op komt zwemmen. Dit leidt tot een enorm mediaspektakel. Ik vond het een typische Rosenboom-vondst, dit subplot over de witte walvis. Het was grappig om op internet te ontdekken dat dit destijds echt heeft plaatsgevonden. Er is niets aan verzonnen.
De romans van Thomas Rosenboom spelen zich bijna altijd af in een grijs of een iets minder grijs verleden. Hij doet veel onderzoek, waarbij vooral de liefde voor taal in het oog springt. Het taalgebruik is bloemrijk en Rosenboom komt altijd met heerlijk kneuterige woorden die het verhaal een meerwaarde geven. Zo omschrijft hij de grappen van Jan de Loper als 'snakerijen', een woord waarvan je meteen weet wat het betekent maar wat niemand tegenwoordig zal gebruiken. Snakerijen..prachtig.
Niet alleen de woorden zijn soms kneuterig. Rosenboom is er ook een meester in om zijn hoofdpersonen, die vaak lijden aan een vorm van hoogmoedswaanzin, op een ironische en kneuterige manier neer te zetten. Bij Jan de Loper slaagt hij hier weer behoorlijk goed in. De snakerijen van Jan vind ik als lezer te flauw voor woorden. 'Waar haalt Rosenboom de fantasie vandaan', dacht ik. Hoe krijg je zoveel kneuterige onzin bij elkaar gefabuleerd.
Maar tot mijn verbazing blijkt er vrijwel niets verzonnen. Het personage van Jan de Loper is namelijk bijna volledig gebaseerd op een bestaand persoon: Kees de Tippelaar, die geboren werd in 1843 onder de naam Leonard Corneille Dudok de Wit. Net als Jan de Loper was zijn familie rijk en actief in Nederlands-Indië. Als jongeling besloot hij na een lange voettocht door Java dat hij geen zin had om te werken. Dat hoefde ook niet, hij erfde een enorm vermogen. Hij vestigde zich op buitenplaats Slangevecht in Breukelen en verdeed zijn tijd met...het maken van voettochten, het uithalen van flauwe grappen en filantropie.
Voor de oorlog kreeg Jan de Loper enorm veel aandacht. Kennelijk vond men zijn grappen bijzonder geslaagd. Het mannetje was verzot op aandacht en zou in onze tijd het stempel van een onvervalste narcist krijgen. Maar helaas, de oorlog is voorbij. De wereld is veranderd en zit niet meer op Jan de Loper te wachten. Wanneer er een dierenarts in het dorp komt wonen, en deze ook nog eens enorm veel succes heeft bij de kinderen, steekt dat behoorlijk bij Jan. En vanaf het moment dat Rebert met het eigenaardige mannetje in aanraking komt, ergert hij zich een ongeluk aan de flauwiteiten.
Zowel Jan de Loper als dierenarts Rebert hebben op hun eigen manier te maken met eenzaamheid, waarbij ik als lezer iets meer sympathie had voor Rebert. Klappen van het leven worden soms afgewisseld met mazzeltjes, zoals het script voor een tv-commercial dat via een voormalige buurman in Amerika terecht komt en hem 30.000 gulden oplevert. Maar ondanks de toch wel florissante status van dierenarts, belet zijn licht sociaal gehandicapte persoonlijkheid hem om de kansen die het leven hem biedt te benutten en iets van geluk te vinden. Alleen met kinderen maakt hij makkelijk contact.
Voor Jan de Loper geldt dit eigenlijk ook, op zijn manier. Ja, hij doet soms goede dingen voor dorpsgenoten. Maar als narcist geef je niet echt om anderen en ben je toch vooral met jezelf bezig. Jan wil dolgraag op tv komen, en een biografie is ook meer dan welkom. Of dit allemaal gaat lukken ga ik niet verklappen.
Dat Zoete mond niet door alle lezers wordt gewaardeerd kan ik begrijpen. Ik ben fan van Thomas Rosenboom en hou van zijn verhalen en taal. Maar de 'strijd' tussen de twee protagonisten is te mager om te beklijven. Je kan er verschillende thema's uithalen, zoals het menselijk tekort en het onvermogen om tot een echt betekenisvol leven te komen.
Het gebrek aan diepgang maakt mij echter weinig uit. Ik vond het een mooi, sfeerrijk verhaal en betreur het feit dat Thomas Rosenboom inmiddels is gestopt met schrijven. Tenminste, dat heeft hij vorig jaar gezegd. Hij vindt dat hij niets meer heeft te melden. Jammer. Waarom zou je als schrijver niet gewoon mooie verhalen kunnen blijven schrijven?
1
Reageer op deze recensie