Hebban recensie
Nu eens niet de gebruikelijke clichés
Een goed gebouwde, aantrekkelijke vrouw met glinsterende bruine ogen en golvend kastanjebruin haar meldt bij De Cock de vermissing van haar man, Richard van der Vaart. De vrouw, Arendje van Nijmegen, heeft het gevoel da hij niet meer leeft. Als ze nog maar net uit het politiebureau vertrokken is, krijgen De Cock en Vledder een oproep van de wachtcommandant; bij een jonge vrouw thuis is een dode man aangetroffen, alleen gekleed in een roze badjas. Het is de vermiste echtgenoot van Arendje. Dit is het begin van De Cock en moord in triplo. De Cock en Vledder krijgen te maken met vele verdachten, en zelfs meerdere slachtoffers, en alles lijkt te draaien om Arendje van Nijmegen.
In de 66e Baantjer merk je dat de auteur het nog lang niet verleerd is. Dit boek is voor de fan zeker het lezen waard, mede omdat deze Baantjer zich onderscheidt van de andere Baantjers. De gebruikelijke dingen zijn niet gebruikelijk meer. Commissaris Buitendam roept niet “Eruit, De Cock!”, het gereedschap van Handige Henkie wordt niet gebruikt en Smalle Lowietje speelt een essentiële rol, maar anders dan gebruikelijk. Ook komen Keizer en Prins nauwelijks in het verhaal voor en zijn ze alleen maar toegevoegd omdat het nu eenmaal hoort. Het is of Baantjer zelf door heeft dat hij zichzelf te veel heeft herhaald. In dit boek benoemd hij het zelfs; “De wachtcommandant van het bureau zei dat u niet aanwezig was. In de boeken van Baantjer lees ik altijd dat u om deze tijd wel eens een bezoekje brengt aan het café van Smalle Lowietje.”
Dit alles maakt De Cock en de moord in triplo anders dan de andere Baantjers. De clichés worden dit keer niet gebruikt waardoor het boek spannender en verrassender is dan voorgaande deeltjes in de serie. Pas op het laatst krijg je door hoe het verhaal in elkaar steekt. Het is dat Baantjer hier en daar interessante passages heeft weggelaten, waarschijnlijk om op de standaard 140 bladzijden uit te komen, dat het einde toch uit de lucht komt vallen.
Baantjer heeft met zijn vorige boek, De Cock en de dartele weduwe, al laten zien helemaal terug te zijn. In dat boek wordt duidelijk dat Vledder gegroeid is. In De Cock en moord in triplo laat Baantjer zien dat zelfs een oude rot in het vak in staat is om meer volwassen te gaan schrijven. Complimenten.
In de 66e Baantjer merk je dat de auteur het nog lang niet verleerd is. Dit boek is voor de fan zeker het lezen waard, mede omdat deze Baantjer zich onderscheidt van de andere Baantjers. De gebruikelijke dingen zijn niet gebruikelijk meer. Commissaris Buitendam roept niet “Eruit, De Cock!”, het gereedschap van Handige Henkie wordt niet gebruikt en Smalle Lowietje speelt een essentiële rol, maar anders dan gebruikelijk. Ook komen Keizer en Prins nauwelijks in het verhaal voor en zijn ze alleen maar toegevoegd omdat het nu eenmaal hoort. Het is of Baantjer zelf door heeft dat hij zichzelf te veel heeft herhaald. In dit boek benoemd hij het zelfs; “De wachtcommandant van het bureau zei dat u niet aanwezig was. In de boeken van Baantjer lees ik altijd dat u om deze tijd wel eens een bezoekje brengt aan het café van Smalle Lowietje.”
Dit alles maakt De Cock en de moord in triplo anders dan de andere Baantjers. De clichés worden dit keer niet gebruikt waardoor het boek spannender en verrassender is dan voorgaande deeltjes in de serie. Pas op het laatst krijg je door hoe het verhaal in elkaar steekt. Het is dat Baantjer hier en daar interessante passages heeft weggelaten, waarschijnlijk om op de standaard 140 bladzijden uit te komen, dat het einde toch uit de lucht komt vallen.
Baantjer heeft met zijn vorige boek, De Cock en de dartele weduwe, al laten zien helemaal terug te zijn. In dat boek wordt duidelijk dat Vledder gegroeid is. In De Cock en moord in triplo laat Baantjer zien dat zelfs een oude rot in het vak in staat is om meer volwassen te gaan schrijven. Complimenten.
1
Reageer op deze recensie