Lezersrecensie
We moeten door, het leven wacht niet
‘Deze dagen’ zijn de dagen van 7 april tot 6 mei 1941. Vier weken waarin Belfast - thuisstad van schrijfster Lucy Caldwell - in vier nachten door de Duitsers werd platgebombardeerd. Dan die wijk, dan dat stadsdeel. Gekmakend voor de radeloze bewoners, en met een sprakeloos makende verwoesting als gevolg.
Anders dan de Engelse versie, toont de Nederlandse uitgave een foto van die stad in puin, in sobere grijstinten. Waarmee ‘Deze dagen’ opvalt tussen de vele romans over jonge vrouwen in de wereldoorlogen, en op de plank terechtkomt waar het thuishoort. Dus niet bij de ‘Romantische fictie’, om op de gaan in een pastelkleurig assortiment waar vooralsnog geen einde aan lijkt te komen.
Al is de beoordeling ‘moeilijk’ van NBD Biblion misschien niet helemaal terecht, makkelijk is ‘Deze dagen’ zeker niet. Daarvoor is het boek ondanks de romantische aspecten in de verhaallijn te realistisch. Een serieus boek is het, over serieuze kwesties, verteld en uitgespeeld door volwassen personages.
Zelfs de kinderen zijn goed uitgewerkte karakters, die doen en spreken, voelen en denken zoals kinderen doen. Caldwell heeft ze allemaal even geloofwaardig neergezet. Van de zesjarige Maisie, die in de meest hartverscheurende scène uit het hele boek moet toezien hoe de douane haar nieuwe zwarte lakschoentjes confisqueert, tot aan de puberjongens Paul en Ian en buurmeisje Elizabeth met wie de eerste schuchtere zoen wordt uitgewisseld.
De stad, de tijd, de mensen
Je moet schrijven over wat je kent, wordt schrijvers aangeleerd. De lakmoesproef is echter juist te schrijven over wat je niet kent, over wie je niet bent. En wel zó natuurlijk en geloofwaardig dat de lezer op geen enkel moment verwonderd de wenkbrauwen optrekt.
Met evenveel souplesse als ze de kinderen neerzet, weet Lucy Caldwell de mannen te laten acteren. Ook hier beschrijft ze niet, maar geeft ze hun volop de kans te laten zien wie ze zijn. Naast politieagenten, brandwachten, hulpverleners, de invalide vader van de kleine Betty, zijn dat vooral dokter Philip Bell, de pater familias, en Richard Graham, Audrey’s aanstaande.
Alleen al om de veelkleurige en uitgebalanceerde wijze waarop Caldwell die karakters - ik laat huishoudsters, buren, winkeljuffrouwen maar even buiten beschouwing - ten tonele voert, kan dit boek met geen mogelijkheid als vlak of eendimensionaal worden afgedaan. Zo’n complex verhaal in nog geen 78.000 woorden, en zoveel personages die elk ook nog eens behoorlijk wat ruimte krijgen. Het kan dus; het bewijst dat dit boek niet alleen goed is geconcipieerd en geschreven, maar ook uitstekend is geredigeerd. Er staat geen woord te veel in. Zelfs de vele O Emma’s en O Sylvia’s - vaak toch een doodzonde waar redacteuren weinig clementie mee hebben - doen daar geen afbreuk aan.
Over de hele linie heeft Caldwell het tijdsbeeld goed getroffen. Enige twijfel heb ik over de muziek van Glenn Miller. Was die werkelijk al zo populair in Europa in het voorjaar van 1941? De US raakten immers pas na Pearl Harbor bij de oorlog betrokken. Hetzelfde geldt voor cola-snoepjes.
Een jammerlijke misser is de scène waar Emma naar het oosten kijkt en daar de vuurgloed ziet van de gebombardeerde havens en dokken, terwijl ze zelf in het oosten van de stad woont en dus naar het westen had moeten kijken. Een kaart van Belfast in voor- of achterflap had niet misstaan. Sowieso zijn er ongewoon veel verwijzingen naar gebouwen, straten, wijken. Waarmee wel is aangetoond dat Caldwell haar research grondig heeft aangepakt. Terecht bedankt ze alle personen en instanties die haar daarbij hebben geholpen.
Alle lof voor Esther Stoffers, die met haar vertaling mooi dicht bij de brontekst is gebleven en in taal, toon en kleur recht doet aan het origineel. Soms een tikje schools en voorzichtig, maar alla. Een correspondence course mag best met schriftelijke cursus worden vertaald in plaats van correspondentie cursus. De tot grap verworden beginnersfout ‘je thee staat in de oven’ wordt niet gemaakt. Stoffers heeft zich niet laten beetnemen en zorgvuldig gecontroleerd om wat voor tea het gaat. Ook heeft ze voor woorden, voorwerpen en gerechten die typisch zijn voor Belfast secuur de beste vertaling gezocht.
Kinderen van hun tijd
De mores van de jaren veertig komen sterk tot uitdrukking. Emma die niet kan praten over haar relatie met Silvia. Al zeggen een paar collega’s later meer dan nadrukkelijk: we knew how close you were. Voor de lezer blijft het gissen wat die mensen daarmee bedoelen en in hoeverre ze werkelijk hebben geweten wat er speelde. Het weerspiegelt wel in welke bedekte termen er over homoseksualiteit gepraat moest worden.
Een ander aspect wordt zichtbaar in de relatie tussen Audrey en Richard. Als kind van haar tijd wordt ze heen en weer geslingerd tussen het gedachtegoed van de feministische beweging eerder die eeuw, en de status quo van de Britse samenleving met klassenbewustzijn en al. Met dat gewankel in haar gedachten en in de gesprekken met collega Doreen, wordt gaandeweg duidelijk dat Audrey helemaal niet zo graag wil trouwen. En kinderen wil ze evenmin. In de reactie van Richard zien we de typische opvatting die het tot aan de jaren zestig zal volhouden: een vrouw die een eigen wil en mening heeft, die moet wel in de war zijn. Gelukkig heeft Richard daar als arts de nodige pilletjes voor.
Het verhaal van moeder Florence is minstens zo interessant en omsluit als een accolade de verhalen van haar twee dochters. Net als Emma heeft Florence een oorlog eerder een geliefde verloren. Ze verwachtte zelfs een kind van hem. Ook zij is toen getrouwd met iemand die ze eigenlijk niet zo graag wilde, maar waarvan haar moeder zei: doe maar, dat is een goede man voor je. Wat uiteindelijk ook is gebleken, al daalt dat besef pas in deze gevaarlijke tijd goed in. Hierin wordt duidelijk een generatiekloof zichtbaar. Anders dan haar dochters heeft zij veel minder kans gehad haar eigen weg te gaan en zich geschikt in wat van haar werd verwacht.
Haar eenzaamheid is mooi beschreven, met een laatste scène die even verrassend als ontroerend is, wanneer de dochters in de tuin naar de sterren liggen te kijken en hun moeder roepen. Terwijl Florence juist eerder die dag mijmerend naar een merel had staan kijken en het gevoel had dat ze die ervaring met niemand kon delen. Blijkbaar wel dus.
Temidden van het grauw van puin en as is er wel degelijk kleur. Geen pastelkleuren die de werkelijkheid verbloemen, maar realistische kleuren; het rood van Audrey’s lippenstift, Maisie’s groene jasje, Sylvia’s kanariegele sjaal. Ondanks het vrouwelijk perspectief is dit een boek met ballen. Niet anders dan bij frontsoldaten gaat het over leven in een situatie waarin het elk moment met je gedaan kan zijn. Het gaat over jonge mensen die bezig zijn volwassen te worden. Zelfs tiener Paul is met de toekomst bezig, hoe hij straks als vliegenier die Duitsers van jetje zal geven. En moeder Florence - net in de overgang - die deze kinderen moet loslaten terwijl ze ze het liefst nog even als de Heilige Maagd zelve onder haar mantel wil bergen. Maar de tijd staat niet stil; het leven wacht niet, ook al is het oorlog; we moeten door. Zodat pas nadat het hele boek is gelezen, het motto van Sylvia Townsend Warner ten volle kan worden begrepen.
‘In oorlogstijd kan niemand zich ontdoen van de illusie dat als de oorlog voorbij is, alles weer bij het oude zal zijn en je weer even oud bent als toen de oorlog begon en verder kunt gaan waar je was gebleven.’
Anders dan de Engelse versie, toont de Nederlandse uitgave een foto van die stad in puin, in sobere grijstinten. Waarmee ‘Deze dagen’ opvalt tussen de vele romans over jonge vrouwen in de wereldoorlogen, en op de plank terechtkomt waar het thuishoort. Dus niet bij de ‘Romantische fictie’, om op de gaan in een pastelkleurig assortiment waar vooralsnog geen einde aan lijkt te komen.
Al is de beoordeling ‘moeilijk’ van NBD Biblion misschien niet helemaal terecht, makkelijk is ‘Deze dagen’ zeker niet. Daarvoor is het boek ondanks de romantische aspecten in de verhaallijn te realistisch. Een serieus boek is het, over serieuze kwesties, verteld en uitgespeeld door volwassen personages.
Zelfs de kinderen zijn goed uitgewerkte karakters, die doen en spreken, voelen en denken zoals kinderen doen. Caldwell heeft ze allemaal even geloofwaardig neergezet. Van de zesjarige Maisie, die in de meest hartverscheurende scène uit het hele boek moet toezien hoe de douane haar nieuwe zwarte lakschoentjes confisqueert, tot aan de puberjongens Paul en Ian en buurmeisje Elizabeth met wie de eerste schuchtere zoen wordt uitgewisseld.
De stad, de tijd, de mensen
Je moet schrijven over wat je kent, wordt schrijvers aangeleerd. De lakmoesproef is echter juist te schrijven over wat je niet kent, over wie je niet bent. En wel zó natuurlijk en geloofwaardig dat de lezer op geen enkel moment verwonderd de wenkbrauwen optrekt.
Met evenveel souplesse als ze de kinderen neerzet, weet Lucy Caldwell de mannen te laten acteren. Ook hier beschrijft ze niet, maar geeft ze hun volop de kans te laten zien wie ze zijn. Naast politieagenten, brandwachten, hulpverleners, de invalide vader van de kleine Betty, zijn dat vooral dokter Philip Bell, de pater familias, en Richard Graham, Audrey’s aanstaande.
Alleen al om de veelkleurige en uitgebalanceerde wijze waarop Caldwell die karakters - ik laat huishoudsters, buren, winkeljuffrouwen maar even buiten beschouwing - ten tonele voert, kan dit boek met geen mogelijkheid als vlak of eendimensionaal worden afgedaan. Zo’n complex verhaal in nog geen 78.000 woorden, en zoveel personages die elk ook nog eens behoorlijk wat ruimte krijgen. Het kan dus; het bewijst dat dit boek niet alleen goed is geconcipieerd en geschreven, maar ook uitstekend is geredigeerd. Er staat geen woord te veel in. Zelfs de vele O Emma’s en O Sylvia’s - vaak toch een doodzonde waar redacteuren weinig clementie mee hebben - doen daar geen afbreuk aan.
Over de hele linie heeft Caldwell het tijdsbeeld goed getroffen. Enige twijfel heb ik over de muziek van Glenn Miller. Was die werkelijk al zo populair in Europa in het voorjaar van 1941? De US raakten immers pas na Pearl Harbor bij de oorlog betrokken. Hetzelfde geldt voor cola-snoepjes.
Een jammerlijke misser is de scène waar Emma naar het oosten kijkt en daar de vuurgloed ziet van de gebombardeerde havens en dokken, terwijl ze zelf in het oosten van de stad woont en dus naar het westen had moeten kijken. Een kaart van Belfast in voor- of achterflap had niet misstaan. Sowieso zijn er ongewoon veel verwijzingen naar gebouwen, straten, wijken. Waarmee wel is aangetoond dat Caldwell haar research grondig heeft aangepakt. Terecht bedankt ze alle personen en instanties die haar daarbij hebben geholpen.
Alle lof voor Esther Stoffers, die met haar vertaling mooi dicht bij de brontekst is gebleven en in taal, toon en kleur recht doet aan het origineel. Soms een tikje schools en voorzichtig, maar alla. Een correspondence course mag best met schriftelijke cursus worden vertaald in plaats van correspondentie cursus. De tot grap verworden beginnersfout ‘je thee staat in de oven’ wordt niet gemaakt. Stoffers heeft zich niet laten beetnemen en zorgvuldig gecontroleerd om wat voor tea het gaat. Ook heeft ze voor woorden, voorwerpen en gerechten die typisch zijn voor Belfast secuur de beste vertaling gezocht.
Kinderen van hun tijd
De mores van de jaren veertig komen sterk tot uitdrukking. Emma die niet kan praten over haar relatie met Silvia. Al zeggen een paar collega’s later meer dan nadrukkelijk: we knew how close you were. Voor de lezer blijft het gissen wat die mensen daarmee bedoelen en in hoeverre ze werkelijk hebben geweten wat er speelde. Het weerspiegelt wel in welke bedekte termen er over homoseksualiteit gepraat moest worden.
Een ander aspect wordt zichtbaar in de relatie tussen Audrey en Richard. Als kind van haar tijd wordt ze heen en weer geslingerd tussen het gedachtegoed van de feministische beweging eerder die eeuw, en de status quo van de Britse samenleving met klassenbewustzijn en al. Met dat gewankel in haar gedachten en in de gesprekken met collega Doreen, wordt gaandeweg duidelijk dat Audrey helemaal niet zo graag wil trouwen. En kinderen wil ze evenmin. In de reactie van Richard zien we de typische opvatting die het tot aan de jaren zestig zal volhouden: een vrouw die een eigen wil en mening heeft, die moet wel in de war zijn. Gelukkig heeft Richard daar als arts de nodige pilletjes voor.
Het verhaal van moeder Florence is minstens zo interessant en omsluit als een accolade de verhalen van haar twee dochters. Net als Emma heeft Florence een oorlog eerder een geliefde verloren. Ze verwachtte zelfs een kind van hem. Ook zij is toen getrouwd met iemand die ze eigenlijk niet zo graag wilde, maar waarvan haar moeder zei: doe maar, dat is een goede man voor je. Wat uiteindelijk ook is gebleken, al daalt dat besef pas in deze gevaarlijke tijd goed in. Hierin wordt duidelijk een generatiekloof zichtbaar. Anders dan haar dochters heeft zij veel minder kans gehad haar eigen weg te gaan en zich geschikt in wat van haar werd verwacht.
Haar eenzaamheid is mooi beschreven, met een laatste scène die even verrassend als ontroerend is, wanneer de dochters in de tuin naar de sterren liggen te kijken en hun moeder roepen. Terwijl Florence juist eerder die dag mijmerend naar een merel had staan kijken en het gevoel had dat ze die ervaring met niemand kon delen. Blijkbaar wel dus.
Temidden van het grauw van puin en as is er wel degelijk kleur. Geen pastelkleuren die de werkelijkheid verbloemen, maar realistische kleuren; het rood van Audrey’s lippenstift, Maisie’s groene jasje, Sylvia’s kanariegele sjaal. Ondanks het vrouwelijk perspectief is dit een boek met ballen. Niet anders dan bij frontsoldaten gaat het over leven in een situatie waarin het elk moment met je gedaan kan zijn. Het gaat over jonge mensen die bezig zijn volwassen te worden. Zelfs tiener Paul is met de toekomst bezig, hoe hij straks als vliegenier die Duitsers van jetje zal geven. En moeder Florence - net in de overgang - die deze kinderen moet loslaten terwijl ze ze het liefst nog even als de Heilige Maagd zelve onder haar mantel wil bergen. Maar de tijd staat niet stil; het leven wacht niet, ook al is het oorlog; we moeten door. Zodat pas nadat het hele boek is gelezen, het motto van Sylvia Townsend Warner ten volle kan worden begrepen.
‘In oorlogstijd kan niemand zich ontdoen van de illusie dat als de oorlog voorbij is, alles weer bij het oude zal zijn en je weer even oud bent als toen de oorlog begon en verder kunt gaan waar je was gebleven.’
2
Reageer op deze recensie