Lezersrecensie
Beloftevol debuut
‘Allart wordt overvallen door een vanuit het niets ontstaan gevoel van onzekerheid. Ook zo’n beest. Pas nieuw in de dierentuin en kennelijk loopt het nog vrij rond.’
Wie houdt van mooie zinnen kan bij Het Tussenparadijs zijn hart ophalen, want ze zijn talrijk. Dat Arend Smits kan schrijven is al snel duidelijk, zowel waar het gaat om zijn taalgebruik en woordkeus als om wát hij te vertellen heeft. De verbeelding van de burn-out van de hoofdpersoon om te beginnen; de details schuren zodanig dat het direct herkenbaar is voor lezers die een dergelijke situatie hebben meegemaakt. Het kan niet anders of de auteur spreekt uit ervaring.
Toch is Het Tussenparadijs allerminst van het soort klagerige autofictie in de ik-vorm waarmee de boekenmarkt al een tijdje wordt overvoerd. Arend Smits heeft de balans gevonden tussen authentieke ervaring en professionele distantie, zoals dat heet. En dat alles in een prettige derde persoon. De ik-vorm bewaart de schrijver voor hoofdstukken waarbij hoofdpersoon Allart de lezer deelgenoot maakt van jeugdherinneringen. Vanwege de afwisseling met de hoofdstukken in de derde persoon, zorgen deze meer spontane vertellingen aanvankelijk voor een mooi reliëf.
Niet alleen wordt de lezer meegenomen in het familieverhaal dat Allart aan het schrijven is, ook zien we de hoofdpersoon op verschillende momenten in zijn leven; als kind, als puber, als jongeman, en nu als een volwassen man die terugkijkt op die Werdegang en in kaart brengt hoe het allemaal zo gekomen is.
Daarbij laat de schrijver een parade aan zeer uiteenlopende personages voorbij komen die elk hun eigen stem hebben en ook doorheen het verhaal de ruimte krijgen zich op een geloofwaardige manier te ontwikkelen. Met als kleine uitzondering de tweelingbroers, Oom Bolk en Oom Ries, die wat al te zwart-wit zijn weggezet. Niettemin zijn het stuk voor stuk mensen van vlees en bloed die de lezer niet licht vergeet.
Zoals ook Arend Smits veel niet is vergeten van zijn jeugd en jonge jaren. Hij moet echt zo’n kind geweest zijn dat veel van wat hij zag, hoorde en voelde in zijn geheugen wist op te slaan en te bewaren voor later. Het tijdsbeeld, de mode, de auto’s, liedjes en TV-programma’s, de hele couleur locale, het is allemaal even scherp waargenomen en goed onthouden, wat bijdraagt aan de herkenbaarheid van dit verhaal.
Naarmate echter het verhaal van nu en het verhaal van toen dichter bij elkaar komen, worden de wisselingen van eerste en derde persoon frequenter en wordt het lezen rommeliger en warriger. Ook de keuze voor veel korte hoofdstukken en veel, erg veel witregels, is niet optimaal. Daar had meer structuur in gemogen. Bovendien was, om de veelheid van alle uiteenlopende emoties te benadrukken, deze vorm niet nodig geweest. Die heftigheid en overweldigende verwarring weet de auteur toch wel over te brengen. Niet alleen met zijn schrijfstijl - de fijnzinnige metaforen, de gezonde afwisseling van vaart en traagheid -, maar ook met meerdere verrassende plotwendingen die de lezer op aangename - en minder aangename - wijze op het verkeerde been zetten. Net als de hoofdpersoon raakt ook de lezer verstrikt in de vraag: wie kan ik nog vertrouwen in deze kluwen van leugens, bedrog en vervaagde herinneringen. Die twijfel die vanaf het begin als een kriebelende sensatie voelbaar is, loopt geleidelijk aan op en gaat niet meer weg.
Op tweederde van het boek maakt de schrijver ineens een zwaai en begint het verhaal ernstig te zwabberen. Voor een hoofdpersoon met een flinke burn-out die al dagen zijn medicijnen niet heeft genomen is dat op zich niet erg. Dat hij de koers kwijtraakt in het familieverhaal dat hij aan het schrijven is, voegt alleen maar toe aan de geloofwaardigheid van het verhaal. Dat is immers complex op het bizarre af. Maar dat de echte schrijver daarin wordt meegesleurd en op drift raakt, kan niet de bedoeling zijn.
Na een romantisch intermezzo lukt het noch de hoofdpersoon, noch de schrijver om terug te keren naar het hoofdpad en de rode draad van het verhaal weer op te pakken. Van daar af wordt het taai en trekkerig met veel onnodige herhalingen. Daar begint ook het wisselen van eerste en derde persoon storend te worden.
De verhaalelementen die op de laatste bladzijden nog gauw even genoemd worden, missen effect omdat ze op zo’n laat moment zijn ingevoegd; haastig, slordig en onvoldoende doordacht. Als lezer snap je wat de bedoeling is, maar het heeft niet de zorgvuldige aandacht gekregen die het verdient, zeker in vergelijking met de eerste helft van het boek. Daarmee stevent het verhaal af op een rommelig en onbevredigend einde.
Die laatste hoofdstukken moeten fungeren als een cliffhanger voor een vervolg dat mijns inziens helemaal niet nodig was geweest als Het Tussenparadijs van begin af aan beter was gestructureerd. Dan had de schrijver in de vrijgekomen pakweg honderd pagina’s de losse draadjes mooier en effectiever kunnen afhechten en was het verhaal een krachtiger en consistenter geheel geworden.
Zeker na zo’n goed begin is het jammer een verhaal zo te zien ontsporen. Dan blijkt weer maar eens de toegevoegde waarde van een kundige redacteur. Zeker waar het gaat om een debuutroman en de schrijver, hoe getalenteerd en taalvaardig ook, nog weinig ervaring heeft met dit specifieke schrijfproces. Daar had de begeleiding van een goede redacteur het verschil kunnen maken.
Ook voor wat betreft de vormgeving had ik zowel de schrijver als het verhaal een mooier debuut gegund. De uitgave zoals die er nu ligt, is weliswaar een boek, maar oogt niet als een roman. Fantasieloze opmaak; zakelijke, schreefloze letter, zowel voor de cover als voor het binnenwerk; te zwaar, te glad papier en ook nog eens te strak gelijmd om prettig vast te houden. Allemaal mooi voor een ‘Handleiding vakdidactiek voor de bovenbouw’ of een marketingboek, maar niet om gezellig mee bij de haard of in de tuin te gaan zitten.
Drie sterren voor mooi schrijfwerk en een ijzersterk verhaal. Een beloftevol debuut dat zowel qua redactie als qua uitvoering meer zorg en aandacht had verdiend.
Wie houdt van mooie zinnen kan bij Het Tussenparadijs zijn hart ophalen, want ze zijn talrijk. Dat Arend Smits kan schrijven is al snel duidelijk, zowel waar het gaat om zijn taalgebruik en woordkeus als om wát hij te vertellen heeft. De verbeelding van de burn-out van de hoofdpersoon om te beginnen; de details schuren zodanig dat het direct herkenbaar is voor lezers die een dergelijke situatie hebben meegemaakt. Het kan niet anders of de auteur spreekt uit ervaring.
Toch is Het Tussenparadijs allerminst van het soort klagerige autofictie in de ik-vorm waarmee de boekenmarkt al een tijdje wordt overvoerd. Arend Smits heeft de balans gevonden tussen authentieke ervaring en professionele distantie, zoals dat heet. En dat alles in een prettige derde persoon. De ik-vorm bewaart de schrijver voor hoofdstukken waarbij hoofdpersoon Allart de lezer deelgenoot maakt van jeugdherinneringen. Vanwege de afwisseling met de hoofdstukken in de derde persoon, zorgen deze meer spontane vertellingen aanvankelijk voor een mooi reliëf.
Niet alleen wordt de lezer meegenomen in het familieverhaal dat Allart aan het schrijven is, ook zien we de hoofdpersoon op verschillende momenten in zijn leven; als kind, als puber, als jongeman, en nu als een volwassen man die terugkijkt op die Werdegang en in kaart brengt hoe het allemaal zo gekomen is.
Daarbij laat de schrijver een parade aan zeer uiteenlopende personages voorbij komen die elk hun eigen stem hebben en ook doorheen het verhaal de ruimte krijgen zich op een geloofwaardige manier te ontwikkelen. Met als kleine uitzondering de tweelingbroers, Oom Bolk en Oom Ries, die wat al te zwart-wit zijn weggezet. Niettemin zijn het stuk voor stuk mensen van vlees en bloed die de lezer niet licht vergeet.
Zoals ook Arend Smits veel niet is vergeten van zijn jeugd en jonge jaren. Hij moet echt zo’n kind geweest zijn dat veel van wat hij zag, hoorde en voelde in zijn geheugen wist op te slaan en te bewaren voor later. Het tijdsbeeld, de mode, de auto’s, liedjes en TV-programma’s, de hele couleur locale, het is allemaal even scherp waargenomen en goed onthouden, wat bijdraagt aan de herkenbaarheid van dit verhaal.
Naarmate echter het verhaal van nu en het verhaal van toen dichter bij elkaar komen, worden de wisselingen van eerste en derde persoon frequenter en wordt het lezen rommeliger en warriger. Ook de keuze voor veel korte hoofdstukken en veel, erg veel witregels, is niet optimaal. Daar had meer structuur in gemogen. Bovendien was, om de veelheid van alle uiteenlopende emoties te benadrukken, deze vorm niet nodig geweest. Die heftigheid en overweldigende verwarring weet de auteur toch wel over te brengen. Niet alleen met zijn schrijfstijl - de fijnzinnige metaforen, de gezonde afwisseling van vaart en traagheid -, maar ook met meerdere verrassende plotwendingen die de lezer op aangename - en minder aangename - wijze op het verkeerde been zetten. Net als de hoofdpersoon raakt ook de lezer verstrikt in de vraag: wie kan ik nog vertrouwen in deze kluwen van leugens, bedrog en vervaagde herinneringen. Die twijfel die vanaf het begin als een kriebelende sensatie voelbaar is, loopt geleidelijk aan op en gaat niet meer weg.
Op tweederde van het boek maakt de schrijver ineens een zwaai en begint het verhaal ernstig te zwabberen. Voor een hoofdpersoon met een flinke burn-out die al dagen zijn medicijnen niet heeft genomen is dat op zich niet erg. Dat hij de koers kwijtraakt in het familieverhaal dat hij aan het schrijven is, voegt alleen maar toe aan de geloofwaardigheid van het verhaal. Dat is immers complex op het bizarre af. Maar dat de echte schrijver daarin wordt meegesleurd en op drift raakt, kan niet de bedoeling zijn.
Na een romantisch intermezzo lukt het noch de hoofdpersoon, noch de schrijver om terug te keren naar het hoofdpad en de rode draad van het verhaal weer op te pakken. Van daar af wordt het taai en trekkerig met veel onnodige herhalingen. Daar begint ook het wisselen van eerste en derde persoon storend te worden.
De verhaalelementen die op de laatste bladzijden nog gauw even genoemd worden, missen effect omdat ze op zo’n laat moment zijn ingevoegd; haastig, slordig en onvoldoende doordacht. Als lezer snap je wat de bedoeling is, maar het heeft niet de zorgvuldige aandacht gekregen die het verdient, zeker in vergelijking met de eerste helft van het boek. Daarmee stevent het verhaal af op een rommelig en onbevredigend einde.
Die laatste hoofdstukken moeten fungeren als een cliffhanger voor een vervolg dat mijns inziens helemaal niet nodig was geweest als Het Tussenparadijs van begin af aan beter was gestructureerd. Dan had de schrijver in de vrijgekomen pakweg honderd pagina’s de losse draadjes mooier en effectiever kunnen afhechten en was het verhaal een krachtiger en consistenter geheel geworden.
Zeker na zo’n goed begin is het jammer een verhaal zo te zien ontsporen. Dan blijkt weer maar eens de toegevoegde waarde van een kundige redacteur. Zeker waar het gaat om een debuutroman en de schrijver, hoe getalenteerd en taalvaardig ook, nog weinig ervaring heeft met dit specifieke schrijfproces. Daar had de begeleiding van een goede redacteur het verschil kunnen maken.
Ook voor wat betreft de vormgeving had ik zowel de schrijver als het verhaal een mooier debuut gegund. De uitgave zoals die er nu ligt, is weliswaar een boek, maar oogt niet als een roman. Fantasieloze opmaak; zakelijke, schreefloze letter, zowel voor de cover als voor het binnenwerk; te zwaar, te glad papier en ook nog eens te strak gelijmd om prettig vast te houden. Allemaal mooi voor een ‘Handleiding vakdidactiek voor de bovenbouw’ of een marketingboek, maar niet om gezellig mee bij de haard of in de tuin te gaan zitten.
Drie sterren voor mooi schrijfwerk en een ijzersterk verhaal. Een beloftevol debuut dat zowel qua redactie als qua uitvoering meer zorg en aandacht had verdiend.
1
Reageer op deze recensie