Lezersrecensie
De ziende helpt de blinde
Onvermijdelijke confrontaties. In de broeierige milieuschets 'Mensen Naast Het Leven' (1937) likken verschillende Berlijnse randfiguren hun wonden. Het Duitse volk probeert mentaal en fysiek te herstellen van de Eerste Wereldoorlog, terwijl een diepe recessie en hoge werkloosheidscijfers de perfecte voedingsbodem vormen voor ressentiment. Collectief chagrijn richting grote standen- en klassenverschillen. Opkomend antisemitisme en gewelddadige knokploegen. Niet dat de oudere clochard Fundholz de energie en denkkracht heeft om zich over zulke kwesties te buigen. Samen met zijn verstandelijk beperkte protegé Tonnetje gaat hij op dagelijkse zoektochten naar voeding, comfort en veiligheid. Zo bemoeit Fundholz zich niet met de criminele aspiraties van de werkloze Grissman. En de oude bedelaar zal zeker niks zeggen als de blinde oorlogsveteraan Sonnenberg zijn eigen frustraties botviert op zijn jonge vrouw Elsi. Het is immers eten of gegeten worden in deze wankele economie.
De Joodse auteur Ulrich Boschwitz beschrijft deze dagelijkse beslommeringen in 'Mensen Naast Het Leven' (1937) met een komische noot. Op momenten heb ik smakelijk gelachen om absurdistische passages, zoals een terzijde waarin een opgefokte complotdenker zichzelf steeds kwader maakt als hij een antisemitisch betoog afsteekt tegen de verstandelijke beperkte Tonnetje. Niet wetende dat zijn gesprekspartner er niks van begrijpt. Tonnetje glimlacht alleen terug omdat hij dat altijd doet. Voor mij zit de kracht van Boschwitz hem in zulke vileine observaties over opgefokte mannetjes die hun eigen tekortkomingen proberen te verdoezelen met hun agressie. Tegelijkertijd kluchtig en hilarisch maar óók diep triest. In die zin weet Boschwitz ook een zekere empathie op te brengen naar onvolmaakte klungelaars als Fundholz, Tonnetje, Grissman, Sonnenberg en de vele andere wonderlijke personages die hij opvoert.
De enige hoop die aan de horizon gloort is het bruine Café 'De Vrolijke Jager', waar het bier rijkelijk vloeit en luide pianomuziek mensen op de dansvloer krijgt. Een georganiseerde groep pooiers doet zich voor als een zangvereniging voor respectabele zakenlui. De getraumatiseerde mevrouw Fliebusch ligt onderuitgezakt op een tafeltje in afwachting op de terugkeer van haar overleden echtgenoot. De dichtende pooier 'Mooie Wilhelm' neemt de rijkeluisescorte Minchen Lindner mee op sleeptouw in dit wonderlijke microkosmos vol tegenstrijdigheden. En 't lukt de slinkse amateurcrimineel Grissman eindelijk om Elsi weg te krijgen bij Sonnenberg. De blinde oorlogsveteraan maakt zich steeds kwader dat hij zelf niet eens kan zien wat deze jonge, niet-gehandicapte rivaal allemaal uitspookt met zijn eega. Deze explosieve situatie biedt voor clochard Fundholz een uitgelezen kans om voor Sonnenberg te beschrijven wat er allemaal gebeurt. Hij ziet ook wel dat diens sluimerende frustraties steeds gevaarlijker worden. Maar niet ingrijpen levert Fundholz ten minste nog extra schnaps op!
Met 'Mensen Naast Het Leven' (1937) schreef Ulrich Boschwitz een heerlijke bitterzoete tragedie over gevoelens van onmacht en opportunisme. Ik vind 't wat flauw om een werk uit '37 neer te zetten als spiegel voor onze eigen tijd, maar de parallellen met eigentijdse dilemma's - zoals populisme, nepnieuws, polarisering, etc - zijn frappant te noemen. Maar misschien weet Boschwitz met z'n geestige observaties ook gewoon te raken aan tendensen die eigenlijk van alle tijden zijn. Wanneer economische malaise mensen terugbrengt tot hun meest basale behoeftes, dan gaat men frustraties op elkaar afreageren. Op grote maatschappelijke problemen kan immers minder invloed worden uitgeoefend dan op kleinzielige afrekeningen in de privésfeer. Zonder vergezichten telt alleen eigenbelang.
De Joodse auteur Ulrich Boschwitz beschrijft deze dagelijkse beslommeringen in 'Mensen Naast Het Leven' (1937) met een komische noot. Op momenten heb ik smakelijk gelachen om absurdistische passages, zoals een terzijde waarin een opgefokte complotdenker zichzelf steeds kwader maakt als hij een antisemitisch betoog afsteekt tegen de verstandelijke beperkte Tonnetje. Niet wetende dat zijn gesprekspartner er niks van begrijpt. Tonnetje glimlacht alleen terug omdat hij dat altijd doet. Voor mij zit de kracht van Boschwitz hem in zulke vileine observaties over opgefokte mannetjes die hun eigen tekortkomingen proberen te verdoezelen met hun agressie. Tegelijkertijd kluchtig en hilarisch maar óók diep triest. In die zin weet Boschwitz ook een zekere empathie op te brengen naar onvolmaakte klungelaars als Fundholz, Tonnetje, Grissman, Sonnenberg en de vele andere wonderlijke personages die hij opvoert.
De enige hoop die aan de horizon gloort is het bruine Café 'De Vrolijke Jager', waar het bier rijkelijk vloeit en luide pianomuziek mensen op de dansvloer krijgt. Een georganiseerde groep pooiers doet zich voor als een zangvereniging voor respectabele zakenlui. De getraumatiseerde mevrouw Fliebusch ligt onderuitgezakt op een tafeltje in afwachting op de terugkeer van haar overleden echtgenoot. De dichtende pooier 'Mooie Wilhelm' neemt de rijkeluisescorte Minchen Lindner mee op sleeptouw in dit wonderlijke microkosmos vol tegenstrijdigheden. En 't lukt de slinkse amateurcrimineel Grissman eindelijk om Elsi weg te krijgen bij Sonnenberg. De blinde oorlogsveteraan maakt zich steeds kwader dat hij zelf niet eens kan zien wat deze jonge, niet-gehandicapte rivaal allemaal uitspookt met zijn eega. Deze explosieve situatie biedt voor clochard Fundholz een uitgelezen kans om voor Sonnenberg te beschrijven wat er allemaal gebeurt. Hij ziet ook wel dat diens sluimerende frustraties steeds gevaarlijker worden. Maar niet ingrijpen levert Fundholz ten minste nog extra schnaps op!
Met 'Mensen Naast Het Leven' (1937) schreef Ulrich Boschwitz een heerlijke bitterzoete tragedie over gevoelens van onmacht en opportunisme. Ik vind 't wat flauw om een werk uit '37 neer te zetten als spiegel voor onze eigen tijd, maar de parallellen met eigentijdse dilemma's - zoals populisme, nepnieuws, polarisering, etc - zijn frappant te noemen. Maar misschien weet Boschwitz met z'n geestige observaties ook gewoon te raken aan tendensen die eigenlijk van alle tijden zijn. Wanneer economische malaise mensen terugbrengt tot hun meest basale behoeftes, dan gaat men frustraties op elkaar afreageren. Op grote maatschappelijke problemen kan immers minder invloed worden uitgeoefend dan op kleinzielige afrekeningen in de privésfeer. Zonder vergezichten telt alleen eigenbelang.
2
Reageer op deze recensie