Een romantisch familiedrama vol pijn en geweld
Na jaren aan het front, keert kapitein Matthew Wallingham terug naar huis, een boerderij in Engeland. Matthew is blind geworden in de oorlog, hij is depressief en weet niet wat hij met zijn leven aan moet. De situatie in het ouderlijk huis is ook niet bepaald evenwichtig en vrolijk te noemen. Zijn jongste broer Rodney die de boerderij runt, voelt zich bedreigd door de terugkeer van Matthew, zijn moeder is diepongelukkig, vader ziek, bazig en intolerant.
Het kleine lichtpuntje in de duisternis is Elizabeth, de knappe donkerharige verpleegster die Matthew heeft verpleegd in het ziekenhuis. Ze voelen zich tot elkaar aangetrokken en houden contact, ook nadat Matthew het ziekenhuis heeft verlaten. Ook Elizabeth is niet geheel vrij van bedreigingen uit het verleden. Een verbroken relatie met een zeer gewelddadige man werpt een schaduw van angst over haar bestaan. Het is maar de vraag of Matthew en Elizabeth in staat zullen zijn alle problemen het hoofd te bieden en gezamenlijk een nieuw bestaan op te bouwen.
Helaas overleven sommige boeken niet de tand des tijds. Afgezien van het magere verhaal is het vooral de opbouw en de taal van In elkaars armen die hopeloos ouderwets en gedateerd aandoen. Na de eerste 107 pagina’s ‘inleiding’, waarin praktisch niets gebeurt, ontvouwt het verhaal zich met horten en stoten tergend langzaam, vol met ellenlange saaie dialogen – beter gezegd monologen -, die weinig of niets bijdragen en bol staan van onnodige gegevens en weetjes. De personages blijven vlak en oninteressant, de lezer kan met een minimale inspanning het verloop van het verhaal voorspellen. Het zal een interessante discussie kunnen opleveren, waarom sommige romantische boeken na tientallen jaren strak overeind blijven en sommige hopeloos verouderen. Waarom zijn Jane en haar Mr. Rochester springlevend? (Charlotte Brontë - Jane Eyre). Waarom kan een lezer zich nog steeds herkennen in de liefde van Catherine en Heatcliff (Emily Brontë - Wuthering heights), in het onbegrip tussen Scarlett en Rhett Butler (Margaret Mitchell - Gejaagd door de wind), in het in alcohol gedrenkte drama van Brick en Maggie (Tennessee Wiliams - Cat on the Hot Tin Roof)? Het antwoord is mogelijk te vinden in de beroering en herkenning van de lezer die ontstaat tijdens het lezen over echte, diepe en authentieke gevoelens. De boeken van Catherine Cookson (1906-1998) brengen zo’n beroering niet teweeg.
Catherine Cookson heeft in haar leven meer dan honderd boeken geschreven, een aantal onder haar eigen naam, een aantal onder de pseudoniemen Catherine Marchant en Katie MCMullen. Wat mogelijk het een en ander over haar manier van schrijven verklaart, is haar zware leven. Ze leefde in de schaduw van haar afkomst, de alcoholverslaving en gewelddadigheid van haar moeder en zuster, de armoede, haar ziekte, depressie en uiteindelijk haar verblijf in een psychiatrische inrichting waar zij behandeld werd met elektroshocktherapie. Het is zeer begrijpelijk, dat iemand zo zwaarbeproefd in eigen leven, als een soort uitlaatklep romantische verhalen gaat schrijven, waarin alles goed afloopt en de geliefden eeuwig geluk vinden in elkaars armen. Catherine Cookson heeft in haar leven ook haar grote liefde gevonden, haar zeven jaar jongere echtgenoot Tom, die haar tot aan haar dood in 1998 bleef steunen en die haar met slechts zeventien dagen heeft overleefd.
Wanneer Catherine Cookson was gaan schrijven over haar eigen kleurrijke leven, lijden, ellende en haar eigen grote liefde, waren haar boeken hoogstwaarschijnlijk wel beland tussen de onsterfelijke en altijd actuele literaire werken. Maar dat is helaas niet gebeurd en haar romans hebben zich geschaard tussen romantische boeken met een voorspelbaar verhaal dat niet meer dan een vluchtig gevoel van ontspanning achterlaat.
Reageer op deze recensie