Klaagzang van een vrouw die alles heeft
De term first world problems is inmiddels al aardig ingeburgerd: ook rijke mensen in ontwikkelde landen zit het wel eens tegen. De garage is te klein voor een derde auto, de iPhone 6 Plus is te groot voor de achterzak van je designerjeans, je zit in het vliegtuig en de landing begint voordat je film is afgelopen. Dit is het soort problemen waar de hoofdpersoon mee te worstelen heeft in Overspel (2014), het zestiende en nieuwste boek van de wereldberoemde Braziliaanse auteur Paulo Coelho. Hij benadert het onderwerp vanuit een positie waar moeilijk mee te identificeren valt.
De 31-jarige Linda begint een buitenechtelijke relatie met Jacob, een jeugdliefde, die ook getrouwd is. Ze vertelt ons dat ze het in de ogen van anderen goed voor elkaar heeft, maar dat zijzelf dat totaal niet zo ervaart. Ze woont in Genève, is fulltime journaliste bij een prestigieuze krant, heeft twee jonge kinderen, en is getrouwd met een rijke man die onvoorwaardelijk van haar houdt. Haar gevoel vast te zitten in een bedrukkende sleur is echter zo erg dat ze alles op het spel wil zetten voor wat spanning.
Dit idee is voor velen vast al genoeg om eens diep te zuchten en te denken: had ik maar zulke problemen. Toch weet Coelho aanvankelijk medelijden op te wekken met Linda, vooral als zij er langzaam achter lijkt te komen dat ze depressief is. Want dat is een depressie: vaak onbegrijpelijk voor de buitenwereld, onzichtbaar, loodzwaar en pijnlijk, terwijl in het begin de schijn naar de buitenwereld nog op te houden valt. Het medelijden van de lezer valt echter langzamerhand uiteen, en verschuift onwankelbaar naar haar man en de echtgenote van Jacob. Linda’s man blijft voor de lezer een hol, leeg personage: we krijgen zelfs zijn naam niet te weten. Linda roept dat ze verbaasd is dat haar man zo volmaakt is, vergeleken met andere mannen: hij drinkt niet, hij gaat nooit uit, hij brengt nooit een dag met zijn vrienden door. Afschuwelijk! Afschuwelijk voor haar man, en afschuwelijk dat Linda dit volmaakt vindt.
Marianne, Jacobs echtgenote, wekt ook medelijden. Linda ziet haar als rivale die uit de weg geruimd moet worden, en ze heeft er duizenden Zwitserse franken voor over om dit voor elkaar te krijgen. Marianne is namelijk perfect, in Linda’s ogen, ze heeft alles. Geen moment komt het bij Linda op dat dit wel erg bekend klinkt, of dat Marianne een slachtoffer is van dit overspel, net als Linda’s naamloze echtgenoot. Linda gedraagt zich als zo’n ongelofelijk verwend nest dat we de depressie alweer vergeten zijn – o, wacht, Linda is het ook al vergeten! Ze denkt nu dat ze een bipolaire stoornis heeft. Weg geloofwaardigheid.
Coelho heeft Genève zeer treffend als locatie uitgekozen. Aan de ene kant maakt dit schatrijke, politiek stabiele belastingparadijs Linda’s status als vrouw die alles heeft nog eens erger. Aan de andere kant weet Coelho de stad te beschrijven als een ultiem saaie locatie, zeker voor een journaliste: er gebeurt nooit iets van enige nieuwswaarde, en men is niet geïnteresseerd in roddels. Genève biedt ook de aanleiding voor een literaire referentie naar Frankenstein, waarover Linda de lezer drie bladzijden lang de oren van het hoofd kletst. Coelho lijkt namelijk aan te nemen dat zijn vele lezers niet weten wie het boek geschreven heeft, wat lichtelijk beledigend is. Na deze synopsis volgen samenvattingen van Dr Jekyll and Mr Hyde, de geschiedenis van Calvijn en de mythe van Eros en Psyche. Waar een schrijver als Harry Mulisch bekend staat om zijn vele onuitgelegde literaire referenties, doet Coelho hier het tegenovergestelde.
De laatste hoofdstukken vormen een soort apotheose, met een opgeheven religieus vingertje. Linda zegt in het boek dat ze niet gelovig is, maar uiteindelijk haalt ze haar wijze lessen wel uit die hoek. Dit vormt een bizar contrast met de expliciete pornografische scènes en fantasieën die door de rest van het boek gesprenkeld zijn. Het einde overtuigt daardoor niet, en voelt oncomfortabel moraliserend.
Reageer op deze recensie